Inhoudstabel
…page…
Daniël 5, 1-6.13-14.16-17.23-28: Vreemde letters
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1423-1424)
Op een dag gaf koning Belsassar, de zoon van Nebukadnessar, een groot feest. Hij had duizend hoge ambtenaren gevraagd om te komen. De koning dronk veel wijn op het feest, en hij werd dronken. Hij zei: ‘Ik bezit veel gouden en zilveren bekers uit de tempel van Jeruzalem. Die heeft mijn vader ooit meegenomen. Breng die bekers hier, dan gaan we daaruit drinken.’
De bekers uit de tempel van Jeruzalem werden gehaald. En de koning, zijn belangrijkste ambtenaren en al zijn vrouwen dronken eruit. Tijdens het feest dankten ze hun goden van goud, zilver, brons, ijzer, hout en steen.
Plotseling werd er een hand op de muur van de feestzaal zichtbaar. De vingers van die hand schreven iets op de witte muur. Het licht van de lamp scheen erop. Toen de koning de hand zag schrijven, werd hij wit van angst. Hij had geen kracht meer en kon niet meer op zijn benen staan.
Onmiddellijk werd Daniël bij de koning gebracht. De koning zei: ‘Jij bent dus Daniël. En jij bent ooit door mijn vader in Juda gevangengenomen. Ik heb over je gehoord. Er wordt gezegd dat de heilige goden je bijzondere kennis gegeven hebben. Er wordt ook gezegd dat je verstandig en wijs bent.
Ik heb gehoord dat jij dingen die niemand begrijpt, kunt uitleggen. Daarom vraag ik je: Lees deze letters en zeg mij wat er staat. Dan zul je in mijn koninkrijk een heel belangrijke bestuurder worden. Dan zal ik je een mooie, rode mantel en een gouden ketting geven.’
Daniël zei tegen de koning: ‘Ik zal de letters voor u lezen en u zeggen wat er staat. Maar uw cadeaus mag u houden, of aan iemand anders geven.
U hebt iets gedaan dat de Heer van de hemel niet goedvindt. U liet de bekers halen die in de tempel van de Heer horen. U hebt daaruit wijn gedronken. Uw hoogste ambtenaren en al uw vrouwen deden mee. En u dankte uw goden van zilver, goud, brons, ijzer, hout en steen. Dat zijn goden die niet kunnen zien en niet kunnen horen. Ze weten niets. Maar de God die u het leven gegeven heeft, dankt u niet. Hij is de God die altijd bepaalt wat er gebeurt!
Daarom liet God die hand letters schrijven op de muur. Er staan vier woorden: ‘Menee, menee, tekeel, oefarsien’. Die woorden hebben allemaal een betekenis. Menee betekent: geteld. God heeft de dagen van uw koningschap geteld. U mag niet langer koning zijn. Tekeel betekent: gewogen. God heeft u gewogen en u bent niet goed genoeg om koning te zijn. Oefarsien betekent: verdeeld. Uw koninkrijk wordt verdeeld tussen de Meden en de Perzen.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag organiseerde Koning Belsassar eens een groot feestmaal voor duizend rijksgroten. Hij dronk wijn in tegenwoordigheid van de duizend gasten. Onder invloed van die wijn vroeg hij om het gouden en zilveren vaatwerk te halen, dat zijn vader Nebukadnessar uit de tempel van Jeruzalem had meegenomen. Hij wilde met zijn rijksgroten, zijn vrouwen en bijvrouwen daaruit drinken. Dus bracht men het gouden en zilveren vaatwerk dat uit de tempel van Jeruzalem was weggehaald, en de koning, zijn rijksgroten, zijn vrouwen en bijvrouwen dronken eruit. Bij het drinken van de wijn loofden ze hun goden van goud en zilver, van brons, ijzer, hout en steen. Terwijl ze dat deden, verschenen er vingers van een mensenhand die iets schreven op de gepleisterde muur van het koninklijk paleis juist tegenover de luchter. De koning zag de schrijvende hand. Hij werd wit van angst, raakte in verwarring, zijn benen trilden en zijn knieën knikten.
Toen werd Daniël voor de koning geleid. De koning vroeg: 'Ben jij Daniël, een van de ballingen van Juda, die de koning, mijn vader, uit Juda heeft weggevoerd? Ik heb gehoord, dat de geest der goden in jou is en dat je beschikt over inzicht, verstand en buitengewone wijsheid. Men vertelde me dat je dromen kunt verklaren en knopen ontwarren. Wel, als je het schrift kunt lezen en het mij verklaren, zul je met purper worden bekleed, de gouden keten om uw hals dragen en als derde heersen in het koninkrijk.' Daniël zei tegen de koning: 'Hou je gaven en geef je geschenken aan een ander. Het schrift zal ik wel voor de koning lezen en verklaren. Je hebt je boven de Heer van de hemel willen verheffen: je hebt het vaatwerk van zijn tempel laten halen en jij, je rijksgroten, je vrouwen en bijvrouwen dronken er wijn uit. Goden van zilver en goud, van brons, ijzer, hout en steen, die niet zien, niet horen en niet kennen, hebt je geëerd, terwijl je de God in wiens hand je adem ligt en heel je leven, niet hebt geprezen. Daarom liet Hij die hand dit schrift schrijven. Dit staat er: Mene tekel ufarsin. En dit is de verklaring:
mene, geteld heeft God je regeringsjaren en er een eind aan gemaakt;
tekel, gewogen bent je op de weegschaal en te licht bevonden;
peres, verdeeld is je koninkrijk en aan de Meden en Perzen gegeven.'
Stilstaan bij …
Belsasar
In deze tekst wordt hij de zoon van Nebukadnesar genoemd.
Letterlijk genomen is dit niet juist. Hij was de zoon van Nabonides, een latere opvolger van Nebukadnesar.
Ofwel wist de schrijver van deze tekst dat helemaal niet.
Ofwel zei hij dat, omdat hij wilde aantonen dat Belsasar afstamde van een heel belangrijk koning.
Mene, tekel ufarsin
Dit waren tekens voor verschillende geldstukken, te vergelijken met het euroteken of het dollarteken. Maar men kan ze ook lezen als Aramese woorden. Dan betekenen ze: tellen, wegen en verdelen. Daniël legt uit dat God de dagen van Belsassar koning geteld (= mene) heeft, dat de regering van Belsassars zal ophouden. Hij is als koning niet goed genoeg: hij is gewogen (= tekel), beoordeeld. Zijn koninkrijk zal in verschillende delen aan anderen worden gegeven (= ufarsin).
Bij de tekst
Aramees
Het boek Daniël is deels geschreven in een andere taal dan het Hebreeuws, de taal waarin de meeste teksten van het Oude Testament werden geschreven. Daniël 2, 4 - 7, 28 is in het Aramees geschreven. Deze taal lijkt erg op het Aramees.
Net zoals het Hebreeuws moet het Aramees gelezen worden van rechts naar links.
Echt gebeurd?
. Volgens andere bronnen is Belsassar nooit zelf koning geweest: hij heeft alleen tijdelijk de regering van zijn vader Nabonidus (556-539) overgenomen.
. Het Babylonische rijk is veroverd door Cyrus (Perzen), niet door Darius de Mediër (Meden).
Voor de schrijver was dit niet zo belangrijk: hij wilde vooral duidelijk maken dat God een inbreng heeft in de geschiedenis.