Matteüs 28, 1-10: De vrouwen bij het graf
Matteüs 28, 1-10 // Marcus 16, 1-7 // Lucas 24, 1-12 // Johannes 20, 1-9
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1576)
De sabbat was voorbij. De volgende dag gingen Maria uit Magdala en de andere Maria bij het graf kijken. Het was nog vroeg, de zon kwam net op.
Opeens was er een grote aardbeving. Er kwam een engel van de Heer uit de hemel naar beneden. Hij rolde de steen van het graf weg en ging erop zitten. Hij leek op het stralende licht van de bliksem. En zijn kleren waren zo wit als sneeuw.
De soldaten die het graf moesten bewaken, beefden van angst en vielen op de grond. Het leek alsof ze dood waren.
De engel zei tegen de vrouwen: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus, die aan het kruis gestorven is. Maar hij is hier niet. Want hij is opgestaan uit de dood, zoals hij gezegd heeft. Kom maar kijken, hier heeft hij gelegen.
Ga nu snel naar de leerlingen en zeg hun dat Jezus uit de dood is opgestaan. Vertel hun ook dat Jezus naar Galilea gaat. En dat ze hem daar zullen zien. Dat is wat ik tegen jullie moest zeggen.’
Snel gingen de vrouwen weg bij het graf. Ze waren geschrokken, maar ook ontzettend blij. Ze wilden zo snel mogelijk aan de leerlingen gaan vertellen wat er gebeurd was.
Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet, en hij groette hen. De vrouwen liepen op hem af. Ze knielden voor hem en pakten zijn voeten vast. Jezus zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ga aan mijn vrienden vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
De sabbat was voorbij.
De eerste dag van een nieuwe week begon.
Maria van Magdala en de andere Maria
gingen kijken naar het graf van Jezus.
Ineens begon de aarde erg te beven,
want een engel van de Heer kwam uit de hemel.
Hij rolde de steen voor het graf weg en ging erop zitten.
De engel schitterde als de bliksem
en zijn kleren waren wit als sneeuw.
De soldaten bij het graf beefden van angst.
Ze werden lijkbleek.
De engel zei tegen de vrouwen:
‘Jullie moeten niet bang zijn. Ik weet dat jullie Jezus zoeken
die gestorven is op een kruis.
Hij is niet hier. Hij is verrezen, zoals Hij gezegd heeft.
Kom, kijk naar de plaats waar Hij gelegen heeft.
Ga snel tegen zijn leerlingen zeggen:
“Hij is verrezen. Kijk, Hij gaat naar Galilea.
Daar zullen jullie Hem zien.”
Dit wilde ik jullie zeggen.’
De vrouwen liepen snel van het graf weg.
Ze waren één en al angst en ook vol vreugde.
Ze liepen snel om dat aan zijn leerlingen te vertellen.
En kijk, Jezus kwam hun tegen. ‘Dag’, zei Hij.
Ze gingen naar Hem toe. Ze grepen Hem bij de voeten vast
en vielen voor Hem op de knieën.
Toen zei Jezus: ‘Jullie moeten niet bang zijn.
Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan.
Daar zullen ze Me zien.’
Stilstaan bij ...
Na de sabbat
Gezien de sabbat de zevende dag was, gaat het over de achtste dag. De achtste dag is een allusie op de dag van de Messias, waarover de profeten spreken.
De eerste dag
Voor de joden eindigt de week met de sabbat. De eerste dag van de week is dan onze zondag.
Kijken / Zien
Volgens de Talmoed bestond er eern een joodse gewoonte om ‘tot de derde dag’ het graf van een dode te bezoeken, ook al om te zien of de dode niet per vergissing levend begraven was.
Graf
Burgers die eigen grond bezaten lieten vaak in de rotsen van hun veld of tuin een grafkamer inrichten, waar zij en hun familieleden na hun dood op een rustbed konden worden bijgezet. Na het bijzetten van een dode, werd de rotsopening door een zware steen afgesloten.
Normaal werden gekruisigden begraven in een massagraf voor misdadigers, tenzij hun lichaam opgevraagd werd door de rechter die het vonnis velde. Het lijk moest dan voor zonsondergang begraven worden.
In de middeleeuwen begon men het graf van Jezus af te beelden als een stenen kist. Zo'n graf was meestal voor welgestelde mensen.
