Exodus 1, 1 - 2, 10:De geboorte van Mozes
De tekst
Dichter bij de tijd
Korte tekst
De Israëlieten woonden al een tijd in Egypte. Lang geleden vluchtten ze er heen, omdat er hongersnood was in hun land. Intussen waren ze er met heel veel. Dat vonden de Egyptenaren niet leuk. De farao zei: ‘Er zijn teveel Israëlieten en ze zijn te sterk.’ En hij zei tegen zijn dienaren: ‘Laat de Israëlieten maar werken als slaven. En als er jongetjes geboren worden, moeten ze gedood worden.’
Op een dag kreeg een vrouw een zoontje. Omdat ze bang was dat het gedood zou worden, besloot ze het te verstoppen. In het begin was dat gemakkelijk. Maar toen het jongetje ouder werd, begon het te veel lawaai te maken. Zijn moeder had een slim plan: ze legde haar zoontje in een waterdichte mand en verstopte het tussen het riet van de Nijl, een grote rivier. Ze zei tegen haar dochter Mirjam: ‘Pas op hem en kijk uit.’
Op een dag kwam een Egyptische prinses, de dochter van de farao, bij de rivier om zich te wassen. Ze zag het mandje en maakte het open. Daarin lag een jongetje. Het weende. De prinses wilde het kindje houden. ‘Ik noem hem Mozes,’ zei ze.
Dan ging Mirjam naar haar toe en zei: ‘Ik ken een vrouw, die voor de baby kan zorgen, tot hij groot genoeg is om in het paleis te gaan wonen.’
Myriam liep snel naar haar moeder: 'Mama, een prinses wil dat je voor mijn broertje zorgt.' De moeder ging naar de prinses, die vroeg: 'Wil jij ervoor zorgen dat dit kindje eten krijgt en verzorgd wordt? Ik zal er je voor betalen.' De moeder nam haar zoontje in haar armen en zorgde er goed voor. Toen Mozes groter was, bracht ze hem terug bij de prinses. Die zorgde er verder voor alsof het haar eigen zoon was.
Lange tekst
(Bewerking: C. Leterme)
Dit zijn de zonen van Jakob die naar Egypte verhuisden: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issakar, Zebulon, Benjamin, Dan, Naftali, Gad en Aser. Samen met hun vrouwen en kinderen waren ze met zeventig. Hun broer Jozef was al in Egypte. Ze verhuisden naar Egypte, omdat er hongersnood was in hun land.
Jaren later werden ze heel talrijk en sterk. Toen kwam er in Egypte een nieuwe farao aan de macht. Hij zei: ‘Er zijn teveel Hebreeën en ze zijn te sterk. Wij moeten zorgen dat zij niet nog talrijker worden. Want als we in oorlog raken, zouden ze zich bij onze tegenstanders kunnen aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken.’
Toen stelden de Egyptenaren werkbazen over de Hebreeën aan. Die lieten hen zware arbeid doen: ze moesten hard werken in steenbakkerijen en op het land en voor de farao moesten ze de steden Pitom en Raämses bouwen. Maar wat de Egyptenaren ook deden om die Israëlieten klein te krijgen, ze bleven groeien in aantal. De Egyptenaren werden er bang van.
Toen zei de farao tegen Sifra en Pua, twee Hebreeuwse vroedvrouwen: ‘Wanneer jullie de Hebreeuwse vrouwen helpen bij de bevalling, en jullie zien dat het een jongentje is, dan moet je het doden. Is het een meisje dan mag je het laten leven.’ Maar de vroedvrouwen luisterden niet naar de koning en lieten alle jongetjes in leven. Toen liet de koning van Egypte Sifra en Pua bij zich komen. Hij vroeg: ‘Wat is er? Waarom laten jullie die jongens in leven?’
Ze zeiden: ‘De Hebreeuwse vrouwen krijgen hun kinderen zo vlug dat wij vroedvrouwen altijd te laat komen.’
