Lucas 2, 41-52: De twaalfjarige Jezus in de tempel
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Elk jaar met Pasen trokken Jozef en Maria naar Jeruzalem.
Toen Jezus twaalf jaar is gingen ze er weer naartoe,
zoals ze dat gewoon waren
Wanneer het feest voorbij was, keerden ze terug naar huis.
Maar Jezus bleef achter in Jeruzalem,
zonder dat zijn ouders het merkten.
Maria dacht ‘Jezus is bij Jozef en de andere mannen’,
en Jozef dacht: ‘Jezus is bij Maria en de andere vrouwen.’
Zo reisden ze een hele dag vooraleer ze door hebben
dat Hij niet met hen terugkeerde naar Nazaret.
Wanneer ze Hem ’s avonds niet zagen,
gingen ze Hem zoeken bij familie en kennissen.
Maar ze vonden Hem nergens.
Daarom keerden ze naar Jeruzalem terug om Hem daar te zoeken.
Pas na drie dagen vonden ze Jezus in de tempel.
Daar zat Hij tussen de rabbijnen.
Hij luisterde naar hen en stelde hun vragen.
Iedereen die Hem hoorde,
was verbaasd over zijn inzicht en zijn antwoorden.
Wanneer Maria en Jozef Hem daar zagen,
waren ze helemaal van streek.
Zijn moeder zei: 'Kind, hoe kon je ons dit aandoen?
Je vader en ik waren erg ongerust toen we je kwijt waren.'
Maar Jezus zei: 'Waarom hebben jullie mij gezocht?
Wisten jullie niet dat Ik bij mijn Vader moest zijn?'
Maar zij begrepen Hem niet.
Hij ging met hen mee naar Nazaret,
en hield rekening met hen.
Zijn moeder bewaarde dit alles in haar hart.
Stilstaan bij...
Paasfeest
Met het paasfeest wordt in de Bijbel altijd het joodse ‘Pesach’ bedoeld. Een feest dat acht dagen duurt. Hierbij herdenken en vieren de joden de Uittocht uit Egypte. De joodse wet schreef met dit feest een pelgrimstocht naar Jeruzalem voor.
Naar Jeruzalem
Nazaret ligt op ± 100 km van Jeruzalem, een afstand die de mensen te voet aflegden in drie dagen. Wie naar een heilige plaats trok, reisde in grote groepen: moeders meestal met de jongere kinderen, mannen samen met de oudere jongens. Als 's nachts het kamp werd opgeslagen, kwamen de gezinnen bijeen. De dag nadien vertrokken ze dan weer in afzonderlijke groepen.
Een twaalfjarige kon met beide groepen reizen. Toen Maria Jezus niet zag bij de groep van de vrouwen, dacht ze dat Hij met de mannen mee was en Jozef dacht wellicht dat Jezus bij zijn moeder was. Daarom merkten ze pas ’s avonds dat Jezus ontbrak.
Twaalf jaar
In het Oosten beschouwde men een twaalfjarige jongen als volwassen. Van dan af was de bedevaart naar Jeruzalem voor hem verplicht. Dan mocht hij ook in de synagoge voorlezen uit de boekrollen van de Bijbel. Deze mijlpaal in zijn leven wordt gevierd: hij is dan 'bar mitswa' (= zoon van de wet).
Tempel
(Hebreeuws: hechal = groot gebouw)
Voor de joden de heiligste plaats ter wereld en de enige waar ze konden offeren. Salomo bouwde de eerste tempel in Jeruzalem om er de ark in te plaatsen. De tempel die Jezus kende was de derde tempel op die plaats. Hij werd door Herodes de Grote gebouwd, de koning die regeerde toen Jezus werd geboren.
Te midden van de leraren
Dat Jezus tussen de leraren - de Schriftgeleerden – zit, is een gewone zaak in het jodendom. Jongeren en volwassenen komen bijeen in het joodse leerhuis: een plaats waar geleerd wordt en waarbij de vragen van kinderen en jongeren essentieel zijn in het leerproces.
Vader
Met dit woord geeft Jezus de bijzondere relatie aan tussen Hem en God.
Het behoort tot de eerste woorden die Jezus spreekt in het evangelie volgens Lucas.
Als je dit verhaal aan kinderen vertelt ...
... ben je aan het moraliseren wanneer je zegt dat kinderen net zo gehoorzaam moeten zijn aan hun ouders als Jezus was aan Jozef en Maria.
... dan is, vreemd genoeg, dé identificatiefiguur niet zozeer Jezus, maar wel Maria of Jozef, die niet begrijpen wat het betekent dat Jezus de ‘Zoon van God’ is.
... kan het verwarrend zijn dat Jezus twee vaders blijkt te hebben: Jozef en God. Dit kun je oplossen door te verwijzen naar het ‘Onze Vader’. In dit gebed spreken christenen God aan als hun Vader – terwijl ze allemaal nog een natuurlijke vader hebben.
... maak dan van Jezus geen kleine god die reeds alles weet. Hij is wel een joodse jongen van twaalf jaar, die zich intens door God laat aanspreken.
Bij de tekst
Wat Lucas bedoelt
Dit gedeelte uit het evangelie dat handelt over de kinderjaren van Jezus, schreef Lucas nadat hij de rest van zijn evangelie schreef. Wellicht schreef hij hierover zodat christenen een beter inzicht in Christus zouden krijgen. Het is dus geen verslag van Jezus' kinderjaren, maar de uitdrukking van het geloof dat de betekenis van Jezus bij God ligt. Want in Jezus als volwassene, had men ervaren dat Hij in een bijzondere relatie stond tot God, die Hij zijn Vader noemde.
Merk op
Nergens wordt in deze tekst verondersteld dat de ouders van Jezus op de hoogte waren van de maagdelijke geboorte en van de aankondiging dat Jezus de 'Zoon van God' genoemd zal worden.
