Goede sleutels
SLEUTEL 1: er staat niet wat er staat
Eerste en tweede taal
Deze sleutel heeft oog voor de eigen manier waarop de bijbel met taal omgaat: ze gebruikt doordeweekse woorden (= 'eerste taal', een, zakelijke klare taal, die precies weergeeft wat er gebeurt) als beelden en symbolen voor een dieper liggende werkelijkheid (= tweede taal).
Voorbeeld 1: herder
Eerste taal:een herder is iemand die voor een kudde dieren zorgt.
In de bijbel is een herder het symbool van de zorgzame, kommervolle houding van iemand tegenover de groep mensen waarvoor hij verantwoordelijkheid draagt(= tweede taal)
De koningen van Israël werden herders genoemd;
Jezus is de goede herder.
Voorbeeld 2: woestijn
Eerste taal: een woestijn is een geografisch te bepalen ruimte.
In de bijbel staat woestijn voor: bezinning, beproeving (= tweede taal)
Voorbeeld 3: wijn
Eerste taal: wijn is het sap van druiven dat men heeft laten gisten.
In de bijbel is wijn symbool van leven, vreugde en van het verbond tussen God en zijn volk (= tweede taal).
Verschillende taalvormen
Wie iets wilt meedelen aan iemand, gebruikt vaste vormen. Een consultatie bij een dokter, een telefoontje van een vriend, het aankopen van brood bij de bakker... elk van die gesprekken heeft zijn eigen vorm, zijn eigen opbouw.
Ook de bijbel gebruikt verschillende verhaalvormen, literaire genres. Als je ze herkent kun je gemakkelijker naar de bedoeling en de betekenis van een tekst doorstoten.
Probleem is dat de tekst nooit waarschuwt in de zin van: 'Let op, nu ga ik van een oud document dat ooggetuigen hebben opgemaakt, over naar een verhaal dat een leraar onlangs verzon om iets duidelijk te maken.'
Voorbeeld 1: Het geboorteverhaal van Jezus volgens Lucas (Lucas 2, 1-20)
Een geboorteverhaal lees je het beste zoals je de ouverture van een muziekstuk beluistert. Alle belangrijke thema's die in het stuk/het evangelie uitgebreid aan bod komen, vind je als in een notendop in deze verhalen terug. Zo schreef Lucas beknopt de volgende belangrijke elementen uit het leven van Jezus:
. de bezorgdheid van Jezus voor de marginalen (te herkennen in het bezoek van de herders).
. Zijn unieke relatie met God (te herkennen in de aanwezigheid van engelen).
Voorbeeld 2: Storm op het meer (Marcus 4, 35-41)
Een wonderverhaal is een verhaal met een dubbele bodem:
Op de eerste bodem vind je feiten.
In dit verhaal: Jezus stilt een storm.
Op de tweede bodem vind je de betekenis van die feiten.
Om die te vinden stel je dan vragen als:
- Waarom stilt Jezus de storm?
- Welke betekenis wilde de evangelist in dit verhaal leggen?
Als je dit verhaal zo benadert, klinkt er iets door van het vertrouwen dat je in Jezus mag hebben, zelf in de ergste stormen van het leven.
Deze manier van bijbellezen is anders dan vroeger: toen werden alle verhalen, van welke soort ze ook waren, gelezen als een verslag van feiten.
SLEUTEL 2: een oud boek
Deze sleutel heeft oog voor de historische achtergrond van een tekst. Je probeert de tekst te zien in de tijd waarin hij ontstaan is en door te stoten naar de betekenis die hij toen kon hebben. Zo krijg je gemakkelijker toegang tot de kerngedachte van het verhaal of de tekst.
- Wie waren de eerste toehoorders van dit verhaal?
- Wat waren de zorgen van de mensen toen? Wat waren hun bezigheden?
- Wat vonden ze waardevol? Hoe spraken ze en wat bedoelden ze ermee?
Voorbeeld 1: uit de bergrede (Matteüs 5-7)
"Je hebt gehoord dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar ik zeg jullie, een zaak niet uit te vechten met iemand die je kwaad deed. Maar als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor." (Mt. 5, 38-39)
Men citeert deze verzen nogal eens om aan te tonen hoe wreed het Oude Testament is en hoe zachtzinnig het Nieuw Testament. Maar als je kijkt naar de historische context, zie je dat bij sommige naburige volkeren van Israël het principe gold : 'Un oeil: deux yeux; une dent, toute la guelle...' Dat betekent dat Israël met zijn wetgeving dit principe verzachtte door een soort mathematische rechtvaardigheid in te voeren. Jezus gaat hierbij nog een stap verder.
