Advent vieren
Inhoudelijke voorbereiding
Kies een onderwerp waar je de viering rond opbouwt.
Bijvoorbeeld:
. De krans zelf
. Het nakende feest van Kerstmis
. Licht zijn voor elkaar
. Thema aangereikt door 'Welzijnszorg'
. ...
De invulling van wat rond de adventskrans gebeurt, wordt sterk bepaald door de leeftijd van wie rond de krans bijeenkomt.
Hoe jonger de kinderen, hoe belangrijker de sfeer.
Hoe ouder de deelnemers, hoe belangrijker de keuze van de teksten.
TIP
Om de voeling met Kerstmis niet te verliezen, doe je er goed aan bij zo’n viering minstens één Bijbeltekst te voorzien die het heeft over de geboorte van Jezus.
Bouwstenen voor een viering
Verhalen
Klik hier voor verhalen over licht, uitkijken, aandacht voor anderen ...
Activiteiten
Ster maken, kerstkaart schrijven / tekenen, kerststal maken ...
Liederen
Op de melodie van Jingle bells
(Naomi, november - december 2007, nr 2, p. 16)
Eerste* kaars, eerste* kaars,
weldra wordt het feest.
Met een dans rond de krans,
zing nu om het meest.
Eerste* kaars, eerste* kaars,
weldra wordt het licht.
Met een dans rond de krans,
en een blij gezicht.
eerste*: wijzig in 'tweede', 'derde' of 'vierde' naargelang de week van de advent.
Meditatieteksten
Kaarsen op de krans
Het is zover, alle kaarsen branden.
Overal is er licht.
Overal voel je warmte,
op school,
in de huizen,
in de winkels.
Jezus is welkom.
Kerstmis kan beginnen.
Op de adventskrans staan vier kaarsen.
Vier lichtjes
Vier vonken hoop.
Met deze kaarsen
heten we Jezus welkom.
Met deze kaarsen
heten we alle mensen in nood welkom.
We plaatsen dit eerste licht bij deze krans,
omdat we ons wilden voorbereiden op Kerstmis.
We plaatsen dit tweede licht bij deze krans,
omdat we een licht willen zijn voor de mensen rondom ons.
We plaatsen dit derde licht bij deze krans,
omdat we willen meewerken aan een toffe wereld voor iedereen.
We plaatsen dit vierde licht bij deze krans,
omdat we heel binnenkort Kerstmis vieren.
Welkom
Waar mensen het gezellig maken voor elkaar
en samen voor een warme thuis zorgen,
daar kan God thuiskomen.
Waar mensen de deur van hun huis openen
om naar andere mensen te gaan
om ermee te praten, om ze te helpen...
daar kan God thuiskomen.
Daar willen we aan denken,
daar willen we aan werken
daarom steken we deze kaars aan.
Advent
God blijft zitten
(Leen Vermeire in Vrouwen met vaart, december 2010 p. 34)
Een kind kijkt uit.
De sint komt langs:
winkels bezocht,
brief geschreven,
wortel en klontje klaargezet
Een droom van speelgoed wordt waar.
Een vrouw en een man kijken uit.
De ooievaar komt langs:
samen genieten en namen kiezen,
kleedjes kopen, bedje gedekt.
Een droom van liefde wordt waar...
Mensen kijken uit.
De kersttijd breekt aan:
cadeautjes gekocht
en de kerstboom gezet,
menu gekozen, de kaarsen staan klaar.
Een droom van verbondenheid
voor heel even waar...
God kijkt uit.
De advent breekt aan.
Vier extra weken
voor een weg naar binnen.
Vier extra weken
om ons leven te toetsen aan onze droom.
Vier extra weken
om te voelen dat we mens zijn.
Vier weken lang
heeft
de mens geen tijd.
God blijft zitten met zijn droom.
Advent, een GPS die naar Kerstmis leidt
(Geïnspireerd door Mgr L. LEMMENS, in Kerk en leven, Vlaams-Brabant en Mechelen, 28 november 2012, p. 19)
Een GPS wordt aangestuurd door satellieten.
De satellieten voor de advent zijn:
De adventskrans
Zondag na zondag actief geduldig uitkijken naar Kerstmis, met aandacht voor: zorg, goedheid, liefde.
Stoorzender
Ongeduld, niet kunnen wachten.
De actie 'Welzijnszorg
Een actie met bijzondere aandacht voor mensen die 'vergeten' worden in onze samenleving.
Stoorzender
De druk om geschenken te kopen en te delen met ... wie overvloed heeft.
De profeten
Zij schudden ons wakker en vragen 'de weg van de Heer' voor te bereiden. Zij roepen op tot vrede, rechtvaardigheid, hoop.
Stoorzender
Pessimisme.