Lucas maakt met dit verhaal duidelijk dat de persoonlijkheid van Jezus maar voluit begrepen kan worden vanuit zijn relatie tot God.
Soort tekst
Dit verhaal is een soort Midrasj, een verhaal dat de joden vertellen om een Bijbeltekst te verklaren en in hun tijd te situeren.
Het werd geschreven rond de zin: 'Wist ge dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?' (De eerste woorden die Jezus zelf uitspreekt in het evangelie volgens Lucas) Met dit verhaal toont Lucas dat men in het leven van Jezus als volwassene, ervaren heeft dat Hij in een bijzondere relatie staat tot God, die Hij zijn Vader noemt.
Joods onderricht
Dat Jezus tussen de Schriftgeleerden zit, is voor de joden heel gewoon. Jongeren en volwassenen komen samen in het joodse leerhuis: een plaats waar de Bijbel (tora) gelezen en uitgelegd wordt. Daarbij zijn de vragen van kinderen en jongeren essentieel voor het leerproces.
De tempel – Herodes de Grote
Volgens de Bijbel werd de eerste tempel gebouwd door koning Salomo. Deze tempel functioneerde 400 jaar tot ze door de Babyloniërs verwoest werd.
Toen de joden uit hun ballingschap terugkeerden, bouwden ze de tweede tempel. Die was minder imposant dan de eerste tempel geweest was. Bovendien stond de ark van het verbond niet meer in het Heilige der Heiligen omdat die bij de verwoesting verloren was geraakt.
Toen Herodes de Grote koning werd, begon hij de tempel te restaureren. Hierbij werd het tempelcomplex flink uitgebreid. Die tempel werd in 10 of 9 voor Christus opnieuw in gebruik genomen, maar de bouwactiviteiten duurden nog voort tot 64 na Christus. Die tempel was een van de mooiste architectuurcomplexen van het Romeinse Rijk.
De tempel stond in het midden van een groot plein (voorhof), waar iedereen mocht komen, ook wie geen jood was. Daarom heette dit plein: 'Voorhof der heidenen'. Op dit plein kon men lammeren en duiven kopen om te offeren. Rondom het plein waren grote zuilengangen. Het was een plaats waar mensen in de schaduw konden uitrusten en met elkaar praten en discussiëren.
Om in de tempelgebouwen zelf te mogen komen, moest men Jood zijn. Wie geen Jood was en toch in de tempel ging werd gedood. Dat stond op een steen in het Grieks, in het Hebreeuws en in het Latijn:
“Verboden voor niet-joden
Geen vreemdeling mag binnen de omheining gaan rond het heiligdom.
Wie toch verder gaat, zal dit met de dood bekopen.”
In de voorste voorhof mochten alle Joden komen. Deze voorhof wordt ook wel 'Voorhof der vrouwen' genoemd, omdat de vrouwen niet verder mochten gaan.
De mannen liepen nog een poort door naar de voorhof van de mannen.
In de 'Voorhof der priesters' stonden het brandofferaltaar en het koperen wasvat. Daar werden lammeren geslacht die de mannen meebrachten. Enkele stukken van de dieren werden op het altaar verbrand als offer voor God.
Wie de trappen naar de tempel opliep kwam eerst in een voorhal. In de tempel zelf mochten alleen de priesters komen.
Achter de voorhal was het 'Heilige', de ruimte waar tien gouden kandelaars met zeven armen, het reukofferaltaar en de tafel der toonbroden stonden.
Daarachter was het 'Heilige der heiligen'. Dit was een lege ruimte. In de tempel van Salomo stond daar vroeger de ark van het verbond. De toegang tot het 'Heilige der Heiligen' werd afgesloten door het voorhangsel.
In 70 na Christus verwoestten de Romeinen de tempel.
Alleen de Westmuur, die deel uitmaakte van de muur die het plateau waarop de Tempel stond omringde en ondersteunde, bleef staan. Die plek is nu gekend als de Klaagmuur.
Suggestie: De tempel in het Nieuwe Testament
Lees de volgende teksten uit het Nieuwe Testament.
Naar welke plaatsen in de tempel wordt verwezen?
Lucas 1, 5-17
Marcus 12, 38-44
Johannes 8, 1-11
Matteüs 27, 45-54
Correctiesleutel
Lucas 1, 5-17:
Zacharias bevindt zich in het Heilige der Heiligen.
Marcus 12, 38-44:
De arme weduwe bevindt zich in het voorhof van de vrouwen.
Johannes 8, 1-11:
De overspelige vrouw bevindt zich in het voorhof van de heidenen.
Matteüs 27, 45-54:
Het voorhangsel sloot in de tempel het ‘Heilige der Heiligen’ af van het ‘Heilige’.
Bijbel en kunst
M. STOMER
Christus tussen de Schriftgeleerden
Matthias Stomer (Amersfoort, rond 1600°- + na 1652) was een Nederlands schilder, die sterk geïnspireerd werd door het werk van Caravaggio, en vooral in Italië werkte.
Op het schilderij (olie op doek) staat de twaalfjarige Jezus net niet in het midden. Hij wordt omringd door Schriftgeleerden die elk op hun manier reageren op wat Hij zegt.
- Eén kijkt zorgvuldig zijn boek na om te zien waar geschreven staat wat Jezus te zeggen heeft.
- Een ander denkt na over die woorden en laat zijn boek vallen, alsof de woorden van Jezus in de plaats mogen komen van dit boek.
- Eén van de geleerden lijkt in gesprek te zijn met Jezus.
- Nog een ander steekt zijn vinger op alsof hij Jezus wil waarschuwen
- Een ander kijkt vanuit de hoogte bedenkelijk op Jezus neer.
Let extra op:
- de vuile bestofte voeten van de Schriftgeleerde met de rode mantel.
- de 'taal' van de handen in het schilderij: denken; loslaten; uitleggen; overgave; vermanen; vasthouden
- drie verschillende manieren om met de Bijbel om te gaan.