Het Hebreeuwse volk bleef zich maar uitbreiden en werd zeer talrijk.
Toen zei de farao tegen de Egyptenaren: ‘Iedere jongen die geboren wordt, moeten jullie in de Nijl gooien. De meisjes mogen jullie laten leven.’
Een man uit de stam Levien zijn vrouw kregen een zoontje. Omdat de vrouw zag hoe mooi haar zoontje was, verborg zij het drie maanden lang. Toen dat niet meer mogelijk was, nam zij een rieten mandje, streek het dicht met pek en legde haar kindje erin. Daarna verstopte zij het tussen het riet aan de oever van de Nijl. De zus van het kind ging wat verder staan om te zien wat er zou gebeuren. Ze zorgde er wel voor dat niemand haar zou zien. Wat later ging een dochter van de farao naar de Nijl om er zich in te wassen. Intussen bleven haar dienaressen op en neer lopen langs de oever van de rivier. Ineens zag de prinses het mandje tussen het riet.
Ze stuurde haar slavin om het te halen. Zij maakte het mandje open, keek erin en zag daar een jongetje in. Het weende. Vol medelijden riep zij: ‘Dit is een Hebreeuws kindje!’ Toen kwam de zus van het kind en vroeg aan de dochter van de farao: ‘Wil ik bij de Hebreeuwse vrouwen iemand zoeken om het kind voor jou te voeden?’ ‘Ja, doe dat,’ zei de dochter van de farao. Het meisje snelde weg en haalde de moeder van het kind.
De dochter van de farao zei tegen haar: ‘Neem dit kind mee en voed het voor mij. Ik zal er jevoor betalen.’ De vrouw nam het kind mee en voedde het.
Toen het kind groter was, bracht ze het terug naar de dochter van de farao. Deze nam hem als haar eigen zoon aan en zei: ‘Ik noem hem Mozes, want ik heb hem uit het water gehaald.’
Stilstaan bij ...
Egypte
Land dat gelegen is rond de benedenloop van de Nijl. De koningen van Egypte werden in de oudheid 'Farao' genoemd. Toen Mozes leefde zagen de farao's de Hebreeën als gevaar voor hun land.
Dwangarbeid / zware arbeid
Het volk Israël kwam ongeveer 300 jaar eerder dan Mozes in Egypte terecht door Jozef, die er onderkoning was. Met verloop van tijd, werd zijn familie zo groot dat de nieuwe farao bang werd en het volk als slaven voor hem liet werken.
Maar historische bronnen zeggen niets over die slavernij in Egypte.
Later werd de slavernij in Egypte het symbool van onderdrukking en vervolging in alle tijden en plaatsen.
Pitom en Raämses
Aan de oostzijde van de Nijldelta werden onder Ramses II (1290 - 1224) steden gebouwd om Egypte te verdedigen tegen de invallen van woestijnrovers. De bouw van die steden door slaven is de enige mogelijkheid om de Uittocht te dateren. Maar ...
Toen Raämses werd gebouwd, was er nog geen sprake van Pitom. En toen Pitom werd gebouwd, lag Raämses al in puin.
Farao
(= Het grote huis)
Titel van de koningen van Egypte. Het woord 'farao' betekent 'het grote huis' en is te vergelijken met 'het hof' of 'het witte huis'. Als je dit zou doortrekken naar onze tijd, zou je de president van Amerika aanspreken met ‘Wit huis’
In de Bijbel wordt de titel ‘farao’ foutief gebruikt als de eigennaam van die Egyptische koningen. Daarom staat in de Bijbel Farao met een hoofdletter, zonder lidwoord ervoor. De vermelding van 'Farao', zonder zijn persoonlijke naam, maakt het moeilijk om Mozes in de tijd te situeren.
Sifra en Pua
(= ‘schoon’ en ‘schitterend’)
De farao vroeg aan deze vroedvrouwen om elke pasgeboren Hebreeuwse jongen te doden. Ze weigerden dit omdat ze dat niet in overeenstemming konden brengen met hun geweten. In Bijbelse taal is dat: zij 'vreesden God.'