Wit
In de bijbel (ook op iconen) is wit de kleur die naar God verwijst, zodat de boodschap van de man in het wit een boodschap van God is. Wit verwijst naar licht.
Galilea
Matteüs plaatst de ontmoeting met de verrezen Christus in Galilea, omdat Galilea in zijn evangelie de plaats is waar Jezus de kern van zijn boodschap, de bergrede, uitsprak.
Bij de tekst
Echt gebeurd?
Wat er precies gebeurde nadat het lichaam van Jezus in het graf werd gelegd, wordt nergens vermeld. Wel komen de verschillende evangelieverhalen hierin overeen dat de leerlingen van Jezus, die dachten dat met zijn dood alles afgelopen was, Hem begonnen te zien.
Bovendien is dit verhaal erover niet bedoeld als het verslag van een gebeuren, maar een verhaal dat met 'poëtische vrijheid' de betekenis van de verrijzenis van Jezus wil belichten.
Betekenis
De evangelisten wilden duidelijk maken dat Jezus een levende werkelijkheid onder de mensen blijft. Als teken daarvan schreven ze het over het lege graf.
De kern wordt gevormd door wat de engel zegt: 'Hij is niet hier, Hij is verrezen.'
Voor wie in Jezus gelooft
... breekt er licht door in de duisternis
... wordt de steen die alle hoop vernietigt, weggerold.
Vermoedelijke context waarin deze tekst ontstond
Men denkt dat dit verhaal beïnvloed is door het gebruik van de eerste christenen te Jeruzalem om op paasmorgen het graf van Jezus te bezoeken als pelgrims. De evangelisten Matteüs en Marcus zouden dan zinnen overgenomen hebben die ze te horen kregen bij het bezoek aan dat graf.
Matteüs: 'Komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft.'
Marcus: 'Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had.'
Merk op
. Bij de geboorte van Jezus waren herders getuige; bij zijn verrijzenis zijn het vrouwen. Van beide groepen aanvaardde het gerecht de getuigenis niet.
. Vrouwen blijken aan de bron te staan van de verrijzeniservaring. Dit staat in sterk contrast met de plaats van de vrouw in de kerk. Hoewel de Kerk grotendeels steunt op de belangeloze en vrijwillige inzet van vele vrouwen, wordt hun bijdrage nauwelijks officieel erkend.
Het graf van Jezus
Helena, de moeder van de Romeinse keizer Constantijn I de Grote, identificeerde het graf in 326 na Christus. Van dan af werd die plaats een bedevaartsoord voor de christenen. Haar zoon, keizer Constantijn, gaf in de vierde eeuw de opdracht er een kerk op te bouwen. Later werden daar meerdere kerken gebouwd, die verwoest werden door oorlog of brand. De huidige kerk werd in 1149 gebouwd.
Na een lange ruzie werden zes christelijke Kerken (Grieks-orthodoxen, Rooms-katholieken, de Armeens-Apostolische Kerk, de Syrisch-orthodoxe Kerk van Antiochië, de Koptisch-orthodoxe Kerk en de Ethiopisch-orthodoxe Kerk) het in 2016 eindelijk eens over de renovatie van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem. Griekse experten onderzochten en renoveerden het graf dat in heel slechte staat was, en de kapel die daarboven gebouwd werd.
‘We hebben de marmeren plaat weggenomen en werden meteen getroffen door de grote hoeveelheid puin die zich daar in de loop der tijden heeft opgehoopt’, zei archeoloog Fredrik Hiebert. ‘Het duurt nog een hele tijd eer we die tussenlaag van puin onderzocht hebben. Daarna komen we op de eigenlijke rotslaag (de graftombe was uitgehouwen uit een rots van kalksteen) terecht waarop het lichaam van Christus werd gelegd na zijn kruisdood. Die rotslaag die het grafbed vormde, meet zo’n 1,50 meter bij 90 cm.’
Bijbel en kunst
Beeldhouwwerk
G. MINNE
De drie heilige vrouwen bij het graf (voor 1918)
Beeld van de Belgische kunstenaar George / Joris Minne (1866-1941)
Het beeld toont drie vrouwen die hun gezicht niet laten zien. Ze zijn opgesloten in hun donker verdriet. Hun treurende houding herinnert aan die van de pleurants (‘beweners’ van de beeldhouwer Sluter op de praalgraven van Bourgondische edelen).
