2 Samuel 7,4-17: De droom van de profeet Natan
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 458)
Maar die nacht sprak de Heer tegen Natan. Natan moest tegen David zeggen: ‘Dit zegt de Heer: ‘Wil jij voor mij een huis bouwen waarin ik kan wonen? Maar ik heb toch nooit in een huis gewoond? Vanaf het moment dat ik de Israëlieten uit Egypte heb bevrijd, heb ik in een tent gewoond. En dat doe ik nog steeds. Ik ben altijd met de Israëlieten meegereisd. En ik heb hun leiders nooit om een huis van cederhout gevraagd.’’
Daarna moest Natan tegen David zeggen: ‘Dit zegt de machtige Heer: ‘Ik heb je weggehaald bij de schapen, omdat ik wil dat jij mijn volk leidt. Ik heb je altijd geholpen. Ik heb al je vijanden gedood. En ik heb je net zo beroemd gemaakt als de belangrijkste mensen op aarde.
Ik heb mijn volk Israël een gebied gegeven waar ze kunnen wonen. Niemand hoeft meer bang te zijn. Toen mijn volk er pas woonde, heb ik rechters uitgekozen. Zij moesten de Israëlieten leiden. Dat was in de tijd dat de Israëlieten nog door slechte volken onderdrukt werden. Maar dat gebeurt nu niet meer, David. Want dankzij mij heb jij geen vijanden meer. Ik heb voor rust gezorgd.
Ik beloof dat er in jouw familie altijd iemand koning zal zijn. Ooit zal jouw leven voorbij zijn. En als jij gestorven bent, zal ik je zoon koning maken. Ik zal ervoor zorgen dat hij lang koning blijft. En hij zal voor mij een tempel bouwen.
Ik zal voor hem een vader zijn, en hij zal voor mij een zoon zijn. Als een zoon iets verkeerds doet, dan straft zijn vader hem. Dus als jouw zoon iets verkeerds doet, zal ik hem straffen. Maar ik zal hem nooit verlaten. Saul heb ik wel verlaten, omdat ik wilde dat jij koning werd in zijn plaats. Maar jouw familie zal altijd machtig zijn. Want in jouw familie zal altijd iemand koning zijn.’’
Natan vertelde David alles wat hij van God gehoord had.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
‘s Nachts zei God tegen Natan:
‘Dit moet je zeggen aan mijn dienaar David:
Jij wilt voor Mij een huis bouwen en Mij erin laten wonen?
Maar sinds Ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot op vandaag
heb Ik nooit in een huis gewoond.
Ik ben altijd meegegaan in een tent, waar Ik in woonde.
Zolang Ik met de Israëlieten meetrok, vroeg Ik nooit aan iemand:
Waarom bouw je voor Mij geen huis van cederhout?
Ook niet aan de rechters van Israël,
die Ik aanstelde om voor mijn volk te zorgen.
Zeg daarom aan David: zo spreekt God:
Ik heb je uit de woestijn gehaald, achter de schapen vandaan,
om koning te zijn over mijn volk Israël.
Ik hielp je op al je tochten en heb al je vijanden gedood,
je naam heb Ik net zo groot gemaakt
als die van de belangrijkste mensen op aarde.
Ik gaf mijn volk Israël een gebied om in te wonen,
zonder dat ze opgeschrikt of verdrukt worden
door boosdoeners, zoals vroeger,
toen Ik rechters aanstelde over Israël, mijn volk.
Ik zorgde ervoor dat al je vijanden je met rust lieten.
God zegt dat Hij een huis voor je zal bouwen:
Als je gestorven bent, zal Ik van je zoon een koning maken
en zijn macht als koning blijven ondersteunen.
Hij zal een huis bouwen ter ere van mijn naam
en Ik zal zijn koninklijke troon voor altijd in stand houden.
Ik zal voor hem een vader zijn en Hij zal mijn zoon zijn.
Als hij de verkeerde weg opgaat,
zal Ik hem straffen, even goed als andere mensen gestraft worden.
Maar nooit zal Ik hem verstoten, zoals Ik deed met Saul,
die Ik verstoten heb om plaats te maken voor jou.
Zo zullen je huis en je koninklijke macht voor altijd blijven.
Je troon staat vast voor eeuwig.'
Al deze woorden zei Natan aan David.
Stilstaan bij ...
Natan
(= God heeft gegeven)
De profeet Natan had blijkbaar een grote invloed aan het hof van de koningen David en Salomo.
David
David was de tweede koning van Israël, na Saül.
Huis
Het 'huis van God' wordt ook 'tempel' genoemd.
Uiteindelijk heeft niet koning David, maar koning Salomo voor God een huis gebouwd. Het werd de tempel van Jeruzalem.