Zo wordt duidelijk dat Mozes reeds van in het begin van zijn leven door God geleid wordt.
Vroedvrouw
Een vrouw die een vrouw helpt bij de geboorte van haar kind.
Jongetjes doden
Jongetjes doden is heel wat gemakkelijker dan het doden van volwassen mannen. Bovendien moesten joodse vrouwen uiteindelijk dan met Egyptische mannen trouwen, zodat er helemaal geen joodse kinderen meer zouden zijn en het volk van Israël zou ophouden te bestaan.
God vrezen
= ontzag, eerbied hebben
≠ schrik hebben.
Levi
Derde zoon van Jakob en Lea. Zijn nakomelingen waren vooral tempeldienaren, die gekend zijn onder de naam: ‘levieten’.
Verborgen
De vrouw moest haar kind verborgen houden omdat de toestand in Egypte niet meer te vergelijken was met de tijd dat Jozef onderkoning was. De Hyksos-farao’s die verwant waren met de Israëlieten, werden verdreven door een nieuwe dynastie van farao’s voor wie de Israëlieten een bedreiging waren.
Rieten mandje
Met dit riet wordt papyrusriet bedoeld. Men maakte er 'papier' van en zelfs boten.
Het Hebreeuwse woord voor het mandje is hetzelfde als het woord voor 'ark'. Zoals de ark van Noach de opvarenden redde uit het dodende water, zo werd Mozes gered uit de Nijl die hem moest doden.
Nijl
De Nijl, een van de langste rivieren van de wereld (6695 km), stroomt door Egypte naar het noorden, om in een ruime delta uit te monden in de Middellandse Zee. Vroeger was de jaarlijkse overstroming van de Nijl belangrijk voor de landbouwers.
Zuster van het kind
Meestal wordt die zus met Mirjam vereenzelvigd. Ze is vooral bekend om het lied dat ze zong bij de overwinning op de Egyptenaren na de doortocht door de Rode Zee.
Hebreeën
Het woord ‘Hebreeën’ gaat terug op een woord dat betekent: ontheemden, rechteloze personen en groepen. In de antieke wereld van het Nabije Oosten waren dit mensen die zich voor bepaalde diensten verhuurden zonder slaaf te zijn.
Later werden de Hebreeën tot slavendienst verplicht, omdat ze door de farao als een bedreiging ervaren werden. Het zijn vooral Egyptenaren en Filistijnen die de Israëlieten Hebreeën noemden. Voor hen lag er iets van geringschatting in dat woord. In het late jodendom werd ‘Hebreeën’ een erenaam voor joden. Nu leeft het woord vooral verder in de naam van de taal die de joden spreken: het Hebreeuws.
Eigen zoon
Dat Mozes door een prinses werd opgevoed, ook al was hij het kind van een slaaf, was niet ongebruikelijk: dergelijke 'adopties' kwamen in die tijd vaker voor.
Uit Egyptische documenten is bekend dat buitenlandse kinderen in Egyptische scholen werden opgevoed. Ze werden er voorbereid op een verantwoordelijke positie in het leger, als priester of als ambtenaar en werden zo later geschikte contactpersonen met volkeren waar Egypte belangen mee had.
Mozes
Mozes werd de leider van het volk Israël. Hij bevrijdde het uit Egypte, waar het als slaaf moest werken voor de farao.
Bij de tekst
Verhalen over Mozes
Exegeten nemen aan dat de verhalen over Mozes en de uittocht uit Egypte neergeschreven werden in de tijd van de Babylonische Ballingschap als antwoord op de vraag: 'Hoe zit het met Gods trouw in uitzichtloze situaties?'
Echt gebeurd?
Sifra en Pua
Dat deze twee vroedvrouwen zich zo tegenover de farao zouden gedragen hebben én in leven zouden gebleven zijn, is historisch erg onwaarschijnlijk.
