Matteüs 21, 28-32: Een vader en zijn twee kinderen
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1559)
Toen zei Jezus tegen de priesters en de leiders van het volk: ‘Luister eens naar dit voorbeeld. Er is een man die twee zonen heeft. Hij zegt tegen de ene zoon: ‘Ga vandaag in mijn wijngaard werken.’ De zoon antwoordt: ‘Nee, dat wil ik niet.’ Maar later krijgt hij spijt en hij gaat toch. De man zegt hetzelfde tegen zijn andere zoon. Die antwoordt: ‘Goed, vader.’ Maar hij doet het niet. Wie van de twee heeft nu gedaan wat de vader wil?’
De priesters en de leiders van het volk zeiden: ‘Die eerste.’
Toen zei Jezus tegen hen: ‘Luister goed naar mijn woorden: Tollenaars en hoeren komen eerder in Gods nieuwe wereld dan jullie. Want Johannes de Doper kwam bij jullie. Alles wat hij deed, was Gods wil. Jullie geloofden hem niet, maar de tollenaars en de hoeren geloofden hem wel. Jullie zagen dat, maar jullie kregen geen spijt van je ongeloof.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag was Jezus in de tempel.
Daar gaf Hij les aan de mensen.
Toen de hogepriesters en de oudsten van het volk erbij kwamen,
zei Hij: ‘Wat vinden jullie van het volgende:
“Er was eens een man
die twee kinderen had.
Hij ging naar de oudste en zei:
‘Ga vandaag in de wijngaard werken.’
Zijn kind antwoordde: ‘Nee, ik heb geen zin.’
Maar later bedacht het zich en ging toch.
Toen ging de vader naar het tweede kind en zei:
‘Ga vandaag in de wijngaard werken.’
Die antwoordde: ‘Goed, vader.’ Maar het kind ging niet.”
Toen Jezus zijn verhaal verteld had, vroeg Hij:
‘Wie van de twee kinderen deed wat zijn vader vroeg?’
Zijn leerlingen zeiden: ‘De oudste.’
‘Echt waar, zei Jezus:
tollenaars zullen eerder het rijk van God binnen gaan dan jullie.
Toen Johannes tot jullie sprak, geloofden jullie hem niet.
Maar mensen die zondig leven, hebben hem wel geloofd.
Toen jullie dat zagen, hebben jullie zich niet bedacht
en kwamen jullie u er niet toe om hem te geloven.’”
Stilstaan bij ...
Hogepriesters
Een hogepriester stond aan het hoofd van de priesters en de levieten, de tempeldienaren. Hij was ook de voorzitter van het Sanhedrin, de Grote Raad, het hoogste Joodse gerechtshof dat besliste over wereldlijke en geestelijke zaken.
Van 18-36 na Christus was Kajafas hogepriester in Jeruzalem. Hij was de schoonzoon van Annas, die hogepriester was van 5-15 na Christus. Annas was een hogepriester met veel invloed en gezag, ook na zijn ambtstermijn. Dit is wellicht de reden waarom in het evangelie sprake is van hogepriesters.
Oudsten van het volk
De oudsten waren de hoofden van de belangrijkste families bij de joden. Zij hadden een leidinggevende positie in Israël en zetelden in het Sanhedrin, het joodse gerechtshof.
Kinderen
In de Griekse tekst van het evangelie volgen Matteüs is er sprake van twee kinderen van de vader, en niet van zijn twee zonen. Door te spreken over 'kinderen' (zoal Matteüs dat al eerder deed) spreekt men ook uitdrukkelijker de meisjes aan die deze tekst beluisteren.
Wijngaard
Een omheinde plaats waar wijnstokken groeien.
In het Oude Testament is de wijngaard het beeld van Israël.
In het Nieuwe Testament is de wijngaard het beeld voor het rijk van God.