Voorbeeld 2: Parabel van de onwillige genodigden (Matteüs 22, 2-14)
Op het einde van deze parabel voegt Matteüs er een kort verhaal aan toe: een man die onderweg was uitgenodigd om mee te feesten, wordt door de gastheer naar buiten verwezen, omdat hij geen bruiloftskleed aanhad.
Je denkt al vlug: zo'n reactie is onredelijk! Je moet het erbij nemen dat als iemand zomaar van de weg geplukt wordt, zonder gepaste kleding op een feest komt.
De toehoorders van Jezus en de tijdgenoten van Matteüs zagen dat niet zo. Ze waren het gewoon dat ze bij het binnengaan van een feestruimte een kleed kregen om te kunnen meevieren. Dat de man in het verhaal geen geschikt kleed draagt blijkt dus een bewuste keuze te zijn en meteen een uiterlijk teken van zijn afwijzende houding tegenover het gebeuren.
Hoe boeiend en interessant het ook is naar de historische achtergronden te speuren, toch mag dit niet primeren bij het vertellen. Elke achtergrondinformatie blijft een hulpmiddel om dichter bij de kern van het verhaal te komen.
SLEUTEL 3: een rode draad
Deze sleutel heeft oog voor wat de verschillende verhalen uit de bijbel met elkaar verbindt. Nl.: doorheen verhalen, die relaties tussen mensen beschrijven, kun je iets ontdekken over de relatie tussen God en mens. Die relatie is moeilijk onder woorden te brengen omdat men iets wil zeggen wat niet zegbaar, niet zichtbaar is, maar waar men toch vermoedens, verwachtingen en ervaringen over heeft. Daarom schreven de schrijvers van de bijbel hun ervaringen in verhalen, omdat die niet alleen feiten oproepen, maar ook gevoelens. Daarom is het boeiend de bijbel te benaderen vanuit de vragen:
- Waarom schreef de schrijver dit verhaal neer?
- Wat was zijn geloof waaraan hij ons deelachtig wil maken?
Dit geloof wil de schrijver zo overtuigend meedelen dat hij de feiten soms vertekent zolang ze maar ten dienste staan van wat hij wil zeggen.
Voorbeeld 1: het scheppingsverhaal (Genesis 1,1- 2,4a)
- Waarom vertelde de joodse verteller in Babylonië aan zijn landgenoten in ballingschap het scheppingsverhaal?
- Wilde hij informeren over het feitelijke ontstaan van hemel en aarde of wilde hij iets doorgeven dat alleen door middel van dit verhaal door te geven was?.
K. Eykman geeft op deze vragen een antwoord als hij het scheppingsverhaal inleidt:
'Toen de mensen daar in Babylonië zaten, hadden ze niets meer. Geen tempelgebouwen, niets. Ze hadden alleen nog hun verhalen over God en de mensen. En met hun verhalen hielden ze de moed erin. Ze gingen nu ook meer nadenken over hoe het begonnen was met God en de aarde, of hoe het toch kan dat de mensen slecht kunnen zijn terwijl ze door God goed bedoeld zijn. Daarover vertelden ze elkaar ook verhalen. Dat zijn niet verhalen die vertellen wat er echt gebeurd is: het zijn verhalen om iets uit te leggen van de manier waarop God met de mensen om wil gaan.
Daarom zijn het zulke belangrijke verhalen. Het zijn trouwens ook mooie verhalen.
Het begon met helemaal niets.'
K. Eykman, Woord voor woord (O.T.) p. 206
Voorbeeld 2: Doortocht door de Rode Zee (Exodus 14)
Wat wilde de schrijver zeggen toen hij deze doortocht beschreef.
- Wilde hij een wonder natuurgebeuren beschrijven?
- Wilde hij zijn toehoorders laten delen in zijn geloof dat achter een natuurfenomeen Gods bekommernis voor zijn volk af te lezen is?
Om er zeker van te zijn, dat de mensen in het natuurgebeuren God zelf aan het werk zouden zien, ging de schrijver ver: de doorwaadbare plaats in de zee werd een heirweg tussen muren van water. 'Je moet blind zijn om hierin Gods werking niet te zien' moet hij hebben gedacht.