Slavernij
De uittocht uit Egypte wordt verbonden met de verdrukking van alle vreemdelingen na de verdrijving van de Hyksos. De hand- en spandiensten die de Semieten (Israëlieten) in Egypte moesten verrichten worden als zware dwangarbeid beschreven. Ze moesten werken aan de bouw van de voorraadsteden Piton (Per-Atum) en Raämses (Per-Ra'mses) (Exodus 1, 11) Dit gegeven is in de Bijbel de enige mogelijkheid om de Uittocht te dateren. Maar nergens wordt in buiten-Bijbelse bronnen daar informatie over gegeven.
De bouw van de stad Rameses onder farao Ramses II wordt bezongen in een Egyptisch lied uit die tijd:
De koning heeft een slot gebouwd,
'groot aan overwinningen' heet het.
Het ligt tussen Palestina en Egypte.
Alle mensen verlaten hun steden,
en worden ondergebracht in die omgeving.'
Uit dezelfde tijd bericht een ambtenaar van Rameses:
Ik heb gevolg gegeven aan het bevel dat mijn heer mij gaf toen hij zei: 'Geef koren aan de Egyptische soldaten en de Hebreeërs die stenen aanslepen voor de grote vestingwerken van de stad Rameses. Ik heb hun elke maand graan gegeven overeenkomstig het bevel van mijn heer.
Mozes
Waarschijnlijk werd Mozes geboren tijdens de regering van Horemheb (1334-1306) of van Seti I (1309-1290) en kreeg hij een opleiding in een school voor schrijvers-tolken.
Een verblijf in de woestijn in Midjan drukte zijn stempel op hem. Hij kwam er in aanraking met mensen die de god Jahoe vereerden (o.m. zijn schoonvader Jetro die priester was).
Maar ...
voor al deze informatie bestaat er geen enkel historisch bewijs.
Hoe belangrijk zo’n historische benadering ook is, het belangrijkste is dat het volk Israël in deze geschiedenis God en zijn bevrijdende tussenkomst heeft gezien.
Een geboorteverhaal
Het belang van iemand werd vroeger onderstreept door een geboorteverhaal. Dat van Mozes komt zelfs in grote trekken overeen met dat van Sargon I, koning van Akad (± 2330-2280 voor Christus).
'Ik ben Sargon, de sterke koning, de koning van Akkad.
Mijn moeder was een Enitum (een Entu-priesteres?),
mijn vader ken ik niet. (...)
Enitum, mijn moeder, ontving en baarde mij in het geheim,
legde mij in een rieten mand, maakte mijn deksel met asfalt dicht,
en legde mij te vondeling in de rivier, waarop ik bleef drijven.
De rivier droeg mij naar Akki, de waterschepper.
Akki, de waterschepper, haalde mij eruit, toen hij zijn emmer onderdompelde,
Akki, de waterschepper, nam mij aan als zoon en voedde mij op, (...)
Merk op
In oude culturen zijn meer verhalen bekend van kinderen die bedreigd werden en te vondeling werden gelegd:
. Oedipus (Griekenland)
. Romulus & Remus (Rome)
Hun moeder liet hun achter in een mandje op de Tiber. Een wolvin zorgde ervoor dat ze te eten kregen.
. Sargon van Akkad (Mesopotamië)
Zijn moeder liet hem achter op de Eufraat in een rieten mandje dat met pek bestreken was.
Namen en hun betekenis
In de Bijbel is het belangrijk om een naam te hebben. Dat betekent dat je erbij hoort.
Dat de farao geen naam heeft, betekent dat hij in de ogen van God onbelangrijk is: hij maakt immers het leven van mensen onmogelijk.
De twee vroedvrouwen hebben wel een naam. In de betekenis van hun namen Sifra (schoon) en Pua (schitterend) weerklinkt de waardering van de schrijver voor wat ze gedaan hebben.
De precieze betekenis van de naam Mozes is niet met zekerheid bekend. Men kan er wel de dubbele identiteit van Mozes in zien: de Hebreeuwse en de Egyptische.