Voorwaar / echt waar
Dit woord gaat terug op het Hebreeuwse woord ‘aman’, dat vertaald kan worden met: ‘steunen op’ of ‘toevertrouwen’. Dit woord gebruikten de joden ook om ‘geloven’ mee weer te geven, want daar hadden ze geen specifiek werkwoord voor.
Aan het begin van een uitspraak wordt dit woord gebruikt om hetgeen gezegd wordt kracht bij te zetten: ‘zo is het’, ‘het is zeker’.
Op dit ogenblik gebruiken christenen het woord ‘amen’ op het einde van een gebed. Amerikaanse christenen gebruiken het ook om een predikant te beamen (een Nederlands woord dat afgeleid is van het woord ‘amen’).
Tollenaar
Tollenaars inden tol op het gebruik van wegen, bruggen en havens, en belastingen op goederen die naar de markt gebracht werden. Ze deden dat in opdracht van de Romeinen.
Omdat ze die tolgelden en de belastinggelden willekeurig konden bepalen, deden ze er nog een flinke schep bovenop. Daarom waren ze in de ogen van de mensen afpersers en oplichters. En omdat ze werkten in dienst van de Romeinse bezetter zag men ze als verraders en zondaars.
Rijk van God
Dit rijk heeft te maken met een levensstijl waarbij men aan het woord van God de juiste plaats geeft. Het heeft niets te maken met het materiële noch met succes of met werelds machtsvertoon. Op dit punt botste Jezus op onbegrip en verzet bij zijn leerlingen en bij het volk. Want die dachten dat bij de komst van het Rijk van God de Romeinse bezetter verdreven zou worden.
Omdat dit rijk van een andere orde is dan dat wat men kent, gebruikt Jezus metaforen, beelden, gelijkenissen... om dit te verduidelijken.
Johannes
(= ‘God is genadig’)
Met ‘Johannes’ bedoelt Jezus in deze tekst: Johannes de Doper, de zoon van de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabet. Hij trad op als een profeet. Mensen die hem volgden, doopte hij als teken van hun bekering.
Gerechtigheid
Gerechtigheid is: leven volgens de tien geboden, in een juiste (rechte) verhouding met mensen onderling en met God. Jezus is hierbij heel radicaal. Bijvoorbeeld:
. niet alleen iemand doden is verkeerd, maar ook iemand haten
. niet alleen van je vrienden houden, maar ook van je vijanden
. aalmoezen geven, bidden en vasten zijn alleen belangrijk als ze gebeuren vanuit de juiste innerlijke ingesteldheid
Gerechtigheid wordt vaak verward met het woord ‘rechtvaardigheid’ (= iemand recht doen, geven wat iemand toekomt)
Geloof
Vertrouwen in iets of iemand. Christenen vertrouwen op God, die zij kennen in Jezus Christus. Dit geloof roept hen op zichzelf en de wereld rondom hen gelukkiger te maken.
Bij de tekst
Een allegorie
Deze parabel van Jezus is een allegorie. Dit wil zeggen dat iedere persoon uit het verhaal voor iemand anders of voor een groep mensen staat. In dit geval:
Personages | Wie ze oproepen | |
de vader | God | |
zijn kinderen | de mensen | |
de 'wijngaard' | Rijk van God |
God roept iedere mens om in zijn 'wijngaard' te werken. Dit werken is geen doel op zich: het wordt gedaan met het oog op de wijnoogst, die uiteindelijk het 'feesten' mogelijk maakt. Mensen krijgen dus een opdracht en werken in het vooruitzicht van een feestelijke tijd: het rijk van God.
Ze kunnen verschillend reageren:
Eerste kind | neen, maar toch wel | het type mens, die zich niet wil inlaten met God, maar die zich later bekeert. (In de ogen van Jezus: tollenaars, hoeren, mensen die sociaal verworpen werden, zondaars, heidenen) |
Tweede kind | ja, maar toch niet | het type mens, waarbij woorden en daden niet met elkaar overeenstemmen. (In de ogen van Jezus: de hogepriesters, de oudsten van het volk, religieuze leiders die in schijn gehoorzaam zijn) |
Een parabel ...