Suggestie
. Toon de afbeelding: zo heeft Joris Minne de drie vrouwen gebeeldhouwd die op de eerste dag van de week naar het graf van Jezus kwamen.
- Wat roept dit beeld bij jou op?
. Lees Matteüs 28, 1-10 voor.
(De deelnemers herkennen het beeld van G. Minne in het eerste vers van die tekst).
. Bespreek:
Welk tips zou jij aan de kunstenaar geven om het vervolg van de tekst uit te beelden?
. Wat moet het beeld volgens jou dan oproepen?
. Staan de vrouwen dan nog zo bijeen?
. Is hun gezicht dan nog onzichtbaar?
. Zijn hun handen dan nog zo gekruist voor zich?
. Is het materiaal van het beeld dan nog hetzelfde?
Schilderkunst
A. HUGHES
De vrouwen bij het graf
Arthur Hughes, een Engelse kunstschilder (1893-96) leunde aan bij de prerafaëlieten, een beweging van kunstenaars die teruggreep naar de eenvoud van kunstenaars die leefden vóór Rafaël.
Op dit kunstwerk zijn twee vrouwen, twee wachters (die op de grond liggen) en één engel te zien.
Het geschilderde gebeuren vindt plaats buiten voor de ingang van het graf. Eén van de vrouwen draagt een kruikje met welriekende olie. Meestal wordt Maria-Magdalena zo voorgesteld.
Ongeveer in het midden van het werk staat een bloesemende boom (teken van nieuw leven).
Links boven is een duif te zien in een stralenkrans.
Let ook op het spel tussen licht en donker.
HE QI
Hij is verrezen (2001)
Dit kunstwerk is van He Qi, een Chinees kunstenaar die in Amerika verblijft.
Twee engelen in het wit spreken twee vrouwen aan. Rond het hoofd van de engelen is een aureool. Hiermee drukt de kunstenaar hun relatie met God uit. Ook de witte kleur van hun kleding doet dat.
De linkse engel heeft de handen gevouwen. De rechtse engel lijkt de vrouwen de weg te wijzen.
De vrouwen zelf zitten er wat onhandig bij. De ene vrouw heeft nog een kruikje vast, dat ze nu niet meer kan gebruiken. Wil de witte kleur van haar bloesje zeggen dat ze oren heeft naar wat de engelen zeggen? De andere vrouw staat nog in de duisternis. Een zachte gloed verraad haar aanwezigheid. Laat ze de boodschap van de engel haar leven nog meer kleuren?
Suggesties
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Zet in de juiste volgorde
. De vrouwen gaan naar de apostelen om te zeggen dat Jezus verrezen is.
. Heel vroeg in de morgen gingen de vrouwen naar het graf kijken.
. Jezus vraagt dat de apostelen naar Galilea gaan.
. Een man in het wit spreekt de vrouwen aan.
. Een engel rolde de steen voor het graf weg.
Correctiesleutel
Heel vroeg in de morgen gingen de vrouwen naar het graf kijken.
Een engel rolde de steen voor het graf weg.
Een man in het wit spreekt de vrouwen aan.
De vrouwen gaan naar de apostelen om te zeggen dat Jezus verrezen is.
Jezus vraagt dat de apostelen naar Galilea gaan.
Duid het goede antwoord aan
Wanneer gingen de vrouwen naar het graf?
O 's Avonds op de eerste dag van de maand
O Op de middag van de eerste dag van de week
O Tegen de avond van de dag waarop Jezus begraven werd
O 's Morgens op de eerste dag van de week (XXX)
Waarom kwamen de vrouwen naar het graf?
O omdat de apostelen zelf niet konden komen
O omdat de apostelen teveel verdriet hadden
O omdat ze het graf wilden zien (XXX)
O omdat de soldaten verboden om Jezus te zien toen Hij gekruisigd was
De vrouwen zagen een engel. Het kleed van de engel was
O rood als bloed
O zwart als roet
O wit als sneeuw (XXX)
O geel als de zon
Wat zei de engel tegen de vrouwen?
O Wees niet bang! Ik zal jullie geen pijn doen!
O Jullie zoeken Jezus. Hij is verrezen, Hij is hier niet. (XXX)
O Ga naar Betlehem om te zeggen dat u ons gezien hebt.
O Hier is de plaats waar Jezus voor de laatste keer gegeten heeft.
