2 Koningen 25, 1-12: De verwoesting van Jeruzalem
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 592)
Toen viel Nebukadnessar met zijn hele leger Jeruzalem aan. Dat gebeurde toen Sedekia negen jaar koning was, op de tiende dag van de tiende maand. De soldaten van Nebukadnessar zetten hun tenten neer en omsingelden de stad.
Zo bleef het totdat Sedekia elf jaar koning was. Er kwam steeds meer honger in Jeruzalem, de mensen hadden niets meer te eten. Op de negende dag van de vierde maand van dat jaar sloegen de Babyloniërs een groot gat in de stadsmuur. Zo wilden ze de stad binnenkomen.
De stad was nog steeds aan alle kanten omsingeld. Maar toch konden alle soldaten van Sedekia de stad uit komen. Ze ontsnapten ’s nachts via de koninklijke tuinen door de poort tussen de twee stadsmuren. Samen met koning Sedekia vluchtten ze in de richting van de Jordaan.
Maar het leger van de Babyloniërs ging achter Sedekia aan. In de buurt van Jericho haalden ze hem in. De soldaten van Sedekia vluchtten alle kanten op, maar Sedekia zelf werd gevangengenomen. Hij werd naar de stad Ribla gebracht, naar koning Nebukadnessar. Daar werd bepaald welke straf hij zou krijgen.
Eerst moest Sedekia zien hoe zijn eigen zonen vermoord werden. Toen werden zijn ogen uitgestoken. Daarna werd hij vastgebonden met kettingen, en naar Babel gebracht.
Op de zevende dag van de vijfde maand trok Nebuzaradan, de hoogste generaal van Nebukadnessar, de stad Jeruzalem binnen. Nebukadnessar was toen negentien jaar koning van Babylonië.
Nebuzaradan stak de tempel van de Heer in brand. En ook het koninklijk paleis, de grote gebouwen en alle huizen in Jeruzalem. Daarna liet hij zijn soldaten de stadsmuren afbreken.
Alle inwoners van de stad die nog in leven waren, werden door Nebuzaradan als gevangenen meegenomen. Ook de Judeeërs die de kant van de Babyloniërs gekozen hadden, moesten mee. Alleen de armste mensen mochten in het land blijven. Zij moesten voor de wijngaarden en de akkers zorgen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
In het negende jaar van de regering van Sedekia,
op de tiende dag van de tiende maand,
trok Nebukadnessar, de koning van Babel,
met heel zijn leger op tegen Jeruzalem.
Hij sloeg er zijn kamp op en wierp een wal op rond de stad.
Het beleg duurde tot aan het elfde regeringsjaar van Sedekia.
Op de negende dag van de maand,
toen de hongersnood zo erg was
dat er voor het volk geen brood meer was,
sloeg men een bres in de stadsmuur.
Hoewel de Chaldeeërs rond de stad lagen,
verlieten de soldaten 's nachts de stad
door de poort tussen de beide muren bij de tuin van de koning
en vluchtten in de richting van de Araba.
Het leger van de Chaldeeërs zette de achtervolging in
en haalde de koning in op de vlakte van Jericho,
nadat zijn leger uiteengeslagen was.
Zij namen de koning gevangen
en brachten hem naar de koning van Babylonië in Ribla.
Die sprak het oordeel over hem uit:
hij liet de zonen van Sedekia doden voor zijn ogen.
Daarna liet hij Sedekia de ogen uitsteken,
hem met twee bronzen kettingen boeien en wegvoeren naar Babel.
Op de zevende dag van de vijfde maand,
in het negentiende regeringsjaar van Nebukadnessar,
de koning van Babylonië,
trok zijn adjudant Nebuzaradan, commandant van de lijfwacht,
Jeruzalem binnen.
Hij stak de tempel van God, het koninklijk paleis
en alle huizen van Jeruzalem in brand.
Alle grote gebouwen liet hij in vlammen opgaan.
Het leger van Chaldeeërs, dat onder zijn bevel stond,
sloopte de stadsmuur van Jeruzalem.
De mensen die nog in de stad waren,
en ook zij die naar de koning van Babylonië waren overgelopen,
werden door Nebuzaradan in ballingschap weggevoerd.
Alleen de armsten van het volk liet hij achter
om te zorgen voor de wijngaarden en de akkers.
Stilstaan bij …
Sedekia
(= ‘Mijn gerechtigheid is God’)
Sedekia was koning van Juda. Hij rebelleerde tegen Babylon en zocht steun bij Egypte, terwijl Juda een vazalstaat van Babylonië was. Nebukadnesar, de koning van Babylonië, reageerde door Jeruzalem te verwoesten en de inwoners van de stad in ballingschap naar Babylon te sturen.
Tiende maand
Dit zou de maand geweest zijn die viel in december 589 en januari 588.
Nebukadnessar
Deze koning van Babylonië (605 tot 562 voor Christus) belegerde volgens de Bijbel Jeruzalem in het derde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda. Hij verwoestte Jeruzalem en liet veel Joden deporteren naar Babylon (Babylonische ballingschap) omdat ze tegen hem in opstand kwamen. In 586 verwoestte hij Jeruzalem volledig.
Chaldeeërs
Naam voor mensen die behoorden tot een belangrijke bevolkingsgroep in het zuiden van Babylonië, die geleidelijk opging in de oudere Babylonische bevolking. Vanaf het koningschap van Nabopolassar en Nebukadnesar werd het Babylonische Rijk ook ‘het land van de Chaldeeën’ genoemd.
Poort tussen de beide muren bij de tuin van de koning
Wellicht gaat het hier om de latere bronpoort. Misschien was de omsingeling op die plaats erg zwak, zodat die het meest geschikt was voor een uitbraak.
Araba
Vallei tussen de Dode Zee en de Golf van Eilat.
Ribla
Vroeger was Ribla een stad aan de oostelijke oever van de Orontes. Die stad lag aan de belangrijkste internationale handelsroute van Egypte naar Mesopotamië, via Israël en de stad Karkemis, waar de weg de Eufraat overstak.
Tegenwoordig is Ribla een tell, een getuigenheuvel, in de buurt van de stad Ribleh aan de Syrische kant van de grens met Libanon.
Oordeel
Dit oordeel / vonnis hield straffen in voor verdragsbreuk volgens het toenmalige internationale verdragsrecht.
Armsten van het volk
Het zou kunnen dat vooral de stad Jeruzalem verwoest werd en veel minder het platteland.
Bij de tekst
Betekenis
Sedekia de koning, die aangesteld was na de eerste wegvoering van koning Jojakin, kwam in opstand tegen Babylonië. Als straf werd heel het volk verbannen. Hierin zag men de hand van God: Hij straft zijn volk opdat het zou leren trouw te worden en te blijven aan het verbond.