... informeert over God en zijn rijk
. God ‘roept’ mensen om zijn rijk te realiseren.
... roept op tot een aangepaste levenshouding
. Het rijk van God kan er maar komen als men ernaar handelt en niet enkel door 'ja' te zeggen.
. Niet de intentieverklaring telt, maar de daden, de manier waarop men leeft.
. Wat men doet, is belangrijker dan wat men zegt.
Merk op
. De context waarin die parabel verteld wordt is: Jezus wordt uitgedaagd door de Farizeeën. Daarop kan men op veel manieren reageren. Jezus kiest ervoor de dialoog gaande te houden en praat, en vertelt.
. Wie met de kinderen dieper wil ingaan op de betekenis van deze parabel, zal zeker stilstaan bij het feit dat uiteindelijk doen wat de ‘vader’ vraagt, meer te appreciëren is dan te zeggen dat men zal doen wat de ‘vader’ vraagt en uiteindelijk niets doet.
Bijbel en kunst
N. BUBE
Twee zonen
De kunstenares Nelly Bube geeft de drie figuren uit de parabel elk hun eigen strook.
. In het midden de vader met de schop in de hand: er moet van alles gebeuren!
Rechts boven de vader is een tros druiven te zien. Hij is de eigenaar van een wijngaard.
. Links de ene zoon. In die drie afbeeldingen zien we een hele evolutie: van onverschilligheid en niet willen meehelpen naar 'in actie schieten'.
. Rechts de andere zoon. Drie afbeeldingen schetsen een andere evolutie: van 'meedoen' naar lusteloos bij de pakken gaan zitten.
Merk ook op:
. de evolutie in de kleur van de achtergrond van de twee zonen. Wanneer de achtergrond ongeveer dezelfde kleur heeft als de achtergrond van de vader, doen de zonen wat de vader wil.
. De houding van de handen.
Suggesties
. Schrijf in gedachtenballonnen wat door het hoofd van de zonen gaat in de verschillende fases die de kunstenares schilderde.
. Maak een collage met beelden uit de actualiteit.
Zoek foto's in kranten en tijdschriften die een voorbeeld zijn van wat de vader graag wil, en ook van wat de vader niet wil.
Neem een blad en verdeel dat in drie: in het midden komt plaats voor de vader. Schets de vader. Laat je hiervoor inspireren door het werk van Nelly Bube. Of maak een zon. Kleef daarvoor gele snippers in de vorm van een zon.
Links kleef je wat de vader wil dat er gedaan wordt.
Rechts kleef je wat helemaal niet ligt in de lijn van wat de vader goed vindt.
Suggesties
Kleine kinderen
KENNISMAKEN MET DE PARABEL
De twee zonen
(Lichte aanpassing van N. BUTTERWOTH en M. INKPEN, Acht verhalen van Jezus, Ark boeken, 2000)
Een man heeft een boomgaard.
Er groeien mooie appels aan zijn bomen.
De appels zijn precies goed. Ze zijn rood en sappig.
Nu kunnen ze geplukt worden.
Die man heeft twee zonen. Hij zegt tegen de ene zoon:
'Ik wil dat je me helpt. De appels moeten vandaag geplukt worden.'
'Nee, ik wil geen appels plukken, zegt de zoon, Ik heb het veel te druk.'
Maar even later denkt hij:
'Dat was niet aardig van mij. Ik ga mijn vader toch maar helpen.'
Hij pakt een mand en gaat naar de boomgaard.
De vader gaat naar de andere zoon.
'Kom je me helpen?' vraagt hij. 'We moeten de appels plukken.'
'Ja, ik kom eraan,' zegt de andere zoon, 'even mijn laarzen aantrekken.'
De eerste zoon is druk bezig in de boomgaard.
Hij heeft al een mand vol appels.