Jongeren
BELEVEN
'De steen was weggerold'
(Geïnspireerd door de bijdrage van pastoor Peter Kastekkere in Kerk en Leven, Federatie Rotselaar, 31 maart 2010, p. 1)
Vertel dat waar mensen begraven worden, het de gewoonte is om er mettertijd een grafsteen op te plaatsen (letterlijk). Maar ook bij leven kan het zijn dat mensen een steen op hun hart dragen (figuurlijk).
Sta met de jongeren stil bij welke 'stenen' op het hart van mensen kunnen liggen. Bijvoorbeeld:
De steen van moedeloosheid
Mensen die zeggen: alles is om zeep! Er is oorlog, geweld, werkloosheid, afbraak van het milieu...
En het wordt er allemaal maar niet beter op!
De steen van verdriet
Mensen hebben een dierbaar iemand verloren en kunnen hun verdriet niet verwerken.
Een relatie stokt...; Men krijgt heel slecht nieuws te verwerken ivm gezondheid...
De steen van 'laat mij gerust'
Ik word toch niet begrepen; ik word niet gewaardeerd, ik word verkeerd begrepen...
Noteer de verschillende 'stenen' die de jongeren aanbrengen.
(Indien de jongeren niet erg taalvaardig zijn kun je ze zelf een aantal soorten 'stenen' opsommen. Zij staan er dan bij stil op welke manier deze stenen iemand 'dood' maken.)
Lees dan het begin van het evangelie op Pasen:
Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena, vroeg in de morgen, bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold.
Laat de jongeren vertellen wat er verder gebeurde. Indien het verhaal niet bekend is, lees het dan zelf verder voor. (Zie hoger)
Blik daarna terug op de verschillende 'stenen' en laat de jongeren zoeken hoe ze die 'stenen' kunnen wegrollen en voor elkaar en anderen nieuw leven mogelijk maken. Wie gelooft in Jezus vindt hiervoor kracht en inspiratie bij zijn verrijzenis.
VERTELLEN
Een spreker uit Moskou
(Bron onbekend)
Ergens in de Sovjet-Unie organiseerde de atheïstische beweging een gespreksavond. Iedereen die verwacht werd te komen was aanwezig.
Er kwam een spreker uit Moskou die over de mythe van Christus begon te spreken.
Hij kon goed vertellen. Iedereen hing aan zijn lippen. Hij schilderde de tijd waarin het geloof in Christus geboren zou zijn. Hij vertelde van een wereld in nood, van volkeren die onderdrukt werden met geweld en slaven die in opstand kwamen tegen hun lot en die werden neergeslagen.
Het was doodstil in die zaal. Iedereen luisterde gespannen. Het was of hij niet vertelde van een wereld van 2000 jaar geleden, maar van hun eigen wereld en van hun eigen leven. Een wereld vol honger naar gerechtigheid, naar bevrijding en verlossing. Hij vertelde daar zo levendig over, dat zij het voor zich zagen en tegelijk was het of hij sprak over hun tijd.
Tegen die achtergrond begon hij over Christus te spreken, over zijn leven, zijn woorden, zijn werken, zijn lijden en sterven. Hij ontleedde die leer en wees erop hoe die een antwoord was op de nood, waarvan hij had gesproken. Maar ... dat antwoord van Christus was niet uit te voeren: je leven geven voor je naaste, je vijanden liefhebben en weldoen aan die je haten. Niet langer vragen: wat zullen we eten en wat zullen we drinken, want die eeuwige vrees van ons dat we tekort zullen komen is de wortel van alle kwaad.
Dat woord was waar, zei de spreker. Maar het was onmogelijk voor de mens om daartoe uit zichzelf te komen.
Terwijl hij dat alles vernietigde in een betoog zo knap dat niemand er een speld tussen kon krijgen, werden er oude dromen in die mensen wakker.
Het was dwaasheid, zei de spreker, om die leer te willen kleineren. Dat zou nooit lukken, dat was een verouderde tactiek waarvan de complete mislukking al gebleken was. Want die leer van Christus was de mooiste droom die de mensheid ooit bezeten had. Maar ... ze was niet te realiseren. Daarom werd Christus tweeduizend jaar geleden in Jeruzalem aan het kruis geslagen. Van die Christus die morsdood was hadden de mensen geen redding te verwachten. De idealen die hij gepredikt had vielen wel te realiseren, maar alleen door een systeem dat rekening hield met de menselijke natuur en die de mens dwong tot datgene waartoe hij uit zichzelf nooit komen zou.