SLEUTEL 4: deel van een geheel
Deze sleutel heeft oog voor de context van de bijbelverhalen. Als je hier en daar een fragment leest, krijg je geen zicht op de dynamiek van het hele bijbelboek. Toch kun je een doorsnee evangelieboekje rustig op een avond lezen. De meeste mensen doen dat niet: ze vinden de vertalingen niet zo vlot leesbaar of ze denken: 'Die teksten ken ik toch al lang.'...
Meestal ken je heel wat verhalen, maar zonder de achtergrond van het gehele evangelie, waardoor je een dimensie mist: je ziet niet hoe die verhalen gefunctioneerd hebben in het leven van Jezus zoals de evangelist ze heeft opgeschreven.
Dit geldt ook voor de andere boeken van de bijbel.
Voorbeeld 1: Genesis 1-9
Als je de eerste hoofdstukken van het boek Genesis leest, valt op dat telkens wanneer iemand door God gestraft wordt, er een handeling of een teken van God op volgt waaruit zijn bezorgdheid voor het geluk van de mens blijkt. Zo bezorgt JHWH Adam en Eva dierenhuiden; Kaïn krijgt een teken en de regenboog wordt een herinneringsteken dat gekoppeld wordt aan de belofte nooit nog een natuurramp van dergelijke omvang te laten gebeuren.
Voorbeeld 2: De wonderverhalen bij Johannes (Johannes 6, 8)
Een aantal wonderverhalen bij Johannes illustreert wat Jezus van zichzelf zegt.
Dat Hij is als levend brood (Joh 6, 22-59),
wordt aangebracht in het verhaal van de broodvermenigvuldiging (Joh 6, 1-15)
Dat Hij het licht is in de wereld (Joh 8, 12-20),
wordt duidelijk in het verhaal van de genezing van de blindgeborene (Joh 9, 1-41).
Voorbeeld 3: De parabel van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10, 25-37)
Deze parabel die de handelswijze van de Samaritaan als voorbeeld aanreikt, wordt voorafgegaan door het verhaal over de ontmoeting van Jezus met Martha en Maria. Als je beide verhalen na elkaar leest, merk je dat deze beide manieren van gelovig-zijn elkaar aanvullen en corrigeren.
SLEUTEL 5: een boek over jouw leven
Deze sleutel heeft oog voor de relatie tussen jezelf en de bijbeltekst. Wezenlijk voor verhalen en dus ook voor bijbelse verhalen is dat de verteller er iets in uitdrukt van zichzelf en de luisteraar er iets in hoort van zichzelf. Ieder die naar een verhaal luistert, identificeert zich met iets of iemand in het verhaal. Zo kun je je vereenzelvigen met personen en/of groepen die in het verhaal optreden en hierdoor een inzicht krijgen in je eigen levenshouding en denken. Zo wordt het verhaal uit de bijbel jouw verhaal.
Het is hierbij belangrijk dat je jezelf gaat identificeren - anderen met bepaalde personen of groepen vereenzelvigen leidt tot 'onevangelisch oordelen'.
Volgende vragen kunnen helpen om de bijbel te lezen vanuit het eigen leven:
. Wat betekent dit feit of dat woord voor mij vandaag?
. Wat doet het mij?
. Welke gevolgen heeft dat vandaag voor mij?
Slechte sleutels
SLEUTEL 6: moraliseren
Wie moraliseert leest de bijbel als een boek dat oproept tot brave gehoorzaamheid. Hij heeft dan de gewoonte om bijbelverhalen zo te vertellen dat zijn toehoorders meteen na het beluisteren van het verhaal, weten wat hen te doen valt. Want de les, de moraal, die hij in het verhaal leest, verwoordt hij duidelijk voor zijn toehoorders.
Voorbeeld 1: Het scheppingsverhaal (Genesis 1, 1 - 2, 4a)
Je moraliseert als je het verhaal over de schepping zou beëindigen met:
'God gaf al dat mooie aan ons om het te gebruiken, maar dan moeten we er ook goed voor oppassen. Dit mogen we nooit vergeten. Daarom moeten we Hem danken en prijzen.'
Door dit zo te vertellen laat je de luisteraars niet de kans om zelf over het verhaal na te denken en te ontdekken wat dit verhaal in hun leven kan betekenen.