'Goed zo', zegt zijn vader. 'Hier heb je nog een mand.
Wat fijn dat je me zo flink helpt.'
En samen werken ze totdat alle appels geplukt zijn.
Maar de tweede zoon is niet komen helpen.
Hij is helemaal vergeten wat hij had beloofd.
Wat denk je: over welke zoon is die vader het meest tevreden?
Over de eerste of over de tweede?
Vertellen vanuit een illustratie
De kinderen vertellen wat ze op de illustratie zien.
Vertel dan wat er voordien gebeurde.
Stel eerst even de personen voor: een vader en zijn twee kinderen.
De vader vroeg in het begin van de dag aan zijn kinderen gevraagd: Wil je gaan werken in mijn wijngaard? Het kind met het blauwe kleed zei: Neen. Maar dan bedacht het zich en ging toch.
Het kind met het rood-bruine kleed zei: Ja. Maar wat later was het zijn antwoord vergeten en ging niet.
Het is het einde van de dag. De vader komt terug van zijn wijngaard.
- Waarom legt hij zijn arm om de schouders van het kind met het blauwe kleed?
- Waarom staat het kind met het rood/bruine kleed wat apart?
TIP
Vertel dit verhaal dynamischer door de drie personen apart te maken. Teken hen groter over op stevig papier. Kleur ze verder in, of kleef stof om hen 'aan te kleden'.
EVEN TESTEN
Kleurplaat
Vertel eerst de parabel. Bezorg de kinderen daarna een kopie van deze kleurplaat.
De kinderen zeggen wat ze op de kleurplaat zien.
Twee jongens:
. een jongen is aan het werk.
. een andere jongen rust uit onder een boom
- Wat heeft de jongen die aan het werk is eerst aan zijn vader gezegd toen die vroeg om in de wijngaard te gaan werken?
- Wat zei de andere jongen eerst aan zijn vader?
Daarna kleuren de kinderen de plaat in.
DOEN
Kleuren
Vertel eerst de parabel. Bezorg de kinderen daarna een kopie van deze kleurplaat.
De kinderen zeggen wat ze op de kleurplaat zien.
Van links naar rechts:
. En man met een riek
. Een man die bedenkelijk kijkt
. Een mand die naar rechts wijst
. Druiven die een wijngaard oproepen
- Wat zegt de man in het midden?
- Hoe reageren de twee anderen? (besteedt aandacht aan de lichaamstaal!)
- Wat was hun eerste reactie?
Daarna kleuren de kinderen de plaat in.
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Zeg ik 'ja' of 'nee'?
Confronteer de kinderen met één van de volgende situaties, of een situatie die erop gelijkt.
. Papa vraagt hulp om af te wassen
. Mama vraagt of iemand mee in de tuin wilt komen helpen
. De juf vraagt om het bord schoon te maken
. De leider vraagt om het lokaal op te ruimen
. ...
- Zeggen jullie altijd 'ja' als jullie ook zo'n opdrachten krijgen?
- En als je 'ja' zegt, doe je dat dan ook?
- Geef eens een voorbeeld van 'ja zeggen' en 'neen doen' en ook van 'neen zeggen' en 'ja doen'.
- Beeld jullie voorbeeld ook uit.
- Hoe zou het komen dat men 'ja' zegt voor iets en het uiteindelijk toch niet doet? Wat staat er dan in de weg?
KENNISMAKEN MET DE PARABEL
Over een vader en twee zonen
Verteller
Op een dag is Jezus in de tempel. Daar geeft Hij les aan de mensen.
Als de hogepriesters en de oudsten van het volk erbij komen, vertelt hij:
“Er was eens een man die twee zonen had.
Vader
(gaat naar de oudste zoon, die op de grond zit)
Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.
Oudste zoon
Nee, ik heb geen zin.
Verteller
Maar later bedenkt hij zich en gaat toch.
(De oudste zoon staat op en gaat weg.)
