Wat?
Bij het dramatiseren speelt men een verhaal, dat voordien verteld werd, zo goed mogelijk na. Toch is dit geen 'toneel spelen', omdat men de teksten niet letterlijk voordraagt.
Bij het dramatiseren van een tekst uit de bijbel, komt in het spel altijd meer voor dan wat letterlijk in het Bijbelverhaal staat, omdat dit meestal heel beknopt verteld is.
Bedoeling
Verkennen van het verhaal
De deelnemers spelen de rol van het gekozen personage volgens de lijn van het verhaal.
Zich inleven in het verhaal
Vanuit een rol verkennen de deelnemers wat er zoal door het hoofd van een personage gaat (welke belevingen komen erbij op, wat verlangt het personage, hoe handelt die en wat is het effect daarvan op anderen) om zo de eigen leefwereld te verruimen.
Verwoorden van ervaringen
Ze verwoorden na het spel hun eigen beleving van de rol voor elkaar.
Inzicht in het geloofsleven van anderen
Bij het spelen van een Bijbelverhaal hebben ze aandacht voor de relatie van het personage tot God en krijgen ze de mogelijkheid om zich af te vragen of die relatie met God ook nu inleefbaar is.
De begeleider kan via de dramatisatie, nagaan in welke mate de deelnemers vertrouwd zijn met het verhaal en te weten komen wat het verhaal hun te zeggen heeft.
Aan de slag
Start
Kennismaking met het verhaal
(vertellen, voorlezen of in stilte laten lezen)
Stilstaan bij het verhaal
Bespreek wie in het verhaal een rol speelt of vraag om in de tekst te omcirkelen welke personen er in het verhaal voorkomen.
(Noteer dit op een bord of op een flap)
Als jij één van de mensen uit het verhaal zou moeten spelen, wie zou jij dan willen zijn?
(Noteer dit bij de figuren die reeds op het bord of op de flap staan)
Belangrijk
De begeleider nodigt uit om een rol te spelen of stimuleert daartoe. Maar kan nooit een rol opdringen.
Gesprek
- Vertel aan elkaar waarom je dit personage gekozen hebt
- Als je die rol zou spelen, waarop zou je dan letten?
- Wie gaat die rol zo dadelijk spelen?
De 'toeschouwers' krijgen een aantal observatieopdrachten, die bij voorkeur liggen in de lijn van de inhoud van het verhaal.
Dramatiseren
Het spel
Wie het spel speelt, krijgt wat tijd om de nodige afspraken voor het spel te maken. Wel niet te veel, zodat de dialogen niet te vast komen te liggen en de eigen persoonlijke inbreng van de spelers groter kan zijn.
Bij het spel kunnen enkele sobere attributen een goed hulpmiddel zijn. (overdaad werkt afleidend - soberheid stimuleert creativiteit). Zo kun je de deelnemers beter enkele vierkante of rechthoekige lappen stof geven dan afgewerkte kleding. Dit helpt hen om zich meer te concentreren op de inhoud van het verhaal
Eén lap stof kan dan naar omstandigheden zijn: rok, mantel, tent, hoofddoek, kleed, blinddoek ...
Bij het begin van het spel stellen de spelers zich kort aan de toeschouwers voor.
Bv. 'Ik ben de vader hier in huis. Ik heb een drukke dag gehad. Zo dadelijk ga ik met de anderen van mijn gezin gaan eten.'
Zo'n voorstelling helpt de spelers om zich meer met hun rol te identificeren.
Bespreking van de dramatisatie
De spelers delen hun ervaringen mee op het niveau van het verhaal en van de beleving.
B.v.:
- Welke Bijbelfiguur heb je gespeeld?
- Hoe heb je die rol beleefd?
- Wat heb je gevoeld, gedacht, gefantaseerd, gewild, gezegd, gedaan?
- Wat had je graag nog willen zeggen en doen?
- Als je nu echt die Bijbelfiguur zou zijn, wat zou je dan nog allemaal doen of zeggen?
- Herken je iets van je rol in je eigen leven, vroeger of nu?