- de kleur van de kleding van Jezus. Die kleuren zijn dezelfde als voor Christus op een icoon: rood kleed - blauwe mantel. Op een icoon betekenen die kleuren het volgende: 'rood' staat voor de goddelijke natuur van Jezus; 'blauw' staat voor de menselijke natuur van Jezus.
Met kleuren zegt de schilder - net als een iconograaf - dat Jezus als 'Zoon van God' de menselijke natuur heeft 'aangenomen'.
Suggesties
. Schrijf bij elke hand wat die te 'zeggen' heeft.
. Schrijf in tekstballonnen rond het kunstwerk wat je denkt dat elk van dit Schriftgeleerden heeft gezegd of gedacht.
E. NOLDE
Jezus en de Schriftgeleerden
Op dit aquarel staat Jezus onbevangen enthousiast tussen Schriftgeleerden die wat uitgeblust kijken.
Jezus staat ook opvallend in het licht terwijl de Schriftgeleerden in donkere kleuren in de achtergrond verdwijnen. De Schriftgeleerde links lijkt nog het meest onder de indruk van Jezus: iets van Jezus' enthousiasme straalt over op hem.
Emil Nolde beeldt hier niet alleen Jezus uit die twaalf jaar oud is, maar ook zijn latere relatie tot de Schriftgeleerden, die naar het einde van Jezus' leven veel minder enthousiast waren over Jezus' woorden en handelingen.
Bijna centraal op dit schilderij staat Jezus die in een stralend wit boek kijkt. Rondom Hem staan de Schriftgeleerden die Hem aankijken, maar niet betrokken zijn op het boek dat Hem fascineert en ook geen aandacht hebben voor de lichtstraal achter hen, een verwijzing naar de nauwe relatie van Jezus met God. Is het toeval dat de kleur van de Bijbel en van de lichtstraal dezelfde zijn?
De Schriftgeleerden kijken hem aan met een brede glimlach of is het een grijns? Behalve de Schriftgeleerde die onbewogen rechtsachter staat. Een voorafbeelding van de latere houding van de Schriftgeleerden tegenover Jezus?
J. E. MILLAIS
Jezus in het huis van zijn ouders (Carpenter Shop) (1850)
Werk van de Britse kunstschilder John Everett Millais (Southampton, 8 juni 1829 - Londen, 13 augustus 1896), één van de oprichters van de kunstenaarsvereniging Pre-Raphaelite Brotherhood. Hij was tijdens zijn leven een heel succesvolle schilder.
Dit schilderij veroorzaakte in zijn tijd veel ophef omdat het de Heilige Familie als arme mensen en heel alledaags uitbeeldde.
Centraal op het doek staan Jezus en Maria, rechts staat Jozef met bij hem de kleine Johannes (de doper) die gekleed is met iets wat kameelhaar moet verbeelden. Achter Maria staat haar moeder: Anna.
De schilder verwerkte symbolen in zijn werk:
. Jezus die aan de handpalm verwondt blijkt en bloedt op zijn voet (stigmata)
. de duif die op de ladder zit (Heilige Geest)
. de kudde schapen die men door de deuropening ziet (gelovigen?)
. hamer en spijker (gereedschappen gebruikt bij de kruisiging)
. houten deur (Jezus als de deur)
. werkbank (altaar)
Door de vele kritieken op dit werk koos de schilder nadien voor minder controversiële onderwerpen.
Vragen van kinderen
Waarom gaat men op bedevaart? - Yoran, 11 jaar
(C. DELHEZ, C. LETERME in Samuel, uitgeverij Averbode, 2007 nr 8, p. 2)
Op bedevaart gaan is een heel oud gebruik. In heel het Romeinse Rijk waren vroeger bedevaartsplaatsen waar Romeinse gelovigen naartoe trokken om verschillende goden te vereren. Joodse gelovigen gingen elk jaar op bedevaart naar de tempel in Jeruzalem. Zo schreef de evangelist Lucas over Jezus die, toen hij twaalf jaar geworden was, voor het eerst met zijn ouders op bedevaart naar Jeruzalem ging.
Eeuwenlang, tot op vandaag, gaan christenen op bedevaart naar de plaatsen waar Jezus ooit kwam. Of naar Rome, de stad van Petrus en Paulus en de eerste martelaren. In Compostella bezoeken ze het graf van de apostel Jacobus. In Lourdes gaan ze naar de plaats waar Onze-Lieve-Vrouw verscheen.
Door op weg te gaan naar die plaatsen, neemt een gelovige de tijd om na te denken over zijn geloof en wat echt belangrijk is in zijn leven.
Gelovigen vergelijken hun leven soms met een weg. Een weg naar een leven bij God. Wie op bedevaart gaat, beseft dat hij in zijn leven steeds onderweg is, dat hij zich nergens moet vestigen. De plaats van bestemming wordt dan een beetje het symbool van de hemel waar God een afspraak heeft met ons.
Suggesties
Kleine kinderen
DRAMATISEREN
Jezus is zoek
(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2005 nr 8)
Nadat je het verhaal hebt verteld aan de hand van een illustratie, beelden enkele kinderen het verhaal uit terwijl je het rustig voorleest.
Enkele rechthoekige lappen stof dienen om Maria en Jozef te onderscheiden van de anderen. De boekrol (opgerolde strook papier) is voor de mensen in de tempel.
Probeer zoveel personages te creëren als er kinderen in de groep zijn: mensen die in Nazaret wonen en achter blijven. Ze wuiven de bedevaarders uit. Bij de groep bedevaarders: vriendjes van Jezus, neefjes, nichtjes, ooms, tantes. In Jeruzalem vrienden bij wie Jozef en Maria logeren, mensen in de tempel, mensen die vertellen over God uit boekrollen.
Laat de kinderen ook op weg gaan: de ene hoek van de ruimte is Nazaret, de andere Jeruzalem. Bij taalvaardige kinderen laat je best wat ruimte in je verhaal zodat ze zelf kunnen zeggen wat er te zeggen valt, op hun manier.
