Inhoudstabel
…page…
Rechters 2, 11-19: Het optreden van de rechters
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 356)
De Israëlieten gingen toen dingen doen die de Heer slecht vond. Ze begonnen de afgod Baäl te vereren. Ze lieten de Heer in de steek, de God van hun voorouders, die hen uit Egypte bevrijd had. Ze gingen de goden vereren van de andere volken in het land. Daarmee beledigden ze de Heer.
De Israëlieten lieten de Heer dus in de steek, en gingen de afgoden Baäl en Astarte vereren. De Heer werd zo woedend, dat hij rovers naar Israël stuurde. Die roofden het hele land leeg. Hij stuurde ook vijanden, die sterker waren dan de Israëlieten.
De Israëlieten probeerden steeds weer om hun vijanden te verslaan. Maar de Heer zorgde ervoor dat ze elk gevecht verloren, zoals hij eerder al gezegd had. Hij had ze ervoor gewaarschuwd. Het ging heel slecht met de Israëlieten.
Toen gaf de Heer andere leiders aan de Israëlieten, om hen te helpen tegen hun vijanden. Die leiders werden rechters genoemd. Maar de Israëlieten luisterden ook niet naar die rechters. Ze bleven afgoden vereren en ervoor knielen. Hun voorouders hadden wel naar de Heer geluisterd, en hadden geleefd volgens zijn regels. Maar zijzelf deden dat niet.
Steeds als de Israëlieten door vijanden onderdrukt werden, kreeg de Heer medelijden. Dan stuurde hij een rechter om hen te helpen. En zolang die rechter leefde, hielp de Heer hem om de vijanden te verslaan. Maar als de rechter gestorven was, dan gingen de Israëlieten weer slechte dingen doen. Zelfs nog slechtere dingen dan daarvoor. Dan gingen ze weer afgoden dienen en vereren. Ze hielden maar niet op met hun slechte gedrag.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Toen begonnen de Israëlieten te doen
wat God niet graag heeft: ze vereerden de Baäls
en verlieten de God van hun voorouders,
die hen uit Egypte geleid had.
Zij liepen achter andere goden aan,
goden van de volken uit hun omgeving.
Ze bogen zich voor hen neer en krenkten Jahwe.
Zij verlieten Jahwe en vereerden Baäl en Astarte.
Toen werd God heel kwaad tegen Israël.
Hij leverde hen over aan plunderaars die hen beroofden
en gaf hen prijs aan hun tegenstanders rondom,
zodat ze niet langer tegen hun vijanden waren opgewassen.
Alles wat ze ondernamen mislukte, omdat God tegen hen was,
zoals Hij gezegd en gezworen had.
Maar telkens als de nood het hoogst was
liet Jahwe rechters optreden,
die hen uit de greep van de plunderaars bevrijdden.
Maar ook naar hun rechters bleven ze niet luisteren.
Ontuchtig liepen ze achter andere goden aan
en bogen zich voor hen neer.
Heel snel weken ze weer af van de weg die hun voorouders volgden:
die gehoorzaamden aan de geboden van God.
Zij deden dat niet.
Als God een rechter liet optreden,
stond hij die rechter bij zolang die leefde.
God bevrijdde hen uit de macht van hun vijanden,
want als ze zuchtten onder het juk van hun vervolgers en verdrukkers,
kreeg Hij weer medelijden met hen.
Maar nauwelijks was de rechter gestorven,
of ze vervielen opnieuw in zonden, erger nog dan hun voorouders.
Zij liepen achter andere goden aan,
vereerden die en bogen voor hen neer.
Zij weigerden hardnekkig te stoppen
met die vroegere praktijken en gewoonten.
Stilstaan bij …
Baäl en Astarte
Mannelijke en vrouwelijke Kanaänitische god van vruchtbaarheid.
Ontuchtig liepen zij achter andere goden aan
Omschrijving van afgodendienst.
Bij de tekst
Baäl
= letterlijk 'heer' of 'bezitter'
Dit was de algemene west-semitische naam voor de populaire god die het weer bepaalde en de vruchtbaarheid bewerkte. Hij werd in vele vormen op verschillende plaatsen telkens met een eigen karakter en onder een eigen naam vereerd en gediend.