Algemeen
Honden
De meest voorkomende honden in Palestina waren pariahonden. Honden met een tamelijk spitse snuit, rechtopstaande oren, een vaalrode vacht van grove haren en een vrij lange staart. Overdag waren ze niet vaak te zien, maar ‘s avonds en ’s nachts kwamen ze in troepen bijeen en doorkruisten ze de straten van steden en dorpen, waar ze de bewoners uit hun slaap hielden door hun gehuil. Hoewel ze zich in de buurt van mensen bevonden, waren ze eerder aan de plaats gehecht dan aan de mens.
Gedreven door honger konden ze voor mensen een gevaar zijn.
Voor de Joden waren het bovendien onreine (niet koosjere) dieren.
Dit nogal negatieve beeld van honden werd niet gedeeld door bijvoorbeeld Egypte en Assyrië waar men honden waardeerde om hun trouw, waakzaamheid en intelligentie.
Alleen het Bijbelboek Tobit (Oude Testament) schrijft over een hond als over een huisdier.
In het Nieuwe Testament vermelden Marcus en Matteüs dat een Kanaänitische / Syor-Fenicische vrouw tegen Jezus zegt dat hondjes kruimels eten die van de tafel vallen. Maar die vrouw leefde in het gebied van Sidon en Tyrus, dus in een niet-Joods gebied.
Belang
Jachthonden | werden gebruikt voor de jacht |
Straathonden | veroorzaakten overlast en aten resten van dode dieren op. Maar omdat ze alles opruimden wat voor hen eetbaar was, functioneerden ze als een reinigingsdienst. Wat erg belangrijk was voor de volksgezondheid. |
Waakhonden | bewaakten het huis |
Herdershonden | beschermden de kudde tegen roofdieren en hielden die bijeen |
Huisdieren | rond het begin van de jaartelling |
Taal
Het woord ‘hond’ werd gebruikt als scheldwoord voor mensen die sterk afweken van wat men zelf belangrijk vond.
Het werd ook gebruikt als een vorm van zelfvernedering.
Deze negatieve benadering van honden leeft ook verder in het woord ‘cynisch’ dat letterlijk ‘honds’ betekent.
In de Bijbel
Oude Testament
Aaseter
Exodus 22, 30
"Jullie moeten Me toegeheiligd zijn. Eet daarom geen vlees van een verscheurd dier dat ge ergens buiten aantreft. Laat dat maar liggen voor de honden."
1 Koningen 14, 11
"Wie van het huis van Jerobeam in de stad sterft, hem zullen de honden verslinden, en wie op het land sterft, hem zullen de vogels van de hemel verslinden, want Jahwe heeft gesproken."
2 Koningen 8, 10
"‘De honden zullen Izebel verslinden op het akkerland van Jizreel en niemand zal haar begraven.'"
Honden zijn aaseters, ze aten de resten van gedode dieren.
Negatief beeld
1Samuel 17, 43
"De Filistijn (Goliat) kwam er al aan, voorafgegaan door zijn schildknaap, steeds dichter bij David. Maar toen hij David in het oog kreeg en hem goed bekeek, begon hij hem te beledigen, omdat hij nog maar een jongen was, rossig en prettig van voorkomen. Hij riep David toe: `Ben ik soms een hond, dat je met een stok op me afkomt?' En hij begon David bij zijn goden te vervloeken."
Goliat voelde zich vernederd wanneer de jonge David op hem afkwam zonder wapenrusting, met alleen een slinger en wat stenen als wapen.
2 Samuel 3, 8
"Abner werd woedend over deze vraag van Isboset en zei: `Ben ik soms een hondsvot die het met Juda houdt?' Terwijl ik mijn trouw toon aan het huis van uw vader Saul, aan zijn broers en zijn vrienden, terwijl ik zorg dat u niet in de handen van David valt, komt u mij nu een misstap met die vrouw verwijten?"
2 Samuel 9, 8
"Mefiboset boog zich neer en zei: `Wat bekommert u zich om uw knecht, die niet meer waard is dan een dode hond?'"