Na deze manier van verwerken zet je een pet op en stel je jezelf voor als de reporter van een krant in Nazaret (‘De krant van Nazaret’?). Stel b.v. de volgende vragen aan de kinderen:
Wie was je?
Jezus is geen kleine baby meer, maar een jongen van twaalf jaar, net zo groot als de kinderen van het zesde jaar. Wat vind je van Jezus?
DOEN
Werken met tekeningen
Vertel over Jezus die in de tempel bleef toen hij twaalf jaar oud was.
Doe dat zonder bijzondere accenten te leggen en zo dicht mogelijk te blijven bij de tekst van Lucas. Laat je hiervoor inspireren aan de tekst zoals die staat in de map 'Bijbel in 1000 seconden'. Bij kleine kinderen gaat het immers nog niet echt om de betekenis van een tekst of een verhaal. Het verhaal op zich is al de moeite.
Bezorg dan de kinderen het volgende blad.
Bespreek eerst elk van de drie tekeningen:
- Wie staat erop?
- Wat doen ze?
- Wat zeggen ze?
Nadien ordenen de kinderen deze tekeningen chronologisch. Ze doen dit door een aantal sterren bij te kleuren.
Je kunt de kinderen ook eerst de tekeningen laten inkleuren. Daarna knippen ze die uit en kleven ze die op een ander blad in de juiste volgorde.
Een eigen boekrol maken
Maak met de kinderen een eigen boekrol.
Verdeel de verschillende elementen van het verhaal over de kinderen.
De volgende onderverdeling is een voorstel. Er kunnen gerust elementen toegevoegd of weggelaten worden naargelang de manier van werken en het aantal kinderen.
1. Maria en Jozef maken zich in Nazaret klaar om met Jezus terug naar Jeruzalem te gaan.
2. Maria en Jozef gaan samen met Jezus naar Jeruzalem
3. Maria en Jozef vieren met Jezus het paasfeest in Jeruzalem
4. Maria en Jozef maken zich in Jeruzalem klaar om met Jezus terug naar Nazaret te gaan.
5. Maria en Jozef gaan terug naar Nazaret
6. Maria ontdekt dat Jezus niet mee is
7. Maria en Jozef besluiten terug naar Jeruzalem te gaan
8. Maria en Jozef zoeken overal in Jeruzalem
9. Jezus spreekt met wijze mannen in de tempel
10. Maria en Jozef ontdekken Jezus in de tempel
11. Maria en Jozef gaan samen met Jezus terug naar Nazaret
12. Maria, Jozef en Jezus samen terug in Nazaret.
De kinderen tekenen niet alleen het gebeuren, maar noteren ook op tekstballonnen wat de personages zeggen of denken. Kleef nadien alle papieren aan elkaar gekleefd en rol ze op om er een boekrol van te maken.
De volgende keer kun je bij elke tekening stilstaan en de tekstballonnen luidop laten voorlezen. De kinderen gaan hier dieper op in. Dachten ze hetzelfde, of verschillend. Hoe zou dat komen?
Kleuren
Grote kinderen
INFORMEREN
Werken met een oude schoolplaat
(C. LETERME in Simon Plus, uitgeverij Averbode, 2005, nr 8)
Kinderen maakten vroeger op school kennismaken met de Bijbel via schoolplaten. Hiermee legde de juf of meester een Bijbelverhaal uit. Nu gebruikt men een cd rom, een digibord...
Wat kun je zien?
Let op de kolommen. Ze vormen een overdekte gaanderij, die rondom de tempel van Jeruzalem was. In de schaduw ervan werd handel gedreven, gediscussieerd, les gegeven... Jezus in gesprek met leraars behoorde dus tot de normale gang van zaken.
Let op de keppeltjes op de hoofden van een aantal mannen. Vandaag zijn ze typisch voor de joden. Joden vertellen nu dat die keppeltjes hen er doen aan herinneren dat er altijd iets is dat meer is als zij. (waarmee ze God bedoelen)
Let op de boekrol in de handen van één van de mannen (uiterst rechts) en op de grond. Boeken waren in de tijd van Jezus steeds boekrollen. Ze werden gemaakt van vellen perkament (leder van jonge dieren. De bibliotheek van Pergamon bevatte veel dergelijke boeken. In het woord ‘perkament’, herken je nog het woord ‘Pergamon’) of van papyrus (een rietsoort die groeide langs de oevers van de Nijl. De binnenste natte vezels werden in repen gesneden en kruiselings op elkaar gelegd. Daarna werden ze gelijmd, geperst en gladgestreken zodat men er kon op schrijven. Het huidige woord ‘papier’ is van papyrus afgeleid)
De joodse Bijbel werd en wordt steeds geschreven met een ganzenveder op boekrollen van perkament. De Hebreeuwse letters die men in het begin gebruikte, bestonden alleen uit medeklinkers. Zo werd de naam van God in de bijbel alleen met medeklinkers geschreven: JHWH. Niemand weet precies hoe men die lettercombinatie moet uitspreken. Want de klinkers ontbreken, en de priesters lazen uit eerbied voor de naam van God steevast ‘Adonai’, wat betekent ‘de Heer’. Later werden aan de medeklinkers punten en andere tekens toegevoegd waarmee men klanken kon weergeven (te vergelijken met onze klinkers)
Joodse jongens (en op dit ogenblik steeds vaker ook meisjes) mogen als ze twaalf jaar zijn in de synagoge voorlezen uit de tora-rollen (boekrollen waarop de vijf eerste boeken van de Bijbel geschreven staan)
Let ook op de gebedsmantels die een aantal personen dragen. Het zijn een soort stola’s die de joden over hun schouders leggen als ze bidden. Als je de vlag van Israël voor ogen houdt, vind je diezelfde strepen van de gebedsmantels erin terug.