Dan gaat de vader naar de tweede zoon.
Vader
(gaat naar de jongste zoon, die ook op de grond zit)
Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.
Jongste zoon
Goed, vader.
De jongste zoon blijft op de grond zitten
Verteller
Maar hij ging niet...
Wie van de twee zonen heeft nu gedaan wat zijn vader vroeg?
Jezus vertelt over twee zonen
Vertel de parabel en eindig met de vraag van Jezus: 'Wie heeft de wil van de vader gedaan?'
Gesprek
- Hoe zouden jullie die vraag van Jezus beantwoorden?
- Wat vind je van de zoon die neen zei, maar wel naar de wijngaard ging? en van de zoon die ja zei, maar niet naar de wijngaard ging?
Lees dan de reactie van Jezus voor.
Vertel dat hieruit blijkt dat het helemaal niet om een wijngaard gaat, en wellicht niet om zomaar een vader met twee zonen.
INFORMEREN
Een verhaal over het rijk van God
De parabels van Jezus gaan meestal over God en over het rijk van God.
De vader in deze parabel doet wat God doet. De twee kinderen stellen de mensen voor. De vader wil dat er in de wijngaard gewerkt wordt, anders bekomt men geen wijn. Hiermee wil Jezus zeggen dat men moet meewerken aan het rijk van God op aarde. Elders had Hij het al over dit rijk: een rijk van rechtvaardigheid, eerlijkheid, liefde...
Op de vraag van God om aan zijn rijk te werken, kan men 'ja' of 'neen' antwoorden: er zijn mensen die aan God niet zo'n belangrijke plaats geven in hun leven. Die zullen wellicht 'neen' zeggen. Er zijn mensen die in God geloven en zeker 'ja' zullen zeggen.
Maar wat blijkt:
De mensen die eerst 'nee' zegden, bedenken zich. Ze vinden het meewerken aan zo'n rijk van liefde best wel de moeite om eraan mee te werken. Ze vergeten dat ze 'neen' gezegd hebben, en beginnen te werken aan het uitbouwen van dat rijk.
De mensen die eerst 'ja' gezegd hebben, vergeten hun antwoord, en doen niets.
Er zijn mensen
die altijd enthousiast 'ja' zeggen en
'op mij kun je rekenen'.
Maar er gebeurt niets.
Het komt erop aan - zegt Jezus
enthousiast 'ja' te zeggen
en dan even enthousiast te handelen.
Zoek met de kinderen wat zij kunnen doen om aan de uitbouw van dat rijk van God mee te werken. Sommige kinderen hebben de neiging om zo'n vraag met 'clichés' te beantwoorden. Dit kun je vermijden door hen te vragen naar heel concrete situaties.
Weerhoud maximaal drie punten, zodat dit voor kinderen haalbaar blijft.
EVEN TESTEN
Woordrooster
Maak hiervoor gebruik van dit werkblad.
Verloop
De kinderen zoeken in het woordrooster de woorden die in de parabel voorkomen (man, twee, zonen, vader, werken, wijngaard, eerste, spijt, vandaag, wil, nee). De letter die overblijft is de letter 'J', de eerste letter van het woord 'Ja'. (Ga even dieper in op dit woord op de achtergrond van deze parabel)
. Vraag aan de kinderen om de parabel te herschrijven en daarin de woorden te gebruiken die in het woordrooster staan.
Om in te vullen
Vul de volgende tekst in met de volgende woorden:
eerste, man, twee, vader, vandaag, wijngaard, kinderen.
Er was eens een ......................
die ...................... ...................... had.
Hij ging naar het ...................... kind en zei:
‘Ga ...................... in mijn ...................... werken.’
Het kind antwoordde: ‘Nee, ik heb geen zin.’
Maar later bedacht het zich en ging toch.
Toen ging de ...................... naar zijn tweede kind en zei:
‘Ga ...................... in mijn ...................... werken.’