Honden zijn nietsnutten, hebben geen belang, zijn van geen tel.
Gevaar
Psalm 22, 17
"Een troep honden is om me heen. Rond mij hokt de wreedaardige bende die mijn handen doorstak en mijn voeten."
Huisdier
Tobit 5, 17
"En beiden begaven zich op weg. De hond van Tobias ging met hen mee."
Tobit 11, 4
"Ze reisden dus door, gevolgd door de hond."
Dit zijn de enige plaatsen in het Oude Testament waar de hond in een Joodse context als huisdier wordt gezien.
Nieuwe Testament
Negatief beeld
Matteüs 7, 6
"Geef het heilige niet aan de honden en werp uw parels niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren."
Marcus 7,27 // Matteüs 15, 26
Marcus:
"Hij sprak tot haar: 'Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.'"
Matteüs:
"Hij gaf haar ten antwoord: 'Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.'"
Scheldwoord
Filippenzen 3, 2
"Wacht u voor de honden, de saboteurs, de versnedenen (gecastreerden)!"
Openbaring 22, 15
"Buiten blijven de honden, de tovenaars, de hoerenlopers, de moordenaars, de afgodendienaars: iedereen die de leugen liefheeft en doet."
Huisdier
Marcus 7,28 // Matteüs 15, 27
Marcus:
"Maar zij had een antwoord en zei Hem: 'Jawel, Heer. De hondjes onder tafel eten immers van de kruimels van de kinderen.'"
Matteüs:
"'Wel waar, Heer', zei ze, 'want de hondjes eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.'"
Merk op dat deze zin uitgesproken wordt door een vrouw in Syro-Fenicië, een niet-joods gebied ten noorden van Palestina.
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Kleuren
De kinderen kiezen één van deze honden om in te kleuren.
Grote kinderen
VERTELLEN
Te koop!
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 25)
Een winkelier had aan zijn deur het bord aangebracht:
‘Hondjes te koop’.
Een kleine jongen vroeg: ‘Hoeveel kost zo’n hondje?’
De winkelier antwoordde: ‘Tussen 30 en 50 euro.’
Het jongetje haalde geld uit zijn zak.
‘Ik heb 2,37 euro. Mag ik er alsjeblief naar kijken?’
De winkelier lachte even en floot.
Mama hond kwam, gevolgd door vijf kleine bolletjes wol.
Eén hondje kwam wat later. Het strompelde.
‘Wat is er met dat hondje?’ vroeg de jongen.
De winkelier zei: ‘Dat hondje is wat verlamd.’
‘Dat hondje wil ik kopen,’ zei het jongetje.
Maar de winkelier zei:
‘Je hoeft het niet te kopen.
Als je het echt wilt, geef ik het je.’
De jongen zei:
‘Ik wil niet dat je me dat hondje geeft.
Het is even belangrijk als de andere hondjes.
Ik wil er de volle prijs voor betalen.
Hier is al 2,37 euro.
De rest betaal ik de volgende maanden.’
Toen zei de winkelier:
‘Ik wil echt niet dat je dat hondje koopt.
Het zal nooit kunnen lopen en spelen als de andere hondjes.’
Toen boog het jongetje zich voorover
en rolde de broekspijp op van zijn linkerbeen:
die was ingepakt in een metalen beugel.
Hij zei tegen de winkelier:
‘Ik kan ook niet zo goed lopen.
Dat kleine hondje heeft iemand nodig
die het kan begrijpen.’
Spiegels
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 227)
Op een dag kwam een hond
in een kamer met muren vol spiegels.
De hond keek zijn ogen uit:
‘Zoveel honden!’
Maar dan dacht hij:
‘Die zijn vast gevaarlijk!’
Hij werd woedend,
liet zijn tanden zien en gromde.
Alle honden in de spiegels
werden even woedend,
lieten ook hun tanden zien
en gromden.
De hond begon hard te blaffen.
Alle honden begonnen ook te blaffen.