TIP
Kinderen die 10 jaar zijn, hebben reeds belangstelling voor wat echt gebeurt. Daarom is het interessant om naast deze illustratie ook foto’s te tonen die dit gegeven voor hen actueler maakt. Nog steeds worden dergelijke boekrollen gebruikt, doet men zo’n gebedsmantels aan, draagt men keppeltjes, en discussieert men over de bijbel. Dit gebeurt niet meer in de tempel, want die werd in 49 na Christus verwoest, maar in een synagoge.
Wie kun je zien?
. De twaalfjarige Jezus (eventueel: jongen in het wit) in gesprek
. Geleerde mannen
. Jozef en Maria (eventueel: een man en een vrouw) die Jezus vanuit de verte gezien hebben.
KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST
Jezus blijft in de tempel
(Geïnspireerd op: ‘Jezus voelt zich thuis in de tempel’, in Hemel en aarde, Pasen 2002, p. 15)
Dit verhaal kan inspireren om Lucas 2, 41-52 te vertellen:
‘Hoe ver is het nog? vraagt Jezus aan zijn moeder.
‘We zijn er bijna,’ zegt Maria. Jezus kan niet wachten tot hij in de grote stad Jeruzalem is.
Jezus is twaalf jaar en daarom mag hij voor het paasfeest mee naar Jeruzalem,
helemaal vanuit Nazaret, waar hij woont.
In Jeruzalem staat de tempel.
Vele mensen gaan er naartoe: vaders, moeders, kinderen, ooms, tantes, buren, vrienden
en ook heel wat mensen die Jezus niet kent.
Jezus kijkt zijn ogen uit. Jeruzalem is veel veel groter dan Nazaret.
Er komen mensen uit de hele wereld.
Mensen met andere kleren die andere talen spreken.
In de straten is van alles te zien en te beleven.
Dan ziet Jezus voor het eerst de tempel.
Wat een enorm groot schitterend gebouw is dat!
Hij dwaalt over het plein, loopt door de gangen …
Dat er zoveel te zien is had Jezus nooit gedacht.
In een zaal zitten mensen met elkaar te praten.
Ze lezen verhalen voor uit boekrollen (dat zijn boeken die helemaal opgerold zijn).
Het zijn bijzondere verhalen over God, over lieve mensen, slechte mensen,
over fijne dingen en lelijke dingen …
Jezus gaat erbij zitten. Hij hoort een verhaal dat hij ook in Nazaret heeft gehoord.
Hij blijft luisteren.
- Kennen jullie ook zulke verhalen?
- Kunnen jullie er een aantal voorbeelden van geven?
(Bijvoorbeeld: Adam en Eva, Jozef, Mozes, David …
Als dit wat moeilijk gaat kun je proberen met:
weet je nog dat ik jullie vertelde over: … ?)
Jezus blijft zitten. Het is net of hij op school zit met zijn vrienden.
Elke dag komt hij terug om met de mensen te praten en naar hen te luisteren.
Na een week is het paasfeest afgelopen.
Iedereen gaat terug naar huis.
Maria reist mee met de vrouwen en Jozef met de groep mannen.
Als ze ‘s avonds halt houden vraagt Maria aan Jozef: ‘Heb jij Jezus gezien?’.
‘Nee,’ zegt Jozef, ‘ik dacht dat hij met jou meereisde.
Misschien is hij bij de andere kinderen.’
Maar daar is hij niet.
Maria en Jozef worden ongerust.
Ze zoeken Jezus overal bij familie en kennissen.
Maar ze vinden hem niet.
‘We moeten teruggaan naar Jeruzalem om hem daar te zoeken,’ zegt Maria.
In Jeruzalem beginnen ze te zoeken waar ze gelogeerd hebben.
Daarna gaan ze bij familie en vrienden kijken.
Overal zoeken ze hem.
Na drie dagen komen ze in de gangen van de tempel.
Daar zit Jezus bij een groep mensen. Hij praat en stelt vragen alsof hij groot is.
Maria roept: ‘Jongen, we waren erg ongerust. Hoe kon je dat toch doen?’
‘Mama,’ vraagt Jezus, 'Waarom hebben jullie mij gezocht?
Wisten jullie dan niet dat ik bij mijn Vader wilde zijn?
Maria en Jozef begrijpen niet wat Jezus zegt.
'Kom, we naar Nazaret,’ zeggen ze en Jezus loopt met hen mee.
EVEN TESTEN
Foute woorden
In elke zin is één woord fout. Zet daar een rode streep onder.
Jezus mag mee naar de kerk.
Iedereen viert het kerstfeest.
Jezus is nu acht jaar.
Hij luistert naar de vrouwen.
Zijn vader en tante zoeken hem in Jeruzalem.
Daarna gaat hij met zijn ouders mee naar Betlehem.
Schrijf daarna het goede woord naast die zin.
Correctiesleutel
Jezus mag mee naar de tempel.
Iedereen viert het paasfeest.
Jezus is nu twaalf jaar.
Hij luistert naar de rabbi's.
Zijn vader en moeder zoeken hem in Jeruzalem.
Daarna gaat hij met zijn ouders mee naar Nazaret.
Kies het goede woord: doorstreep het foute woord.
Jezus mag mee naar de kerk / tempel.
Iedereen viert het kerstfeest / paasfeest.
Jezus is nu twaalf / acht jaar.
Hij luistert naar de rabbi's / vrouwen.
Kies het goede woord. Doorstreep de foute woorden.
Jezus mag mee naar de kerk / tempel / berg.
Iedereen viert het pinksterfeest / kerstfeest / paasfeest.
Jezus is nu twaalf / acht / tien jaar.
Hij luistert naar de rabbi's / kinderen /vrouwen.
VERDIEPEN
Vragen bij het verhaal
Bij een illustratie van Jezus in de tempel – tussen de rabbijnen.
- Aan wie zou jij iets vragen?
- Wat zou je dan vragen?