Gebeden
Kaarsen
Bij de eerste kaars
God, onze Vader,
wij zitten in een kring rond de adventskrans.
Eén kaars brandt en geeft wat licht.
Met onze handen dichtbij de kaars
voelen we warmte.
Zo wilt U ook voor de mensen zijn:
licht en warmte.
Bij de derde kaars
God, Vader van alle mensen
het derde kaarsje brandt.
Dat is al heel wat licht.
Licht om te beter te kunnen zien
wat mensen verdrietig maakt,
zodat we er wat kunnen aan doen.
Bij de vier kaarsen
Jezus,
wij hebben een adventskrans gemaakt
met vier kaarsjes tussen groen.
Wij laten elke week een kaars branden.
Zo bereiden wij ons voor op Kerstmis:
Een kaars van ons verlangen naar U,
een kaars van onze liefde voor U,
een kaars van onze liefde voor elkaar,
een kaars van uw vrede voor alle mensen.
God, bij de eerste kaars
droom ik van vrede in de hele wereld.
Laat het licht van de tweede kaars
geluk en liefde uitstralen voor iedereen.
Bij de derde kaars hoop ik
dat alle mensen voor elkaar blijven zorgen.
Laat de vierde kaars warmte brengen
waar het nu nog koud en kil is.
Dan kan het echt Kerstmis worden...
Amen
(J. WOUTERS in Simon 2012, nr 2, p. 16)
Lieve God,
bij jou telt iedereen mee
ook de mensen die uitgesloten worden
Jij brengt ons licht en hoop en warmte
zoals deze kaarsen.
Help ons om licht en warmte te zijn
zoals jij dat bent.
Bij de krans
We zijn hier verzameld rond de adventskrans.
Wie zo'n krans zet of hangt, wil zeggen:
ik kijk uit naar het feest
van de geboorte van Jezus.
Dit wil niet zeggen
dat we met gekruiste armen zitten te wachten,
maar dat we met hart en handen willen werken
aan een betere wereld.
God, onze Vader, geef ons hiervoor de kracht.
Maak ons sterk, zodat wij het volhouden
om uw liefde door te geven.
God,
als ik naar een adventskrans kijk,
dan denk ik aan de mensen
die het opnemen voor medemensen die vergeten worden.
Zij zijn als de kaarsen op een adventskrans.
Met hun groeiend licht verdrijven zij de duisternis.
Zij horen mensen zonder stem en zien hun noden.
Zij voelen hun angst en protesteren tegen al wat vierkant draait.
Zij buigen alles om tot een krans van leven,
tot een krans van groene bladeren.
Op mijn manier wil ik ook een licht in het duister zijn,
voor alle mensen die ik in mijn leven tegenkom.
Welkom
God, graag wil ik mijn hart voor Jou openstellen,
zodat Jij in mij kunt leven,
net als bij Jezus.
Maak van mij een huis
waar Jij welkom bent.
En laat mij voor velen een teken zijn
van jouw vriendschap.
(naar: Erwin Roosen, Dag God, Uitgeverij Averbode 2002)
Jezus,
wij maken ons klaar voor Kerstmis.
Dit jaar wordt pas een mooie Kerst
als Jij welkom bent,
als wij van ons hart een echte' thuis maken,
voor Jou, voor de anderen.
Jezus, we vieren binnenkort weer
dat je gekomen bent in ons midden.
Voor jou willen wij plaats maken.
In onze woonkamer voor het kerststalletje
en in ons hart voor jouw liefde.
Je mag komen, Jezus.
We hebben je plaats klaargemaakt.
Je bent welkom.
We wachten op je.
God,
de mensen maken zich klaar,
want het kerstfeest is weldra daar.
Ze kopen mooie cadeautjes met een kleurrijk lint
En doen wat iedereen maar normaal vindt.
Toch vergeten ze iets heel apart:
het klaarmaken van hun hart.
God, leer mij uitkijken naar wat belangrijk is.
Dan pas wordt het echt Kerstmis.
Naar: Simon 2006, nr 3, p. 16
Praktische voorbereiding
Naast de inhoudelijke voorbereiding van zo’n viering is er ook de praktische voorbereiding. Tracht hierbij zoveel mogelijk deelnemers te betrekken. Hoe gering hun bijdrage ook is, het vergroot hun betrokkenheid.
- Wie steekt de kaars(en) aan?
- Wie blaast de kaars(en) uit?
- Wie leest iets voor? (afhankelijk van de leeftijd)
- Wie zingt iets voor?
- Wie kan muzikaal begeleiden?
- Wie legt iets bij de krans?
- Wie laat de dvd spelen?
Vieringen tijdens de advent
Voorbeeld 1
- de kaars(en) worden aangestoken.
- het gebedsmoment inleiden:
Bijvoorbeeld:
Bidden is ...