In het Egyptisch betekent ‘Mozes’: 'zoon'. (Bijvoorbeeld: Toetmozes = zoon van Toet)
In het Hebreeuws betekent ‘Mozes’: 'uit het water getrokken' of 'hij die uit het water (= symbool van de dood) haalt'. Het volk Israël heeft Mozes van meet af aan ervaren als degene die het volk uit de 'dood' heeft bevrijd. Deze naam moet waarschijnlijk opgevat worden als een titel. Minstens functioneert deze naam net als andere Hebreeuwse namen als een levensopdracht ('nomen est omen')
Wat opvalt in deze tekst is dat de mensen uit het gezin geen naam hebben: een vrouw en een man uit de stam Levi, hun zoontje en zijn zus, de dochter van de farao. Alleen de jongen krijgt op het einde de naam ‘Mozes’.
Wel worden de namen van de andere familieleden elders in Exodus vermeld: de ouders heten Jochebed en Amram (Exodus 6, 20), hun dochter heet Mirjam (Exodus 15, 20-21).
Adoptieprinsen
Het gebeurde regelmatig dat kinderen door de farao geadopteerd werden. Die werden dan grootgebracht samen met de kinderen van de farao. Ze leerden lezen en schrijven en kregen een algemene opleiding zodat goed voorbereid waren om later belangrijke banen te krijgen in het leger, in de politiek, als priester.
Relatie met het Nieuwe Testament
Matteüs vergeleek Jezus Christus vaak met Mozes. Zo wilde hij aantonen hoe belangrijk Jezus wel was. Bijvoorbeeld:
Mozes | Jezus |
Farao | Herodes |
Kindermoord | Kindermoord |
Uittocht uit Egypte | Uittocht uit Egypte nadat Jozef en Maria er waren gevlucht |
Veertig jaren woestijn | Veertig dagen woestijn |
Sinaï: tien woorden | Bergrede |
Vijf boeken | Vijf redevoeringen |
Relatie met de islam
Moslimkinderen horen over Mozes vertellen onder de naam Musa. Ze leren Mozes kennen als een groot profeet aan wie de Heilige Schrift gegeven werd.
Bijbel en kunst
ANONIEM
Mozes wordt gevonden als baby in de Nijl
De synagoge van Dura-Europos werd ontdekt bij opgravingen in 1932. Volgens een Aramese inscriptie dateert ze uit 244 na Christus.
Suggesties
Grote kinderen
EVEN TESTEN
De juiste volgorde
Plaats in de juiste volgorde:
Een jonge vrouw kon haar zoontje niet langer verborgen houden voor de farao. Ze legde hem in een mandje van riet en plaatste het mandje op de Nijl.
De prinses vroeg: ‘Wil jij ervoor zorgen dat dit kindje eten krijgt en verzorgd wordt? Ik zal er je voor betalen.’
De prinses opende het mandje. Daarin lag een jongetje. Het weende.
Myriam, de zus van het jongetje, bleef in de buurt om te zien wat er gebeurde.
De farao van Egypte vond dat er teveel vreemdelingen in zijn land woonden. Hij vreesde dat ze de baas zouden worden als ze te talrijk werden. Daarom wilde hij de pasgeboren jongetjes laten doden.
Correctiesleutel
. De farao van Egypte vond dat er teveel vreemdelingen in zijn land woonden. Hij vreesde dat ze de baas zouden worden als ze te talrijk werden. Daarom wilde hij de pasgeboren jongetjes laten doden.
Een jonge vrouw kon haar zoontje niet langer verborgen houden voor de farao. Ze legde hem in een mandje van riet en plaatste het mandje op de Nijl.
. De prinses opende het mandje. Daarin lag een jongetje. Het weende.
. Myriam, de zus van het jongetje, bleef in de buurt om te zien wat er gebeurde.
. De prinses vroeg: ‘Wil jij ervoor zorgen dat dit kindje eten krijgt en verzorgd wordt? Ik zal er je voor betalen.’