Hij begon rondjes te lopen
tot hij uitgeput neerviel.
Wat later kwam zijn baasje in de kamer.
De hond hoorde zijn stem
en kwispelde met zijn staart.
En de andere honden?
Die lagen ook op de grond
en bewogen hun staarten.
Ze kwispelden hem allemaal vriendelijk toe.
De hond begreep er niets van.
Naar een Indisch verhaal
Jongeren
VERTELLEN
De hond
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 171)
Er waren eens een boer,
zijn vrouw en hun zoontje.
De boerin wilde een huisdier,
dat hun zoontje kon beschermen,
en gezelschap kon geven.
Uiteindelijk besloten ze
om een hond in huis te halen.
Op een dag gingen de boer en zijn vrouw
even weg van huis.
Ze dachten:
‘De hond zal wel op ons zoontje passen
terwijl we maar even weg zijn.’
Toen de boerin wat vroeger terug kwam,
zag ze dat de hond op het erf
helemaal onder bloed was.
Onmiddellijk dacht ze:
‘De hond heeft mijn zoontje doodgebeten!’
Woedend gooide zij een steen naar het dier.
De hond was ernstig verwond.
Daarna liep ze naar binnen
om te zien waar haar kind was.
Ze keek verbaasd op
toen ze een dode slang zag in de kamer.
Toen begreep ze
dat de hond haar kind had gered
door de slang dood te bijten.
Ze liep vlug terug naar het erf,
maar vond de hond dood op de grond.
Ze weende bitter.
Naar de hemel
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2016, p. 368)
Een man, zijn paard en zijn hond liepen over een weg.
Vlak bij een grote boom sloeg de bliksem in. Ze waren op slag dood.
De man die dat niet door had
liep gewoon verder met zijn twee dieren.
De zon brandde. Ze vergingen van de dorst.
Toen zagen ze een marmeren poort, die uitgaf op een prachtig plein.
‘Goedemorgen,’ zei de man tot de wachter, ‘Waar ben ik hier?’
‘Je bent in de hemel.’
‘Dat komt goed uit, we vergaan van de dorst.’
‘Ga maar naar binnen. U kunt zoveel water drinken als u wilt’
en de wachter wees naar de fontein in het midden van het plein.
De man wilde binnen gaan met zijn paard en zijn hond ...
‘Sorry meneer, maar dieren mogen hier niet naar binnen.’
De man zei: ‘Als mijn dieren niet mogen drinken,
dan wil ik dat ook niet doen.’
Hij bedankte de wachter en ging verder.
Na een tijd kwamen ze bij een poortje.
In de schaduw van een boom lag een man.
‘Goedemorgen,’ zei de reiziger,
‘mijn paard, mijn hond en ik vergaan van de dorst.’
‘Daar is een bron,’ zei de wachter,
‘drink maar zoveel je wilt.’
De man, zijn paard en zijn hond gingen naar de bron
en lesten hun dorst.
De reiziger ging terug om te bedanken.
‘Wat ik wilde vragen ... Waar ben ik hier ?’
‘In de hemel’
‘In de hemel!?!
Maar de wachter bij die marmeren poort zei dat de hemel daar was!’
‘Dat klopt niet, daar is de hel.’
‘Maar dan moet je hem verbieden die naam te gebruiken,
want zo misleidt hij de mensen!’
‘O nee, hij bewijst mij zelfs een grote dienst.
Want wie er geen probleem mee heeft
om zijn vrienden in de steek te laten,
blijft daar achter ...’
DOEN
Hondjes onder de tafel
Vertel over Jezus en een Syro-Fenicische vrouw
Daarna tekenen de kinderen een tafel met daaronder hondjes die broodkruimels opeten. Ze kunnen zich hiervoor inspireren aan deze tekeningen.
TIP
De kinderen tekenen elk een hondje dat kruimels eet. Spreek hiervoor de maximale grootte af! Die hondjes worden uitgeknipt en gekleefd op een groot blad waarop een tafel getekend staat.