Het werd doodstil in de zaal. Die man had voor hen allemaal Christus laten leven, zoals hij voor de meeste nooit geleefd had en daarna had hij hem laten sterven en hen overtuigd van zijn dood.
De voorzitter van de vergadering vroeg of er iemand wat te zeggen had of een vraag wilde stellen, maar er viel niets meer te zeggen of te vragen. De mensen voelden zich vernietigd en verslagen. Ze wilden liefst weggaan en alleen zijn.
Achter in de zaal was iemand opgestaan. Hij kwam langzaam naar voren. Toen hij op het podium stond herkenden ze hem. Het was de voormalige bisschop van die stad, die jarenlang gevangen was geweest, maar wegens zijn hoge oude ouderdom was vrijgelaten. Hij woonde als een vergeten onschadelijke burger aan de rand van de stad. De meeste wisten niet eens dat hij nog leefde. Ze dachten: 'Man, zwijg toch, zwijg! Wat valt er nog te zeggen?' Maar hij keek hen aan met zijn oude ogen en toen zei hij met zijn versleten stem: Christus is opgestaan!
En zij keken hem aan en wachtten wat hij nog meer zou zeggen, maar hij zei niets meer, dat was het hele antwoord.
En toen, toen ging er een rilling door die zaal en opeens stonden ze allemaal op en antwoordden als met één geweldige stem: Hij is waarlijk opgestaan. En ze begonnen de Paashymne te zingen: 'Christus is opgestaan uit de doden...' En ze huilden, maar zongen het verder: Aan wie in de graven waren, bracht hij het leven ...
Overwegingen
Paul Kevers
Jezus is verrezen! Maar hoe weten we dat? Zijn daar bewijzen voor?
(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2004 nr 7, p. 12)
In de vier evangelies lees je dat enkele vrouwen een paar dagen na Jezus' dood naar zijn graf zijn gegaan. In het graf hebben ze het lichaam van Jezus niet gevonden.
Is dat dan een 'bewijs' dat Jezus verrezen is?
Nee, natuurlijk niet. Trouwens, het eerste wat de vrouwen denken, is dat iemand het lijk is komen weghalen. Dat staat letterlijk zo in het evangelie van Johannes. Maar dan treden twee engelen naar voren: 'Je moet de levende niet zoeken bij de doden. Denk liever terug aan wat Jezus zelf heeft gezegd en gedaan.' Dat gaan de vrouwen vertellen aan de andere leerlingen...
''Welke betekenis heeft dit verhaal dan voor ons vandaag?
De dood betekende voor Jezus niet het einde. Jezus leeft, op een onvoorstelbaar nieuwe manier, bij God. Daarom vragen de mannen in het wit: 'Waarom zoeken jullie de levende bij de doden? Je moet niet blijven treuren bij het graf van Jezus.' Bovendien vragen ze: 'Blijf denken aan al wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Een 'sluitend' bewijs van Jezus' verrijzenis is er niet. Maar je zult misschien toch wel ervaren dat Jezus leeft, dat Hij je aanspreekt en kracht geeft om te leven zoals Hij het ons heeft voorgedaan.'
Marcel Braekers o.p.
Een nieuw begin (Pasen 2020)
Jezus is gestorven, iedereen is gevlucht of houdt zich schuil, bang voor wat er in deze woelige dagen in de lucht hangt. Maar twee vrouwen laten zich niet intimideren. Ze gaan, gedreven door liefde, naar het graf … om te zien. Maar ja, wat valt er te zien? Een nis in een rotsige wand met een steen ervoor. ‘De ochtend van de eerste dag van de week gloorde’, schrijft Matteüs want, zo herinnerde hij zich, zo begint Genesis de dag van de eerste schepping. Wat hier gebeurt is een nieuwe schepping.
De twee vrouwen zijn de enige volgelingen die overblijven. Ze stonden langs de lijdensweg en bij het kruis. Vandaag willen ze zijn weg gaan en Hem begroeten in zijn dood. Was het omdat ze zo empathisch waren dat ze meer zagen dan anderen of hadden ze al tijdens Jezus’ leven een ervaring van iets ongewoon? We weten alleen dat tijdens dit bezoek aan het graf iets bijzonder met hen gebeurde. Ze hadden een ervaring van het goddelijke dat zich van hen meester maakte. Matteüs gebruikt vanuit zijn vertrouwde Joodse achtergrond het beeld van een engel in een wit kleed, symbool van goddelijke kracht. Doorheen de dood en in de leegte ontdekken ze iets van Gods aanwezigheid.