- Jezus voelt zich thuis in de tempel. Hoe voel jij je in de kerk of in een andere gebedsruimte?
- Moesten jullie de vader en moeder van Jezus zijn, wat zouden jullie voelen? Wat zouden jullie doen?
- Moesten jullie Jezus zijn, wat zouden jullie gedaan hebben? Waarom?
- Zou het voor Jezus moeilijk geweest zijn om alleen achter te blijven? Waarom (niet)?
-Waarom gingen Maria, Jozef en Jezus naar Jeruzalem?
(om er het joodse paasfeest te vieren)
- Hoe noemde het grootste gebouw in Jeruzalem?
(de tempel)
- Wat deed Jezus in de tempel?
(Hij luisterde en sprak met andere mensen over God)
Vermiste letters
Vertel eerst over de 12-jarige Jezus die in de tempel achterbleef om bij zijn Vader te zijn. Hij noemde de tempel zelfs 'het huis van mijn Vader'.
Omwille van deze nauwe relatie met God werd dit verhaal verteld en neergeschreven. Al van heel jong typeert deze relatie zijn leven.
Bezorg de kinderen dit blad. Ze lezen het verhaal opnieuw en zoeken de onderstreepte woorden terug in het rooster om zo de vermiste letters terug te vinden.
Blijf daarna even stilstaan bij de woorden: 'Huis van mijn vader'.
- Wat zou Jezus daarmee bedoelen?
- Waarom zou Hij dat gebouw zo heten?
- Ken je andere situaties uit het leven van Jezus waarin je kunt zien hoe belangrijk God wel was voor hem?
(Bijvoorbeeld: zijn geboorte wordt aangekondigd door een engel, een woordvoerder van God; Hij leert bidden met de woorden 'onze Vader'; hij spreekt over het rijk van God en spoort de mensen zo te leven dat dit rijk zichtbaar wordt)
Spreken over God
(C. LETERME in Samuel plus, uitgeverij Averbode 2004 nr 9)
Schrijf op een aantal papieren de volgende woorden: vader, moeder, vriend, water, berg, vuur, vraagteken, uitroepteken, kruis, blanco blad.
Verspreid ze in de ruimte.
Nodig de kinderen uit om naar de verschillende woorden te kijken.
Indien ze een woord vinden dat aansluit bij hun aanvoelen over God, dan mogen ze daar bij blijven.
De tijd om de verschillende papieren te bekijken is die van een lied. Als de kinderen vroeger klaar zouden zijn, doof dan de muziek langzaam uit.
Ga dan van groep tot groep. Ondervraag de kinderen alsof je een journalist bent. Gebruik hierbij een voorwerp dat kan doorgaan voor een micro. Kinderen mogen alleen aan het woord komen, als ze de micro in de hand hebben.
Bespreek nadien met de hele groep de antwoorden:
- Welke uitspraak was het meest treffend?
- Bij welke uitspraak heb je nog vragen?
TIP
Vul de lijst van woorden volgend jaar aan met woorden die je tijdens het 'interview' te horen kreeg en die nog niet op een blad stonden.
ACTEREN
Mogelijkheid 1
Materiaal
Enkele rechthoekige lappen stof dienen om Maria en Jozef te onderscheiden van de andere spelers. Er zijn ook boekrollen (opgerolde stroken papier) voor de mensen in de tempel.
Verloop
. Vertel het verhaal aan de hand van een vertelplaat of een illustratie in een kinderbijbel.
. Zoek op wie een rol speelt in het verhaal en verdeel die rollen onder de kinderen.
Rollen: Jezus, Maria, Jozef, mensen in de karavaan, leraren in de tempel
. Probeer zoveel personages te creëren als er kinderen zijn: mensen die in Nazaret wonen en achter blijven. Ze wuiven de bedevaarders uit. Bij de groep bedevaarders: vriendjes van Jezus, neefjes, nichtjes, ooms, tantes. In Jeruzalem: vrienden bij wie Jozef en Maria logeren, mensen in de tempel, mensen die vertellen over God uit boekrollen.
. De kinderen beelden het verhaal uit terwijl je het verhaal rustig voorleest.
Laat ze ook op weg gaan: de ene hoek van de ruimte is: Nazaret, de andere Jeruzalem. Bij taalvaardige kinderen laat je best wat ruimte in je verhaal zodat ze zelf kunnen zeggen wat er te zeggen valt. Laat ze dat doen op hun manier.
. Na het spel, zeg je dat je een reporter bent van een krant in Nazaret. Stel ze dan de volgende vragen:
- Wie was je?
- Jezus is een jongen van twaalf jaar, net zo groot als de kinderen van het zesde jaar. Wat vind je van hem?
Mogelijkheid 2
Verteller
Jozef en Maria gaan naar Jeruzalem.
Daar zullen ze het joodse paasfeest vieren.
Jezus, die twaalf jaar geworden is,
mag voor het eerst met hen mee.
Jezus
Hoe ver is het nog, mama?
Maria
We zijn er bijna, Jezus.
Verteller
Jezus kan niet wachten tot hij in de grote stad Jeruzalem is. Heel veel mensen gaan er ook naartoe.
In de stad kijkt Jezus zijn ogen uit.
Jeruzalem is veel groter dan Nazaret.
In de straten is van alles te zien en te beleven.
Dan ziet Jezus voor het eerst de tempel in Jeruzalem.
Wat een schitterend gebouw is dat!
In een zuilengang zitten mensen met elkaar te praten.
Over God, over lieve mensen, slechte mensen,
over fijne dingen en lelijke dingen...
Jezus gaat erbij zitten.
Elke dag komt hij terug
om met die mensen te praten en naar hen te luisteren.
Na een week is het paasfeest afgelopen.
Jezus, Maria en Jozef gaan terug naar huis.
Maria reist mee met de vrouwen en Jozef met de groep mannen. Het is avond.
Maria
Jozef, heb jij Jezus gezien?