- Zie je elementen uit het verhaal of het spel ook in de maatschappij en de wereld rondom je gebeuren? Vertel even.
De toeschouwers vermelden wat hun opgevallen is.
Laat in deze bespreking geen ruimte voor vragen als: Was het goed? Fout? Wie was de beste?
Of bijkomstigheden als: 'Hij had zijn handen zo gek'.
Eventueel kan de 'toeschouwersgroep' hetzelfde verhaal op hun eigen manier uitbeelden.
Nagesprek
- Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?
- Voor wie is dit verhaal geschreven, denk je?
- Kun je ook zeggen waarom mensen dit verhaal vertellen?
- Wat vind je van dit verhaal terug in het dagelijks leven?
Synthese
Vertel het verhaal opnieuw en verwerk erin de gedachten van de spelers of lees het verhaal opnieuw voor.
Timing
Een dramatisatie vraagt nogal wat voorbereidingstijd (bijvoorbeeld 10 minuten) terwijl het spel doorgaans heel vlug gespeeld is ( minder dan 5 minuten)
Dramatisatie van Bijbelteksten
Gemakkelijk te acteren teksten zijn:
- een aantal parabels
- de roeping van de leerlingen
- Zacheüs
- de zondares bij Simon de Farizeeër
- het laatste avondmaal met de voetwassing
Verhalen waar een voldoende spanning in zit.
Een aantal Bijbelteksten is niet geschikt voor het dramatiseren. O.a.:
- De verrijzenis van Christus,
omdat dit gebeuren in de eerste plaats de verwoording is van een geloof.
- Wonderverhalen,
omdat de betekenis ervan veel belangrijker is dan het verhaal zelf.
Evaluatie voor de begeleider
Verhaal
- Laat het verhaal toe dat het gedramatiseerd wordt?
- Is er voldoende spanning in het verhaal met zowel 'positieve' rollen, als rollen die niet akkoord gaan met de situatie?
Spelers
- Kunnen de kinderen zich identificeren met de figuren in het verhaal?
Voorbeelden
Jezus en Zacheüs
Klik hier voor een dramatisatie bij het verhaal over Zacheüs.
De herbergier die uit zijn rol viel
C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 360)
Er was eens een jongen die voor het kerstspel op school de rol van herbergier kreeg. Hij was fors van gestalte en moest met zijn norse stem Jozef en Maria afwijzen. Hij repeteerde aandachtig en kende alle zinnen goed van buiten.
Toen kwam de dag van de opvoering.
Jozef klopte aan de deur. ‘Wat zoeken jullie?’ vroeg hij,
terwijl hij de deur met zwier openzwaaide.
‘We zoeken onderdak,’ antwoordde Jozef.
‘Dat moet je dan ergens anders zoeken,’
zei de jongen die herbergier speelde, ‘de herberg is volzet.’
Maar Jozef drong aan: ‘We komen van ver.
We hebben al overal geprobeerd,
het is avond en we zijn doodmoe!’
‘In deze herberg is geen plaats meer,’ riep de herbergier
terwijl hij strak voor zich uitkeek.
Jozef bleef smeken: ‘Mijn vrouw kan elk ogenblik een kindje krijgen.
Heb je echt geen klein hoekje waar we wat kunnen rusten?’
Toen keek de jongen, die voor herbergier speelde, in de richting van Maria. Hij raakte zo van streek bij het zien van haar smekende blik, dat hij het zinnetje dat hij nors moest uitspreken, plotseling kwijt was.
Het werd erg stil in de zaal.
De souffleur fluisterde: ‘Het is onmogelijk. Ga door.’
Bijna als een robot herhaalde de herbergier de zin:
‘Het is onmogelijk. Ga door.’
Dan moest hij de deur dicht slaan en onmiddellijk naar binnen gaan. Maar hij bleef vanuit zijn deur Jozef en Maria nastaren die moedeloos weggingen. Toen riep hij verward: ‘Neen niet weggaan. Kom terug. Jullie kunnen in mijn kamer blijven.’
Terwijl hij dit zei, raakte hij zichtbaar opgelucht
en kwam er een glimlach op zijn gezicht.