Het graf is leeg, getuigt de engel, Jezus is afwezig én tegelijk aanwezig. Hij is voortaan aanwezig op de wijze van afwezigheid. Zo ervaren deze vrouwen hun bezoek en vertellen ze het verder. Vanaf nu willen ze getuigen over die nieuwe aanwezigheid die ze ervaren als een nieuw begin, een nieuwe schepping. Je kan het je nauwelijks voorstellen dat iemand verdrietig, treurend om wie men verloren is, naar een graf gaat en verlicht, getroost en gesterkt ervan terugkeert. De vrouwen keken in de leegte en ontdekten dat in die leegte een weg loopt. Zoals het gevluchte volk plots een voetspoor in de zee zag en zo een weg van bevrijding ging. Leegte was nodig, de nacht van de zinnen, de nacht dat verstand en verbeelding geen weg meer zien. Er valt niets te zien, niets te bewijzen, niets waar sterke mensen zich graag op beroemen. Er is alleen de verwijzing naar elders en naar elkaar: een in het wit geklede engel als symbool van wat aan ervaring ontsnapt en niet gezegd kan worden. Wij noemen dat ‘verrijzenis’, niet om te benoemen wat gebeurt, maar om op te roepen wat ons overvalt, wat zich geeft. We moeten de leegte opnieuw ontdekken, schreef Kandinsky in zijn schildersboek: “Es geht um ein offenes Jenseits”. Alleen in de leegte kan God en het goddelijke oplichten als ongrijpbare Lichtglans. Dat vertelden de vrouwen en die ervaring wordt in de Kerk altijd weer verder verteld.
Frans Mistiaen s.j.
De verrezen heer Jezus leeft in ons!
De vrouwen konden het blijkbaar niet nalaten
toch weer naar het graf te gaan... om bij de dode te zijn.
Het is toch wel vreemd hoe ook wij soms de neiging hebben
naar de dood toe te trekken,
in onze herinneringen steeds terug te keren
naar die dode punten in ons leven,
waarvan wij eigenlijk wel weten dat ze toch geen toekomst hebben:
een letsel opgelopen in onze jeugd,
een blijvende pijn omwille van de afwezigheid van een dierbare,
een mislukking in relatie of werk,
ergens een domein waar wij zijn vastlopen,
of het machtsmisbruik en de eigenliefde van onze Kerk,
die te lang doof bleef voor de slachtoffers van seksueel geweld.
Op die ontgoochelingen keren wij in gedachten regelmatig terug
en wij blijven er maar over piekeren.
Maar dat kunnen dan eeltige plekken worden op ons hart
die geen leven of liefde meer doorlaten of doorgeven.
Onze zwakheden lokken ons regelmatig
naar herinneringen waar wij eigenlijk vastlopen en innerlijk dood gaan.
Het is toch wel vreemd dat mensen zo naar de dood worden gezogen.
Zo moeilijk te begrijpen!
Met Pasen is juist de andere beweging op gang gekomen.
Onze God zet ons op de andere weg.
Wij hebben het vanavond weer gehoord en gevierd.
Hij stuurt ons altijd maar opnieuw de andere kant op,
weg van de dood, voorbij de dood, naar het leven.
God doet dat met behulp van één of andere ‘engel’
die een troostwoord brengt in Zijn Naam.
Hebben wij niet allen reeds zo'n engel ontmoet in ons leven?
dwz. één of andere heel gewone mens,
maar die, door een eenvoudig gebaar van goedheid,
wat warmte bracht in de kilte van onze nacht.
Een vriend of vriendin
wiens woord van troost of teken van tederheid
een stuk dood uit ons hart wist weg te rollen,
zoals die stralende engel die de grafsteen wegrolde
en erop ging zitten, ten teken van overwinning op de dood.
Eigenlijk brengt zo iemand aan ons op zijn of haar manier
steeds opnieuw de verrijzenisboodschap van godswege:
"Wees niet bevreesd!
De levende Jezus is niet hier.
Ga naar Galilea, daar zult gij Hem zien en het echte leven vinden!