Jozef
Neen, ik dacht dat Hij met jou meereisde.
Misschien is Hij bij de andere kinderen.
Maria
Daar ben ik al gaan zien. Maar daar is ook Hij niet.
Verteller
Nu worden Maria en Jozef ongerust.
Ze zoeken Jezus overal, maar vinden Hem niet.
Maria
Laten we teruggaan naar Jeruzalem.
Misschien is Hij daar ergens.
Verteller
Maria en Jozef beginnen te zoeken waar ze logeerden.
Daarna kijken ze bij hun familie en vrienden in Jeruzalem.
Na drie dagen komen ze in de gangen van de tempel.
Daar zit Jezus bij de groep mensen.
Hij praat en stelt vragen alsof Hij groot is.
Maria
Jongen, we waren zo ongerust.
Hoe kon je ons dat toch aandoen?
Jezus
Mama, Waarom hebben jullie Mij gezocht?
Wisten jullie dan niet
dat Ik bij mijn Vader in de hemel moest zijn?
Maria
Maar wat zeg je nu toch?
Kom, we naar Nazaret.
Verteller
Jezus gaat met zijn ouders mee naar Nazaret.
Daar wordt Hij een wijze man,
die graag gezien werd door God en door de mensen.
INLEVEN
Rollenspel
Vertel het verhaal van een jongen die samen met zijn ouders op reis gaat. Omdat zijn ouders elk met een andere groep terug naar huis gaan, merken ze niet dat hij achterblijft.
's Avonds merken de ouders dat hun jongen niet mee is. Ze gaan terug en vinden hem in druk gesprek met een aantal mensen.
Laat de kinderen zelf het vervolg hierop uitdenken.
- Wat zeggen de ouders als ze hun zoon terugzien?
- Wat zegt de zoon?
Vergelijk dan met het Bijbelverhaal
Zoek zowel in het Bijbelverhaal als in het rollenspel naar vormen van afhankelijkheid en zelfstandigheid.
Tableau vivant
Zoek samen met de kinderen naar het meest treffende moment uit het verhaal. De kinderen beelden dit uit. Laat ze daarvoor in een geschikte houding staan (bv. zeg dat je een 'foto' wil nemen) Indien er verschillende situaties zijn, dan laat je die door verschillende groepen uitbeelden, de anderen kijken er dan naar. (Zorg ervoor dat er niet teveel groepen aan het werk zijn. Dat is voor de kinderen verwarrend)
Sluit dit tableau vivant af met een gespreksronde.
- Wie was jij?
- Wat dacht je toen je die persoon voorstelde?
- Wat vind jij van Jezus?
Beëindig deze activiteit met het voorlezen van de tekst zoals die in het evangelie staat.
DOEN
Familie-slinger
(Simon 2005, nr 8)
Inspireer je aan de volgende slingers om de kinderen een slinger te laten maken.
Voorbeeld 1 heeft als voordeel dat het stevig is (handen en voeten raken elkaar) maar als nadeel dat het eenzijdig is (alleen meisjes hoofden).
Voorbeeld 2 stelt dan wel jongens en meisjes voor, maar heeft als grote nadeel dat het helemaal niet zo stevig is.
Voorstel: maak een slinger waarbij de hoofdjes afzonderlijk zijn, maar waarbij handen en voeten elkaar raken.
Hoe ga je te werk?
Teken op een smalle rechthoek een model: een half figuurtje (de helft van het hoofd en van de romp; één arm, één been) Zorg ervoor dat de arm en het been tegen de rand van de rechthoek komen.
Plooi een strook papier die even hoog is als het model, in een accordeon. Teken daarna de omtrek van het model op de gevouwen strook. Knip die uit en zorg ervoor dat de handen en voeten aan elkaar blijven zitten.
Open de accordeon.
De kinderen tekenen op de hoofden de gezichten van hun familie of van al wie in hun leven een belangrijke plaats heeft (hiervoor kunnen eventueel foto's gebruikt worden). Ze tekenen ook de kleren erbij met stiften.
Overwegingen
Paul Kevers
Waar is Jezus thuis?
(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2004 nr 9, p. 12)
Als kleine jongen groeit Jezus op in Nazaret, in het gezin van de timmerman Jozef en zijn vrouw Maria. Daar is Hij thuis. Als Hij twaalf jaar is, mag Jezus voor het eerst met zijn ouders mee naar Jeruzalem, naar de tempel, om daar het paasfeest te vieren. In deze mooie, grote stad heerst een drukt van belang. Na het feest blijft Jezus in de tempel achter, geboeid door de discussies en de Bijbeluitleg van de Schriftgeleerden. Het duurt even voor zijn ouders in de gaten hebben dat Jezus niet mee naar huis is gegaan. Ongerust keren ze naar Jeruzalem terug... Pas drie dagen later vinden ze hun kind...
Is dat een puberstreek van Jezus? Wil Hij even onder de vleugels van zijn ouders vandaan? Misschien, maar de evangelist Lucas bedoelt nog iets anders. De belangrijkste zin in zijn verhaal is het antwoord van Jezus: 'Wisten jullie dan niet dat Ik bij mijn Vader moest zijn?' Jezus is samen met zijn ouders naar Nazaret teruggekeerd en Hij is bij hen gebleven tot Hij volwassen was. Maar echt 'thuis' was Hij alleen bij God. Hij noemde God zijn Vader en alle mensen kinderen van God. Hij beschouwde dus iedereen als familie. Later zou Hij zeggen: 'Mijn moeder, mijn broers en mijn zussen zijn zij die de wil van God volbrengen.' (Marcus 3, 35)
Marc Gallant, trappist (Orval)
Bar Mitswa (2016)
Vandaag nog zien we aan de Klaagmuur van Jeruzalem hoe een jongen van 13 zijn 'Bar Mitswa' (letterlijk: “Zoon van het Gebod”) doet, gehuld in zijn gebedssjaal en de gebedsriemen om het hoofd en aan de linkerarm. In tegenwoordigheid van vader, broers en een rabbijn, leest hij van een rol van de Tora, terwijl moeder en zussen sympathiseren op afstand vanaf het voorplein der vrouwen. Zo wordt hij volwaardig lid van de joodse gemeenschap, hij mag naar de synagoge komen en er voorlezen uit de Wet.