God binnen laten in je hart.
Weten dat Hij heel veel van je houdt,
zomaar blij zijn dat Hij er is...
Dat is ook:
proberen te houden
van alle mensen om je heen;
delen met anderen,
vooral met kleine en arme mensen,
net zoals Jezus het deed.
- Na wat stilte kunnen de kinderen één voor één met hun eigen woorden hardop bidden, als ze dat willen.
- Daarna bidden alle kinderen samen het Weesgegroet. Dit wordt aanvankelijk heel langzaam gebeden samen met de kinderen die het gebed reeds kennen
of:
als niemand het kent: zin per zin, zodat de kinderen de kans krijgen het zin per zin na te zeggen.
Wees gegroet Maria. Vol van genade. De Heer is met u.
Gezegend zijt gij boven alle vrouwen
En gezegend is de vrucht van uw lichaam Jezus.
Heilige Maria, moeder Gods
Bid voor ons, arme zondaars,
Nu en in het uur van onze dood. Amen
- Lees voor uit de Bijbel
- Zing samen een lied
- De kaars(en) wordt uitgeblazen.
Voorbeeld 2
- De kaars(en) worden aangestoken.
- Laat de kinderen iets tot Jezus zeggen
(Wie van jullie wil iets tot Jezus zeggen?)
- Bid een gebed voor ivm advent
- Lees voor uit de Bijbel
- Bid samen het 'Wees gegroet'
Voorbeeld 3
Hiermee wordt begonnen op de dag waarop de adventskrans wordt gemaakt.
. Bid bij het aansteken van de kaars(en) een kort gebed of lees een korte bezinningstekst voor.
. Na wat stilte bidden de kinderen met hun eigen woorden, als ze dat willen.
. Bid samen het 'Wees gegroet'. Dit wordt aanvankelijk heel langzaam gebeden samen met de kinderen die het gebed reeds kennen.
Als niemand dit gebed kent, zeg het dan zin per zin voor, zodat de kinderen de kans krijgen het zin per zin na te zeggen en het zo geleidelijk aan te leren.
Een vaste opvolging van verhalen, zang, dans, gebeden, bezinningsteksten... biedt kinderen geborgenheid. Dit ritueel kan telkens in grote lijnen op dezelfde manier verlopen, met ruimte om elementen toe te voegen en/of te vervangen.
Het is belangrijk om hierbij ruimte te laten voor de eigen inbreng van het kind.
Vieringen op het einde van de advent
Vier kaarsen ...
C. Leterme in Samuel Plus, 2004, nr 3
Vooraf
Zorg voor vier kaarsen, die elk met een lint versierd zijn, waaraan een kaartje met één van de volgende woorden: VREDE, VERTROUWEN, LIEFDE, HOOP. (Kaarsen zijn beter dan theelichtjes omdat ze gemakkelijker uit te blazen zijn en nadien terug aan te steken, zonder dat er teveel met was geknoeid wordt)
Zorg voor vijf kaartjes waar je telkens één van de volgende teksten op kleeft:
1 (Kaars 1)
Ik ben de vrede.
Als je om je heen kijkt,
kun je me niet kwalijk nemen dat ik uitdoof.
Wacht een poosje en blaas dan de kaars uit.
2 (Kaars 2)
Ik ben het vertrouwen.
Meestal kan men me missen.
Het heeft echt geen zin dat ik nog verder blijf branden.
Wacht een poosje en blaas dan de kaars uit.
3 (Kaars 3)
Ik ben de liefde.
De mensen zien niet meer naar me om.
Ze vergeten zelfs om van hun medemens te houden.
Wacht een poosje en blaas dan de kaars uit.
4 (Kind)
Ga naar de kaarsen toe die uitgeblazen werden.
Waarom branden jullie niet meer?
Jullie maken me verdrietig.
5 (Kaars 4)
Je moet niet wenen. Ik brand nog.
Ik kan alle kaarsen terug aansteken. Ik ben de hoop.’
Steek voorzichtig met je brandende kaars, de drie overige kaarsen aan.
Zorg voor evenveel theelichtjes als er kinderen zijn (ook al zijn ze ziek), voor evenveel vellen gekleurd tekenpapier (ongeveer 15 cm2), voor dubbelzijdig plaklint en voor kerstmuziek.
Verloop van de viering
Zing een adventslied dat de kinderen kennen.
Vijf kinderen krijgen een kaartje met tekst – vier van hen krijgen een brandende kaars met het kaartje dat bij de tekst hoort. De kinderen lezen elk hun tekst in de volgorde die met cijfers is aangegeven en doen wat cursief op het kaartje staat. Nadien worden deze kaarsen bij een kerststal geplaatst of een illustratie die het kerstgebeuren oproept.
Zing een lied ivm Kerstmis.