Zoek het toch niet bij de dood.
Blijf toch niet stilstaan bij die dode mislukkingen in je leven,
bij die eeltige plekken van je hart,
waar je geen liefde meer doorlaat.
Ook voor jou is er een nieuwe liefde mogelijk,
een belangeloze liefde, en die is sterker dan de dood.
Zoek de plaatsen op waar die liefde mogelijk is.
Daar is het echte leven!"
Wij worden dus weggestuurd van het graf,
weg van alles wat de dood brengt... naar Galilea,
voor ons wil dat zeggen, naar de plaats waar voor ons
een nieuwe liefde, echt leven kan geboren worden.
Wij durven slechts aarzelend geloven dat zoiets nog mogelijk is,
zoals de vrouwen: "Zij gingen weg met grote vreugde en met vrees".
Er is nog een persoonlijke ontmoeting met de verrezen Jezus Zelf nodig.
Voor de vrouwen gebeurde die onderweg.
Voor ons gebeurt die in de stilte
van een gebedsmoment of van een Eucharistie,
of op een halte langs onze drukke levensweg,
waar wij de levende Heer Jezus ontmoeten.
Daar noemt Jezus Zijn leerlingen "Mijn broeders".
"Ga aan Mijn broeders zeggen dat zij Mij in Galilea zullen zien!"
Jezus’ vrienden, die bijna allen waren weggevlucht
op het moment van het verraad,
- zoals wij waarschijnlijk trouwens ook zouden hebben gedaan -
worden door de Heer opnieuw "Mijn broeders" genoemd,
als om te zeggen:
"In Galilea zult gij Mij terugzien
omdat gij daar broers en zussen wordt van Mij en van elkaar.
Ik zal levend onder u zijn waar gij samenkomt in Mijn Liefde."
Dat is onze opdracht van vanavond:
door kleine woorden en gebaren
boodschappers worden van de hoop, tegen alle doodservaringen in,
dat er voor elke mens nieuw leven mogelijk is
en dat de verrezen Liefde ons uitnodigt
broers en zussen te worden van elkaar,
rond Hem, de Heer van het echte Leven, de Verrezene in ons midden.
Marc Gallant, trappist (Orval)
God overwint de dood (2014)
Dezelfde vrouwen die naar het graf komen, en getuigen worden van de verrezen Jezus, waren tegenwoordig bij het kruis (Matteüs 27, 56) en bij de graflegging (Matteüs 27, 61). Matteüs vermeldt een aardbeving bij de verrijzenis (Matteüs 28, 2) zoals bij de dood van Jezus (Matteüs 27, 51). In de apocalyptische taal is aardbeving het gangbaar teken van een goddelijke tussenkomst die de gewone loop van zaken overhoop haalt. Voor zijn gemeenschap van Joodse origine, vermeldt Matteüs daarbij nog de tegenwoordigheid van Joodse wachters (Matteüs 28, 4). Zij moeten een dode bewaken, maar worden getuigen van zijn verrijzenis. Zo spant de ‘dood-verrijzenis’ van Jezus zich tussen twee polen: de wachters die het teken zijn van het ongeloof van de Joden, en de vrouwen, het teken van het geloof van het nieuwe godsvolk.
Met de verrijzenis verkondigt de eerste christen generatie de overwinning van God op de dood. De verschillende verhalen nemen de verdwijning van Jezus’ lichaam als evident. Zonder dit verdwijnen was de verrijzenis ondenkbaar in de Bijbelse mentaliteit van toen. De betekenis ervan is duidelijk: het is verkeerd de gekruisigde te zoeken in een graf. Hij is niet daar, hij is verrezen: Hij behoort niet tot de wereld van de dood.
Op weg (2017)
Merk op dat de vrouwen hier de tussenpersonen zijn van Jezus met de leerlingen. Zij zijn niet gevlucht. Zij stonden bij Jezus’ kruis. Zij nemen het risico om naar het graf te komen. Jezus heeft hen tot apostelen van de apostelen ingesteld ...
De geschiedenis is ondankbaar: zij zullen hun statuut verliezen wanneer de Romeinse keizer het christendom tot staatsgodsdienst verklaart, en er de hiërarchie van organiseert volgens Romeinse normen waar vrouwen geen plaats hebben …
Maar de vrouwen gaan op weg: de verrijzenis zal verkondigd worden!
En nog steeds verkondigen zij!