Inhoudstabel
…page…
Romeinen 8, 18-25: Aan lijden komt een einde
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1788-1789)
Dit weet ik zeker: hoe zwaar ons lijden ook wordt, het brengt ons eeuwige leven niet in gevaar.
Alles op aarde wordt bedreigd door de macht van de dood. Dat is niet de schuld van de aarde, maar het is de straf van God voor de slechtheid van de mensen.
Toch is er hoop! Want ooit wordt de aarde bevrijd. Dan komt er een eind aan de macht van de dood. De aarde verlangt hevig naar dat moment van bevrijding. Dan zal God aan zijn kinderen het eeuwige leven geven. En dan zullen zij voor altijd op aarde leven.
Nu is het leven op aarde nog vol pijn en ellende. Dat geldt ook voor ons leven. God heeft ons de heilige Geest al gegeven, maar we wachten nog op een lichaam dat nooit zal sterven. Dat is het grootste geschenk dat God ons zal geven. Dan zullen we leven als Gods kinderen. Maar tot die tijd hebben we het moeilijk en zwaar.
We zijn al gered, ook al zien we dat nu nog niet. Toch vertrouwen we erop dat God ons de eeuwige redding zal geven. Als we het nu al konden zien, dan hoefden we er niet op te vertrouwen. Maar door vol te houden in deze moeilijke tijd, laten we zien dat we echt op God vertrouwen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Ik ben er zeker van dat het lijden van deze tijd niet opweegt
tegen de heerlijkheid die ons in de toekomst wordt geopenbaard.
Ook de schepping verlangt hevig
naar de openbaring van de kinderen van God.
Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan,
niet omdat ze dat zelf wilt,
maar door de wil van hem die haar daaraan onderworpen heeft.
Maar er is hoop!
Ook de schepping zal verlost worden uit de macht van de dood
en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen van God.
Want we weten dat de hele schepping kreunt
en onder geboortepijn lijdt, altijd opnieuw.
En niet alleen de schepping, ook wij,
die al de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen,
ook wij zuchten om ons eigen lot,
in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn,
en verlost worden uit ons sterfelijk bestaan.
In deze hoop zijn we gered.
Maar men spreekt niet van hopen,
als men het voorwerp van zijn hoop reeds ziet:
wie verwacht nog wat hij al ziet?
Omdat onze hoop gericht is op het onzichtbare,
blijven we in afwachting daarvan volhouden.
Stilstaan bij …
‘De wil van hem’
Wie die ‘hem’ in deze tekst is, is onduidelijk.
Paulus kan er God mee bedoelen, die als straf voor de zonde van Adam, de zonde in de wereld bracht. Hij kan er ook Satan mee bedoelen, waarover hij elders spreekt als de ‘god van deze wereld’. (2 Korintiërs 4, 4)
Eerstelingen
Met ‘eersteling’ bedoelt men gewoonlijk de eerste oogst, die als voorproef wordt gezien van wat komen gaat.