Het kind antwoordde: ‘Goed, .......................’
Maar het vergat zijn antwoord en ging niet.
Zet op de juiste plaats
Het kind antwoordde: ‘Nee, ik heb geen zin.’
Maar later bedacht hij zich en ging toch.
Er was eens een man
die twee kinderen had.
Toen ging de vader naar zijn tweede kind en zei:
‘Ga vandaag in mijn wijngaard werken.’
Het kind antwoordde: ‘Goed, vader.’
Maar het vergat zijn antwoord en ging niet.
Hij ging naar het eerste kind en zei:
‘Ga vandaag in mijn wijngaard werken.’
Correctiesleutel
Er was eens een man
die twee kinderen had.
Hij ging naar het eerste kind en zei:
‘Ga vandaag in mijn wijngaard werken.’
Het kind antwoordde: ‘Nee, ik heb geen zin.’
Maar later bedacht het zich en ging toch.
Toen ging de vader naar het tweede kind en zei:
‘Ga vandaag in mijn wijngaard werken.’
Het kind antwoordde: ‘Goed, vader.’
Maar het vergat zijn antwoord en ging niet.
- Wie van de twee heeft nu gedaan wat zijn vader vroeg?’
Wie zegt wat?
Vader, eerste kind, tweede kind
Kies uit:
. Ga vandaag in mijn wijngaard werken.
. Goed, vader.
. Nee, ik heb geen zin.
Ga daarna dieper in op de antwoorden van de kinderen.
- Doen ze wat ze zeggen?
- Welk kind handelt goed? of Wie zegt echt ja?
VERDIEPEN
Een andere titel
(C. LETERME in Simon opsteker, uitgeverij Averbode, 2002 nr 1)
Geef de kinderen de volgende spreekwoorden en uitdrukkingen:
. Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
. Belofte maakt schuld.
. Zo vader, zo zoon.
. Geen woorden maar daden
. Wie het laatst lacht, lacht het best
. Wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in.
Leg eerst die spreekwoorden en uitdrukkingen uit.
Daarna bespreken de kinderen per twee welke uitdrukking als titel voor deze parabel gebruikt kan worden.
INLEVEN
De kinderen geven voorbeelden van ‘ja’ zeggen en ‘neen’ doen
en ook van ‘neen’ zeggen en ‘ja’ doen.
Laat ze ook hun voorbeelden uitbeelden.
MEDITEREN
Wat denk jij?
Wat vind je van:
. het kind dat neen zei, maar toch naar de wijngaard ging?
. het kind dat ja zei, maar niet naar de wijngaard ging?
Op het eind van zijn verhaal stelde Jezus een vraag.
Wat zou jij op die vraag antwoorden?
Geloven …
Ik geloof dat Jezus
doet wat Hij belooft.
Ik geloof dat Hij door zijn aandacht
voor zieke en bedroefde mensen
ons de liefde van God de Vader toont.
Ik geloof dat ook ik
de dingen die ik beloof kan waarmaken.
Dat mijn 'ja' een echt 'ja' is
en dat Jezus hierbij mijn voorbeeld is.
Overwegingen
Frans Mistiaen s.j.
Minder zelfzekerheid bij onze beloften, meer dankbaarheid bij onze daden!
De eerste zoon zei "ja", maar deed niets;
de andere zei "neen",
maar kreeg achteraf spijt en deed toch alles wat was gevraagd.
In welke zoon herkennen wij ons het meest?
In de eerste, die niets doet?
Neen! Zo erg, zoals die niets-doende eerste zoon, zo zijn wij niet.
Wij proberen eigenlijk toch wel ons best te doen
om als christenen door het leven te gaan.
Zijn wij dus eerder zoals de tweede?
Neen! Want zo bot zijn wij nu ook niet tegenover God,
en vooral, wij komen er niet toe
alles te doen wat Hij van ons verlangt.
We hangen zo een beetje tussen de twee.