Voorbeeld 2: De parabel van het verloren schaap (Lucas 15, 4-7)
Je vertelt over een schaap dat ongehoorzaam is en dat daarom verloren liep. De herder, die Jezus is, zoekt het schaap overal tot hij het terugvindt. Dit betekent dat Jezus iedereen opzoekt die ongehoorzaam geweest is om hem/haar bij de goede grote kudde te brengen.
Door deze parabel zo te vertellen, laat je alleen de betekenis die jij als verteller in het verhaal ziet, aan bod komen en vereng je de parabel tot een oproep tot gehoorzaamheid, terwijl er heel wat meer waarden in zitten: bezorgdheid van de herder; de vreugde van het weerzien; het delen van de vreugde.
Deze manier van vertellen komt jammer genoeg aan bod in dit animatiefilmpje
Jammer dat de makers van dit filmpje suggereren dat het schaapje ongehoorzaam is geweest, terwijl Jezus daar in zijn parabel niets over zegt: mensen kunnen om vele redenen 'verloren' raken!
Voorbeeld 3: De 12-jarige Jezus in de tempel (Lucas 2, 41-52)
Je moraliseert als je dit verhaal vertelt met de hoofdnadruk op de zin: 'Hij ging met hen mee naar Nazaret en was hen onderdanig'
Zo vereng je deze tekst op een oproep tot een gelovige levenshouding, terwijl de tekst vooral iets wil zeggen over de relatie tussen Jezus en God.
Voorbeeld 4: Zacheüs (Lucas 19, 1-10)
Je moraliseert als je de vraag van een kind 'Waarom klom Zacheüs in de boom?' zou beantwoorden met: 'Omdat hij zoveel geld van de mensen heeft afgepakt en nu bang voor hen is. Wees jij maar eerlijk als je nog eens boodschappen doet.
Waarom is moraliseren' een 'slechte sleutel'?
Wie moraliseert, verhindert de toehoorder om zelf na te denken en herleidt de bijbel tot een middel om mensen (vooral kinderen) braaf te houden. Waar je als opvoeder tekortschiet, moet Gods boodschap een handje toesteken. Zo maak je van het christendom een moraal, terwijl het allereerst een blijde boodschap is, waarin je inspiratie en oriëntatie kunt vinden voor de uitbouw van je leven. Een neveneffect van het moraliseren is dat men zich van dit soort verhalen gaat afkeren. Als de verteller zegt hoe je het verhaal moet begrijpen, dan doet de luisteraar - eens dat hij dat door heeft - geen verdere moeite meer om het verhaal te beluisteren en erover na te denken. Zo komt het bijbelverhaal buiten zijn leven te staan: de toehoorder wil er uiteindelijk niets meer mee te maken hebben.
SLEUTEL 7: historiseren
Wie de bijbel alleen leest als het verslag van echt gebeurde feiten, zonder aandacht voor de betekenis en de bedoeling van de tekst, is aan het historiseren. Je vergeet dan dat deze teksten bedoeld zijn als getuigenis van de aanwezigheid van God in de wereld en in het leven van de mens. Zo zijn vooral wonderverhalen, verschijningsverhalen en geboorteverhalen niet bedoeld als een historisch verslag van een gebeuren, maar een middel om de betekenis van een gebeurtenis, een persoon, dynamisch weer te geven. Er kunnen historische elementen in deze teksten aanwezig zijn, maar voor de schrijvers speelden ze een bijkomende rol. Bovendien mag je niet vergeten dat de meeste teksten pas definitief werden neergeschreven vele jaren - soms eeuwen - na de tijd waarover ze vertellen. Dus was er tijd te over om na te denken over de betekenis van de feiten. Daarom benader je best de bijbelverhalen vanuit de vraag: Waarom wordt dit verteld? eerder dan: Is dit allemaal nu zo gebeurd?
Kinderen zijn spontaan geneigd om te historiseren: alles is gebeurd zoals het er staat.
Wanneer de opvoeder het bijbelverhaal alleen vertelt zoals het er staat, bekomt hij dat de kinderen deze verhalen gaan interpreteren als een beschrijving of een reportage. Hierdoor verwatert of verdwijnt de echte betekenis van het verhaal.