Het is ook voor Jezus een hele gebeurtenis als hij, op zijn twaalf jaar, voor het eerst mee mag met de bedevaart naar Jeruzalem. Van Nazaret, zijn dun bevolkt dorpje, komt hij terecht in de grote stad, die zowat 160.000 inwoners telde met daarenboven, op de bedevaartsdagen, nog een tentenstad voor evenveel pelgrims: het gewemel van de bedevaart te Mekka kan ons daar een beeld van geven. Welke overweldigende indruk als Jezus voor het eerst mag doen wat hij in de psalmen reeds gezongen heeft:
“Trek om Sion heen, tel de torens van de stad;
bewonder de muren, aanschouw de vestingen
en vertel aan het nageslacht:
‘Kijk, zo is onze God, onze eeuwige God”
(Psalm 48,13-15).
Maar de drukdoende verkopers aan de ingang zullen hem ook bijblijven en ook al die venters die met koopwaar over het tempelplein lopen (vgl. Marcus 11,16).
Het is doorheen al die drukte dat Maria, Jozef en Jezus zich een weg banen om te komen tot de plaats zelf van het gebed. Het is opvallend dat zijn ouders Jezus niet meer als kind behandelen. Zijn vader betuttelt hem niet, en Jezus zelf plakt ook niet aan zijn moeder: hij heeft zelfvertrouwen en zijn ouders laten hem zijn eigen weg gaan. Het is immers slechts na één dag terugreis dat ze bemerken dat hij niet in het gezelschap is dat naar Nazaret terugtrekt. Dat wil zeggen dat Jezus drie dagen lang zijn plan getrokken heeft voor voedsel en onderdak. Hij heeft echter zijn tijd niet verloren. De 'leraars' hebben hem in hun kring onthaald, zoals ze gewoon waren te doen voor de nieuwgekomen kinderen die aan hun Bar Mitswa toe waren. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus, geboren kort na Jezus’ dood, vertelt dat hij aan zijn veertiende, na zijn Bar Mitswa, zelf ook door de priesters en vooraanstaanden van Jeruzalem werd ondervraagd over de Wet. De nieuwkomer was niet enkel een luisteraar, hij mocht ook suggestie en kritiek brengen op deze 'vrije tribune' volgens de rabbijnse traditie.
Stippen we tevens aan dat het rabbijns onderricht te Jeruzalem in het Hebreeuws gegeven werd, terwijl te Nazaret Aramees en Grieks de gangbare talen waren. Op zijn twaalfde was Jezus reeds drietalig. De Schriftgeleerden mochten dus wel 'versteld staan van zijn verstand en zijn antwoorden' (Lucas 2, 47).
Marie en Jozef doen intussen de ervaring op van alle ouders met kinderen die van kind tot volwassen worden. Ze zijn kennelijk niet van het ongeruste of pietepeuterige soort. Hebben ze hun kind teveel vrijheid gegeven? Het teveel of niet genoeg blijft altijd een moeilijke evaluatie in deze materie. Het belangrijkste is echter vertrouwen te schenken. De adolescent kan natuurlijk misbruik maken van dat vertrouwen: zoals Jezus kan hij dan zijn eigen weg gaan zonder zich teveel te bekommeren om zijn ouders die hem angstig zoeken, drie dagen lang, terwijl hij rustig gezeten is bij de leraren. Voor de adolescent is het de zelfbevestiging, voor de ouders is het de crisis met het kind dat hen ontsnapt.
Hoe reageren Maria en Jozef? Ze trekken de kaart van de genegenheid. Jozef valt niet uit met de hoge toon van zijn vaderlijk gezag: dat zou juist maar leiden tot een botsing tussen vader en zoon. Het is de moeder die met een zacht verwijt de gekwetste genegenheid uitdrukt: “Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht”. De adolescent weet zo dat hij de genegenheid van zijn ouders niet heeft kwijtgespeeld, en hij komt met zijn eigen klacht: een adolescent verwijt altijd zijn ouders dat hij zelf de moeilijke stap heeft moeten zetten naar zijn onafhankelijkheid. Onterecht, overigens : hoe zouden de ouders dat in zijn plaats kunnen doen?
Gezeten te midden onder hen ondervroeg Jezus de leraars. Nu ondervraagt hij zijn ouders die daar staan buiten die cirkel: 'Waarom hebben jullie mij gezocht? Wisten jullie dat niet?' Het is meer een klacht dan een verwijt. 'Je vader en ik', heeft zijn moeder gezegd. Hij springt op die woorden: 'Ik moet zijn bij mijn Vader'. Hij emancipeert zich door zijn diepe persoonlijkheid te bevestigen. Zo de ouders hun zoon niet begrijpen, ze aanvaarden hem nochtans in zijn zich bevestigende persoonlijkheid. Zo begrijpt Jezus dat hij zichzelf mag zijn, onvoorwaardelijk. Maar daarmee kan hij ook aanvaarden dat hij in de familiale genegenheid te Nazaret bij zijn Vader moet zijn.
Zo begrijpen we waarom dit evangelie voorgelezen wordt op het feest van de Heilige Familie' : het toont ons een facet van de Menswording van God. Het woord zegt het zelf: God is, de mens wordt. De mensgeworden God heeft, als mens, dit wordingsproces doorgemaakt, met de evolutie van kind tot volwassene. Het kon op een harmonieuze manier dank zij het vertrouwen en de genegenheid van zijn ouders, die misschien niet altijd alles konden begrijpen.
De ouders met kinderen die aan het uitgroeien zijn, vinden er voorbeeld en kracht.