Eigenaardig genoeg vraagt Jezus ons niet
een verbeterde versie te worden van de eerste zoon
door eens wat méér te doen voor Hem,
maar Hij stelt ons de tweede zoon tot voorbeeld,
diegene die spijt kreeg,
die zijn innerlijke houding veranderde
en van daaruit het heel gewone werk ging doen
dat zijn vader voor die dag van hem verlangde.
Het gaat er dus niet om
dat wij "méér zouden moeten gaan doen dan wij al doen".
Het komt er vooral op aan
onze innerlijke houding te veranderen,
meer te handelen vanuit het verlangen van de Vader,
en dat bij de doodgewone dingen van de dag.
Wat zou er kunnen veranderen aan onze innerlijke houding?
De parabel zegt: "De tweede zoon kreeg spijt."
En dat maakt het verschil.
Spijt krijgen, is: tot inkeer komen en beseffen
dat wij iemand hebben gekwetst, die eigenlijk veel van ons houdt.
Wij durven inderdaad alleen onze spijt tonen aan iemand
waarvan wij durven hopen dat hij ons niet afschrijft,
waarvan wij weten dat hij van ons zal blijven houden
en ons zelfs nieuwe kansen zal geven.
De tweede zoon kwam ertoe toch te gaan werken in de wijngaard
vanuit de dankbare zekerheid
dat de vriendschap van zijn Vader sterker was
dan zijn eigen eerste, botte weigering.
De nadruk ligt dus
op de innerlijke houding waarmee hij ging werken.
Die tweede zoon trok naar de wijngaard,
niet met een gevoel van opstandigheid “omdat het toch moest”,
ook niet met een houding van superioriteit
“om nu eens te laten zien wat hij allemaal kon”.
Uit het verhaal begrijpen wij dat hij veeleer naar de wijngaard trok
met een gevoel van dankbaarheid nog te mógen meewerken die dag,
dankbaarheid te mogen blijven delen
in de vriendschap van zijn vader,
dankbaarheid te mogen rekenen op vergeving
en ondanks zijn eerste weigering toch een nieuwe kans te krijgen.
De Heer vraagt dat wij onze innerlijke mentaliteit veranderen
en er ALTIJD op uit zouden zijn te handelen
vanuit een houding van dankbaarheid
omdat wij onszelf vergeven voelen.
Dan gaan wij alles doen met veel grotere bescheidenheid.
"Liever wat minder zelfzekerheid bij onze beloften,
graag wat meer dankbaarheid bij onze gewone daden".
Aan het lawaai waarmee iemand iets doet,
kan men soms horen met welk innerlijk gevoel hij het werk verricht.
Als moeder, na het avondeten, alléén de keuken moet opruimen
omdat de rest van de familie zich op de zetels vóór de TV gooit,
ja, dan hoort men vanuit die keuken opeens
een oorverdovend bordengekletter.
Eigenlijk laat moeder dan horen:
"Ik doe dit hier in opstandigheid,
omdat ik het alleen moet doen. Kom mij toch helpen!"
Of als vader met de vuilnisbakken die hij 's avonds buiten zet,
heel uitdrukkelijk begint te rammelen,
dan gaat de oudere zoon best vlug een handje toesteken.
Want dan heeft vader een duidelijk signaal gegeven
van zijn innerlijk ongenoegen geen hulp te krijgen.
Het evangelie van vandaag probeert ons wat bewust te maken
van de ingesteldheid van ons hart:
Met welke innerlijke houding werken wij in Gods wijngaard,
in het rijk van Zijn liefde op onze aarde?
Met welk basisgevoel in het hart zijn wij christelijk geëngageerd?
Doen we dat eisend opstandig of bescheiden dankbaar?
Zijn wij actief in het parochieteam
met in het hart een gevoel van hooghartige misnoegdheid
omdat wij het allemaal alleen moeten doen,
of met in het hart een erkentelijke tevredenheid
omdat wij ons mógen inzetten?