Tent
In de Bijbel staat dat toen de ark in de woestijn meegedragen werd op de tochten van de Israëlieten, ze onder een tent (de tabernakel) beschut werd.
Bij de tekst
De vrees van Natan
De profeet Natan vreesde dat men God zou opsluiten in een tempel, los van het leven in de steden en dorpen. Een vrees die niet zo ongegrond was als men bedenkt dat ook nu heel wat mensen ervan uitgaan dat God woont in een kerk en verder niets met het dagelijks leven te maken heeft.
De mobiele ark kreeg onder David een definitieve plaats in Jeruzalem. Dit viel samen met de overgang van het zwervende nomadenleven van de Israëlieten (woestijn) naar een sedentair boerenbestaan (Israël). De trekkende God van de nomaden werd een God met een vaste woonplaats.
Met de ark werden twee manieren zichtbaar om zich God voor te stellen:
. mobiel: God gaat op weg samen met zijn volk.
. statisch: God woont op één plaats, staat ter beschikking en is 'onder handbereik' van koning en volk.
Een huis voor God; een huis voor David
In het begin van de tekst gaat het over een huis voor God. Tegen het eind van de tekst gaat het over een huis dat God wil oprichten voor David, waarbij Hij belooft dat er altijd familie van koning David op de troon zal zitten. Lange tijd leek die belofte uit te komen: ongeveer vier eeuwen lang was de koning van Juda een nakomeling van David. Maar toen de Babyloniërs Juda en Jeruzalem in 586 voor Christus veroverden, kwam daar een einde aan.
Toch bleven de Israëlieten uitkijken naar een koning uit de familie van David. In latere teksten kreeg de belofte aan David een nieuwe, bredere betekenis: de nieuwe koning zou niet alleen in politieke zin een koning zijn, maar ook een koning die voor recht en vrede zal zorgen en over de hele aarde zal heersen (lees Jesaja 11,1-10).
Wanneer later Matteüs in het Nieuwe Testament koning David vermeldde in de stamboom van Jozef, en de evangelisten Matteüs en Lucas schreven dat Jezus geboren werd in Betlehem, de stad van David, dan was dat niet zonder reden. Zo wilden ze aantonen dat Jezus als Christus / Messias beantwoordt aan de uitspraak van de profeet Natan in 2 Samuel 7, 16.
Suggesties
Grote kinderen
KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST
David wil een huis voor God bouwen
(Naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij 2 Samuel 7,1-5.8b-11.16)
Heel lang geleden leefde koning David. Een echte koning die regeerde over het land Israël. Over hem zijn heel veel verhalen bekend die in de Bijbel werden neergeschreven.
Nu kun je je afvragen waarom we vandaag nog over koning David vertellen, een verhaal van zolang geleden.
Dat is omdat in het verhaal dingen staan waarvan de mensen nu nog zeggen: zo is het, dat vinden we ook. Daarom vertellen ze het aan hun kinderen en schrijven ze het neer zodat grote mensen het kunnen lezen.
Van de vele verhalen die over koning David verteld zijn, pikken we er vandaag een heel kort uit. Het is een mooi verhaal omdat het op een heel eenvoudige manier iets zegt over wie God is.
Toen koning David op een dag in zijn paleis rondliep dacht hij bij zichzelf:
'Zie eens hoe mooi ik hier woon.
Dat is heel wat mooier dan de tent waarin de ark staat,
die ons aan God doet denken.'
(De ark is een soort kist, die je overal kunt meedragen en die kan dienen als een troon. Koning David en alle mensen van zijn land, de Israëlieten, zegden dat de ark de troon van God zelf was)
En David dacht: 'Zou ik er niet goed aan doen
voor de ark ook een mooi huis, een tempel te bouwen?‘
Hij sprak erover met de profeet Natan.
Natan zei: 'Dat lijkt me een goed idee.'
Maar 's nachts kon Natan de slaap niet vatten.
Hij dacht over de plannen van de koning en bad tot God.
De volgende dag zei Natan tot David:
'De hele nacht heb ik tot God gebeden en God zei me het volgende:
De Israëlieten hebben de ark altijd meegedragen, waar ze ook gingen.
En als ze ter plaatse bleven,
trokken ze een tent op om er de ark in te zetten.
Zo konden ze voelen dat Ik, hun God bij hen was,
of ze nu rondtrokken of ergens ter plaatse bleven rusten.'
En Natan zei verder: 'Ik weet niet of het goed is om een tempel te bouwen.'
David zei: 'Maar ik wil dat de ark net zo'n mooi huis heeft als ik.'
Maar Natan antwoordde: 'Ik denk niet dat God dat graag wil.
God wil op een eenvoudige wijze bij de mensen blijven.