Voorbeeld 1 Doortocht door de Rode Zee (Exodus 14)
Indien je dit verhaal in geuren en kleuren vertelt, alsof je de plaatselijke correspondent van een belangrijke krant bent... schiet je voorbij aan de reden waarom dit verhaal in de bijbel werd opgenomen. Nl. In en door een gebeurtenis hebben mensen Gods werking ervaren.
Voorbeeld 2: De weduwe van Sarefat (1 Koningen 17, 8-16)
Op een dag gaat Elia naar Sarefat. Hij ontmoet er een weduwe en vraagt haar om wat eten. De vrouw antwoordt hem dat haar situatie zo benard is dat ze na die maaltijd niet meer te eten heeft. Elia reageert erop en zegt: 'Vrees niet, ga naar huis en doe wat u van plan bent, maar maak van het meel en de olie eerst een broodje voor mij en breng mij dat; voor uzelf en uw zoon kunt u daarna zorgen. Want zo zegt JHWH, de god van Israël: De pot met meel raakt niet leeg en de kruik met olie niet uitgeput, totdat JHWH het weer laat regenen' Toen ging zij heen en deed wat Elia gezegd had, en dag aan dag hadden zij te eten, hij, zij en haar gezin.' (1 Kon. 17, 13-16)
Als je historiseert zou je dit verhaal als volgt kunnen vertellen:
'... Elia zei tot de vrouw: '... God zal ervoor zorgen, dat je meel en olie niet zullen opraken tot het moment dat weer de eerste regen zal vallen. En werkelijk, het gebeurde precies zoals Elia gezegd had. Toen ze thuis kwam en aan het brood bakken ging, werden het meelvat en de oliekruik maar niet leger...'
Als je dit verhaal zo vertelt, beperk je de rijkdom ervan tot een miraculeuze oplossing voor de armoede van de vrouw. Het originele verhaal doet dit niet en dwingt zo om over het geheel van de gebeurtenissen na te denken.
Waarom is 'historiseren' een 'slechte sleutel'?
Wie historiseert herleid de bijbel tot een geschiedenisboek, zonder veel ruimte voor de betekenis en bedoeling van de tekst. De schrijvers schreven die verhalen vooral omwille van de betekenis die ze voor hen als gelovige hadden. Ze wilden allereerst getuigen van het geloof dat hun leven kleurde. De historische context was voor hen bijzaak.
Je kunt vermijden om historiserend te vertellen door b.v. je verhaal in te leiden met: 'Mensen vertellen over... volgend verhaal: ...'
SLEUTEL 8: psychologiseren
Wie bij het vertellen vooral aandacht heeft voor de innerlijke beweegredenen van de verschillende personen die voorkomen in de verhalen, is aan het 'psychologiseren'.
Je vertelt dan niet alleen het verhaal, maar je vult ook de personages in en dit vanuit je eigen aanvoelen, zonder rekening te houden met de inleefmogelijkheden van de luisteraar, noch met de bedoelingen van de eerste vertellers.
Voorbeeld 1 Verloochening door Petrus (Matteüs 26, 69-75)
Bij Matteüs vind je de volgende reactie van Petrus op het kraaien van de haan:
'En Petrus herinnerde zich de woorden die Jezus hem gezegd had: "Voordat een haan kraait, zul je me driemaal verloochenen." En hij ging naar buiten en huilde bittere tranen.' (Mt. 26, 75)
Wie psychologiseert kan daarvan het volgende maken:
Onmiddellijk daarop kraait een haan. Ineens denkt Petrus aan wat Jezus gezegd heeft: Voor het kraaien van de haan zul je Mij driemaal verloochenen. Petrus gaat naar buiten. Wat is hij zwak geweest. Hij heeft Jezus verloochend. Hoe ontrouw! En Jezus had zoveel van hem verwacht. Hij heeft spijt, veel spijt. Hij begint bitter te wenen. Maar Petrus weet dat Jezus hem vergiffenis zal schenken. Jezus is goed en barmhartig. Petrus neemt zich voor het beter te doen.
Je loopt hier het gevaar te gaan 'buikspreken': je legt je eigen verhaal in een bestaand verhaal. Deze manier van bijbellezen is waardevol als je dat voor jezelf doet, want zo kun je beter in een verhaal kruipen. Maar het wordt bedenkelijk als je het verhaal zo aan anderen vertelt, tenzij je uitdrukkelijk vermeldt dat je dit voor jezelf zo begrijpt.
Waarom is 'psychologiseren' een 'slechte sleutel'?