Lees het kerstverhaal zoals je het vindt bij Lucas 2, 1-20
Maak het even stil. (Een minuut stilte?)
Nodig de kinderen uit om uit het tekenpapier dat je geeft, een ster te knippen waarop je nadien een theelichtje op vastmaakt. Laat intussen kerstmuziek horen. Als alle theelichtjes gekleefd zijn lees je een bezinningstekst voor. Laat daarna de kinderen nadenken over de manier waarop ze kunnen liefhebben zoals Jezus. Dit wordt op de ster geschreven als een kerstwens (bv. van vrede, geluk, liefde, verdraagzaamheid ...).
Al deze lichtjes worden nadien geschikt rond de stal. De kinderen gaan terug rond de stal, de vier kaarsen en de lichtjes staan. Ze zingen een levendig blij kerstlied.
Deel daarna de ‘kerststerren’ aan alle kinderen uit. Spreek af wie ervoor zorgt dat ook zieke kinderen een ‘kerstster’ krijgen.
Tien kaarsjes...
(C. LETERME in Simon plus, Uitgeverij Averbode, 2003, nr 3)
Er waren eens tien kaarsjes met vlammetjes zo fijn.
Zij wilden op het kerstfeest graag goede lichtjes zijn.
Eén kaarsje viel het tegen altijd in vlam te staan.
Het doofde snel zijn lichtje en is toen weggegaan.
Er waren negen kaarsjes. Eén van de negen zei:
Ik vind het hier niet prettig. En stapte uit de rij.
Er waren nog acht kaarsjes, dat was een mooi gezicht.
Eén dacht: ‘Ik ben de beste.’ Meteen verdween zijn licht.
Toen stonden van die kaarsjes er zeven nog in vlam.
Maar één vergat te branden, hij wist niet hoe dat kwam.
De vlammen van zes kaarsjes die brandden honderduit.
Eén zei: ‘Ik ben de mooiste!’ En ja, toen ging ie uit.
Nog maar vijf kaarsjes over. Wat zullen ze gaan doen?
Eén brandde veel te haastig. Opeens verdween hij toen.
Er brandden nog vier kaarsjes. Ze brandden helder op.
Eén werd er uitgeblazen. Hij lette niet goed op.
Van die drie kaarsjes ging er één met ‘t donker mee.
Hij vond het niet meer nodig. Toen waren er nog twee.
Die beide laatste kaarsjes, wat waren ze alleen.
Eén ging van moeheid slapen. Toen was er nog maar één.
Het laatste kleine lichtje dat eenzaam branden bleef dacht:
Als ik nu mijn lichtje eens aan een ander geef!
Toen heeft dat ene kaarsje het feest nog juist gered:
‘t heeft alle andere kaarsjes opnieuw in vlam gezet.
Nu branden alle kaarsjes met vlammetjes zo fijn.
Ze wilden op het kerstfeest graag goede lichtjes zijn.
(Uit: Kerk en leven nr 49 – 20 december 1990, p. 22)
Inspireer je aan bovenstaande tekst voor het organiseren van een kerstviering.
Lees de tekst voor en laat de kinderen in negen (er zijn negen vlammetjes die niet meer willen branden) groepjes kort formuleren waarom ze soms geen ‘lichtje’ zijn. Zie na of de groepjes niet teveel dezelfde situaties opgeven.
Vorm met de kinderen een grote kring waarbij de kinderen van een zelfde groepje samen staan. In het begin van de viering staan er in het midden tien theelichtjes op een rood servetje dat met dennentakken versierd is. Lees de eerste twee zinnen van de tekst voor, en leidt dan de kinderen in die zullen zeggen waarom elk van de negen kaarsjes uitdoven. Een voor een neemt iemand per groepje een theelichtje. Iemand anders van het groepje zegt waarom het lichtje niet meer brandt. Een derde (afhankelijk van de grootte van de groep) blaast het lichtje uit. Dit gaat door tot er nog maar één theelichtje staat.
Lees dan de zes laatste zinnen van de tekst hierboven voor.
Ga dan met het laatste brandende theelichtje rond in de kring, zodat iedereen die een uitgedoofd theelichtje heeft het terug kan aansteken. (Eventueel de vlam doorgeven met een lucifer, om te vermijden dat er overal spatten met vloeibare was gemaakt worden.)
Beëindig deze viering met een gebed en een lied.
Bedenkingen bij de tekst over de tien kaarsjes
. De reden waarom elk kaarsje uitgaat is nogal banaal.
Misschien kun je de kinderen laten brainstormen ivm situaties, waarbij licht en warmte uit het leven geraken.
. Maak meer werk van het opnieuw aansteken van de verschillende kaarsen: hoe en wanneer en waar kunnen mensen licht doorgeven aan elkaar?