Nog het liefst wil hij als mens onder ons zijn.'
Toen zei David: 'Dan bouw ik beter geen tempel voor onze God'
En hij ging de tent binnen waar de ark stond
en dankte God om al wat hij voor zijn volk gedaan had.
VERDIEPEN
Een huis voor God
Materiaal
Fotobladzijde. Op deze bladzijde vind je verschillende types van woningen: appartementsgebouw; vluchtelingentent (merk op: in de tent is een kachel!), rijhuis, huis in sloppenwijk, caravan, villa.
Blanco bladen, papier, lijm, schaar.
Verloop
Sta stil bij een eerste foto.
De kinderen zeggen wat ze op de foto zien en wat ze eruit kunnen opmaken.
Bedek eventueel een deel van de foto met een papier, dat je geleidelijk opschuift.
Voorbeelden van wat men kan opmerken:
een open deur (welkom) - een gesloten deur (niet welkom) - een deur op een kier (afwachtend)
een huis dat in de grond vastzit - een huis op wielen - een huis dat je kunt opplooien
voor het raam: luik; tralies; rolluik
huis alleen, tussen anderen
Geef de kinderen voldoende tijd om te verwoorden.
Wanneer alle foto's (of een keuze ervan) zo besproken zijn, vertel je dat koning David een huis voor God wilde bouwen.
De kinderen bekijken opnieuw de foto's, maar nu vanuit de vraag: welk van die huizen zou een geschikt huis voor God kunnen zijn?
Onrechtstreeks verwoorden ze zo hoe ze over God denken.
Bijvoorbeeld:
Staat de deur van het huis van God open? (God is er voor de mensen)
Staat zijn huis op wielen? (God is niet aan een plaats gebonden)
Wordt het een eenvoudig huis? (God is er voor iedereen - de eenvoudigen het eerst)
Wordt het een huis met tralies? (God sluit zich af voor de mensen)
...
Belangrijk
Geef zelf geen inhoud aan het gesprek.
Stel wel vragen om het gesprek vlot te laten lopen, of om het terug bij het onderwerp te brengen.
De kinderen krijgen nadien elk een blad met daarop de verschillende foto's en een blanco blad.
Opdracht: Maak op het nieuwe blad een collage van een huis met de delen van de huizen die volgens jou bij God passen.
De kinderen krijgen daarna de tijd om de nieuwe 'huizen' te bekijken en hun keuze te verantwoorden.
Jongeren
VERDIEPEN
Het huis van David
Verdeel de groep jongeren in twee. Elk van de twee groepen krijgt de opdracht om een advertentie te maken voor een blad over woning.
De eerste groep maakt reclame voor 'huizen'.
De tweede groep maakt reclame voor 'tenten'.
Beide groepen vermelden in hun advertentie zoveel mogelijk argumenten om hun type woning te doen kopen. Het resultaat wordt op een blad papier geschreven / geschetst.
Beide groepen geven hun advertentie aan elkaar door. Hierop reageren ze vanuit het type woning waar ze zelf voordien reclame voor maakten.
Lees Samuel 7, 4-17.
Sta daarna stil bij de volgende vragen en leg telkens het verband met wat de jongeren zelf over 'tenten' en 'huizen' gezegd hebben.
- Hoe spreekt David over een tent? (Wie dacht ook zo over een tent?)
- Hoe denkt David over een huis? (Wie dacht ook zo over een huis?)
- Hoe spreekt God over een tent? (Wie dacht ook zo over een tent?)
- Hoe denkt God over een huis?
(God denkt niet over een huis als een huis van stenen of een ander stevig materiaal. Een huis ... dat zijn vooral de mensen die een gebouw tot een huis maken. Dit is te vergelijken met: 'huis van vertrouwen' - daarmee wordt ook niet het gebouw bedoeld, maar de mensen die er werken)
Later lazen de eerste christenen deze tekst als een voorspelling van de komst van Jezus: Hij wordt dat huis van David. Daarom spraken de eerste christenen in elk verhaal, waar mogelijk, die relatie tussen Jezus en David uit:
- In de twee stambomen van Jezus (die volgens Matteüs én die van Lucas) is David een voorvader.
- Jezus wordt geboren in Betlehem, de plaats waar David vandaan is.
- Als de blinde Bartimeüs verneemt dat Jezus in de buurt is, roept hij Hem toe: 'Jezus, zoon van David'. (Ook andere blinden spreken Jezus op die manier aan)
- De Kananese vrouw spreekt Jezus aan met 'Zoon van David'
- Bij de intrede in Jeruzalem zingt de menigte: Hosanna, de Zoon van David. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer.'
Lees om af te sluiten de Bijbeltekst nog eens voor.