De schrijvers zelf waren maar matig geïnteresseerd in zo'n benadering. Als je psychologiseert, maak je kans om je eigen visie doorheen de personages aan anderen op te dringen. Hierdoor kan de oorspronkelijke bedoeling en dynamiek van die verhalen niet aan bod komen.
SLEUTEL 9: esthetiseren
Wie de bijbel benadert als een inkijk in een paradijselijke situatie, is aan het 'esthetiseren'. Men rondt dan de scherpe kanten van het verhaal af en maakt alles mooi. De wereld van de bijbel en vooral het evangelie krijgen een sfeer als van een nieuw aards paradijs, een soort Disneyland, waar alles gestroomlijnd verloopt en waar alles wat het mooie liedje verstoort uit de weg wordt geruimd.
Voorbeeld 1: Illustraties van kinderbijbels
Sommige kinderbijbels werken deze visie in de hand door brave illustraties, zachte lieve pastelkleuren... en een altijd lieve innemende Christus.
Voorbeeld 2: de wijze waarop Jezus spreekt
Jezus treedt op als een 'vriendelijk pedagoog', i.p.v. iemand die sommige handelswijzen radicaal bekritiseert.
Waarom is 'esthetiseren' een 'slechte sleutel'?
Deze benadering doet tekort aan de werkelijkheid. De meeste verhalen uit de bijbel spelen zich af in een tijd die getekend werd door bezetting of verdrukking (Egyptenaren, Babyloniërs, Assyriërs, Grieken, Romeinen).
Ook Jezus werd niet vanzelfsprekend door iedereen op handen gedragen. Er werd afwijzend op Hem gereageerd, men zocht Hem te doden. De verhalen over wat Hij deed en vertelde mogen daar niet van losgemaakt worden. Uiteindelijk leidde dit tot zijn dood aan een kruis.
Soms vertelt men over Jezus op zo'n manier en beeldt men Hem zo braaf uit, dat je je niet kunt voorstellen dat men zo iemand ter dood heeft gebracht.
SLEUTEL 10: fundamentalistische benadering
Wie de bijbel benadert alsof het het letterlijk geopenbaarde woord van God zelf is, is fundamentalistisch bezig. Men zegt dan dat alles in de bijbel, waarheid is en dat daar niet aan te tornen valt: 'Gods woord' kan en mag je niet in vraag stellen.
Maar: het is niet omdat een boek over God spreekt, dat het daarom ook een boek van God is.
De bijbel is een boek dat geschreven is door gelovige mensen, die probeerden te verwoorden hoe zij God in hun leven of in de geschiedenis van hun volk hebben ervaren.
Voorbeeld: Het eerste scheppingsverhaal (Genesis 1,1 - 2,4a)
Iemand die de bijbel fundamentalistisch leest gaat er van uit dat de wereld in zes dagen geschapen is, precies zoals het in de bijbel staat. Eventueel kan hij nog aanvaarden dat de schepping in zes periodes van een wat langere tijd door God gemaakt zou zijn.
Waarom is deze benadering een 'slechte sleutel'?
Wie de bijbel fundamentalistisch benadert, houdt geen rekening met de evolutie in de wetenschappelijke en technische mogelijkheden van de mens.
Samenvatting
Sleutels die toegang verlenen tot de bijbel, hebben oog voor de rijkdom ervan zowel in zijn ontstaan als in de manier waarop de bijbel functioneert.
Dit heeft gevolgen voor de manier waarop je uit de bijbel vertelt: elke manier van vertellen die de volle rijkdom van de teksten aan bod laat komen, is toe te juichen. Van zodra je de bijbel laat buikspreken en je bijbelteksten gebruikt om je eigen visie op te dringen aan anderen, zit het fout.
Het grote kenmerk van de slechte sleutels is dat ze geen toegang geven tot de innerlijke dynamiek van de oorspronkelijke tekst en alleen een verengende interpretatie toelaten. Ze hebben meer oog voor de eigen opvatting, waarmee ze de eigen machtspositie ondersteunen of de eigen onmacht verdoezelen, dan voor de rijkdom in de teksten.
Er zijn echter heel wat meer slechte sleutels dan de vijf die met name genoemd werden.
Elke tijd heeft zowat zijn eigen slechte sleutels.
Bron: C. LETERME, De sleutels van de bijbel, in Korrelcahiers, Supplement, 1992, p. 8-17