Wie denkt wat?
(geïnspireerd door: Simon, uitgeverij Averbode, 2009, nr 4, p. 6)
Verbind elke zin met de juiste persoon.
Kies uit: farao, Myriam, Mozes, de moeder van Mozes, prinses.
Ik blijf in de buurt van mijn broertje. Ik wil er goed voor zorgen.
Ik heb Mozes uit het water gered. Ik hou van hem alsof hij mijn eigen zoon is.
Ik ben blij dat mijn moeder nog even voor me kan zorgen.
Mijn zoontje is niet welkom in dit land. Hoe kan ik het beschermen?
Er zijn teveel vreemdelingen in mijn land! Als ze hier blijven, heb ik hier niets meer te zeggen.
VERDIEPEN
Welkom?
Sta stil bij de volgende vragen:
- Was Mozes welkom bij zijn geboorte?
Bij wie?
Bij wie niet?
- Was het joodse volk welkom bij de farao die leefde in de tijd van Mozes?
Waarom?
- Zijn vluchtelingen welkom in België?
Bij wie?
Bij wie niet?
- Zijn alle pasgeboren kinderen welkom?
Wat weet je daarover?
INLEVEN
Moedig als Sifra en Pua
Lucas is een echte leider. In de klas kijkt iedereen naar hem op. Op een dag heeft Lotte chocolade mee in haar boekentas. Lucas fluistert in het oor van Nick die naast haar zit: 'Neem de chocolade uit Lottes boekentas en geef die aan mij. Dan krijg je ook een stuk.'
Nick aarzelt, maar neemt dan voorzichtig de chocolade en geeft die aan Lucas.
Thomas ziet het gebeuren, maar zwijgt.
Tijdens de speeltijd smullen Nick en Lucas van de chocolade.
Thomas komt bij hen: 'Als je me wat chocolade geeft, zal ik niemand zeggen wat ik gezien heb.'
In een hoek op de speelplaats weent Lotte...
Kies uit de volgende zinnen wat het best past bij de houding van Lucas (1), Nick (2) en Thomas (3):
( ) Ik doe wat hij zegt, anders wordt hij boos
( ) Ik doe wat ik wil want ik ben de sterkste
( ) Ik durf niet te spreken, anders verlies ik vrienden
( ) Ik ben overal de eerste, de beste!
( ) Als ik niet met de sterkste meedoe, dan word ik uitgelachen
( ) Ik heb niets te maken met het verdriet van iemand anders
Kon het ook anders?
Vertel over Sifra en Pua.
Het waren moedige vrouwen. Weet je ook waarom?
Stel je voor dat Nick en Thomas ook zo moedig zouden zijn...
Wat zou er dan in de klas van Lotte gebeurd zijn?
De geboorte van Mozes
(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2009 nr 4)
Materiaal
Kroon of scepter (stok waarrond aluminiumfolie werd gewikkeld) – voor de farao
Pop of sjaal – voor de moeder van Mozes
Kroontje of kralenketting – voor de prinses
Lint in het haar - voor Myriam
Verloop
Vertel over de eerste levensjaren van Mozes.
Vraag dan aan vijf kinderen om het verhaal na te spelen. Ze spelen de rol van: farao, moeder, Myriam, Prinses en een vriendin.
Voor het geval de kinderen niet zo vertrouwd zijn met het naspelen van een tekst kun je zelf als verteller optreden. Vertel dan wat de kinderen te doen hebben. Als één van de personen iets te zeggen heeft, laat dan de kinderen dat doen met hun eigen woorden. Eventueel kun je die woorden kort inleiden.
Bespreek nadien met de kinderen wat het hun deed om dat personage te mogen spelen.
TIP
Bij heel enthousiaste kinderen kun je het geheel nog eens overdoen met vijf andere kinderen, maar dan zonder dat iemand de gebeurtenissen aan elkaar praat. Ook deze kinderen krijgen de kans om nadien hun gevoelens te uiten.