Engageren wij ons als we gaan helpen bij spullenhulp,
om ook wat aandacht op te eisen voor onszelf
of om echt bescheiden dienstbaar te zijn voor de behoeftigen?
Voelen wij ons vooral zelfverzekerd of dankbaar?
Hier vinden wij de reden waarom Jezus zegt
dat de zondaars, die zich bekeren, eerder thuis zijn
in de liefdesmentaliteit van het Rijk Gods
dan diegenen die menen dat zij rechtschapen zijn.
Het is omdat zij, die zich vergeven weten,
meer geneigd zijn om voortaan vanuit een intense dankbaarheid
hun leven verder te gaan uitbouwen.
Terwijl zij, die denken dat zij rechtschapen zijn,
zo vlug verblind geraken
en alleen hun eigen zelfzekerheid uitstallen,
zonder dankbaarheid te tonen.
Marc Gallant, trappist (Orval)
Overwegingen
Jezus heeft de hoogste overheden van zijn volk tegen zich gekregen: 'de hogepriesters en de oudsten van het volk' is de geijkte uitdrukking voor het Sanhedrin. De hogepriesters hadden in de tempel een winstgevend handeltje opgezet, en Jezus heeft er de kooplieden van weggejaagd. Bovendien onderwijst hij zomaar in de tempel. Met welk gezag, op welke bevoegdheid? Ze staan daar rond Hem met opgekropte woede, maar Jezus houdt zich kalm: Hij zal hun iets vertellen. Een onschuldig verhaaltje dat niet onberoerd laat. Let wel: Jezus vertelt hun iets over ons. Een vader had twee zonen, en die zonen, dat zijn jij en ik. Wij dragen allen die twee zonen in onszelf, voortdurend zeggen we tegen God 'ja' en 'neen' .
Kijken wij even naar de vader. Die vader heeft twee zonen, maar hij heeft ook een wijngaard. God is een Vader die een wijngaard heeft: zijn volk, zijn Israël, zijn Kerk, en daar is er heel wat werk. Werk dat wacht, want de arbeiders zijn weinig talrijk. Daarom vraagt de Vader aan zijn zonen, en dat zijn jij en ik, om een handje toe te steken in zijn wijngaard.
Er zijn nog altijd mensen die zeggen dat ze niet willen werken in de wijngaard van een hypothetische God. En kijk, ze zetten zich in, zonder tellen, voor de minst bedeelden, de zonder-papieren en daklozen. Anderen weer geven zich uit voor christen, maar Jezus zal hun bij de grote ontmoeting moeten zeggen: ‘Ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet’ (Matteüs 25,42-43). Zij zeggen, maar ze doen niets.
Jezus kwam vaak terug op de absolute noodzaak van een daadwerkelijk geloof: ‘Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Me zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader’ (Matteüs 7,21). Johannes zal het op zijn manier herhalen: ‘Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden’ (1 Johannes 3,18).
Jezus heeft er nooit mee opgehouden de praktijk van het geloof in de verf te zetten. “Wie mijn woorden hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots. En wie mijn woorden hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over” (Matteüs 7,24-27).
In feite richt Jezus de parabel van de twee zonen tot de hogepriesters en de oudsten van het volk (Matteüs 21,23). Door hun godsdienstpraktijken bouwen deze zich zekerheid en zelfvertrouwen op, zodat ze de oproep van God in de wind slaan die Jezus hen aanreikt. De zondaars daarentegen, die niet leefden volgens de Wet, maar die deze oproep wel beantwoorden, zijn naar het beeld van de eerste zoon, die eerst “neen” heeft gezegd maar nadien toch gevolg geeft aan de vraag van de vader. Van tel is het daadwerkelijke luisteren, het nu in praktijk brengen van het woord. Wij gaan het rijk van God binnen, door wat we doen, nu. Niet de godsdienst geeft toegang tot het rijk van God, maar de daadwerkelijke liefde.