Wat?
Een 'mobiele woning'
Voor Christus leefden de mensen in tenten. Zo konden ze gemakkelijk rondtrekken en hun kuddes volgen naar goede graaslanden.
Ze werden meestal opgebouwd uit driemaal drie palen. In het midden stonden de drie hoogste palen op een rij, terwijl de palen van de twee buitenste rijen kleiner waren. Daarboven werden kleden gespannen van geiten- of kamelenhaar. De vrouwen weefden daarvoor panden die ze aaneennaaiden. Die tenten waren poreus zolang het droog was, maar werden waterdicht na de eerste regenbuien die het tentdoek deden krimpen.
In de tent zelf waren twee ruimtes die van elkaar gescheiden waren door een geitenhuid. Een ruimte was voor de mannen, de andere ruimte was voor de vrouwen en de kinderen.
In een tent sliepen de mensen op matten die ze na hun slaap oprolden, zodat er terug meer ruimte vrij kwam.
De tabernakel
Een bijzondere tent
Het woord 'tabernakel' is afgeleid van het Latijnse woord ‘tabernaculum’ dat met ‘tent’ vertaald wordt.
In dit Latijnse woord zit het Latijnse woord taberna, wat ‘hut’, ‘winkel’ of ‘taveerne’ betekent. Dat woord gebruikten de Romeinen voor elk soort van onderkomen voor soldaten. Meestal een tent van dierenhuiden.
De Bijbel gebruikt het woord ‘tabernakel’ voor de tent die de Israëlieten tijdens hun veertig jaren durende tocht door de woestijn gebruikt zouden hebben om er de ark met de stenen tafelen in te bewaren. Als ze verder trokken, namen ze de tent mee. Dit verplaatsbare heiligdom werd voor hen het beeld van God die hen nabij was en die met hen mee trok.
De ‘tent van de samenkomst’ of ‘ontmoetingstent’ zijn andere woorden voor de tabernakel. Het was de plaats waar God en Mozes elkaar ontmoetten en waar God en zijn volk samenkwamen via de priesters. Zo werd die tent, de tabernakel, het beeld van de aanwezigheid van God bij zijn volk. Ook letterlijk was die tent het middelpunt van het kamp van Israël: alle stammen waren er rond gelegerd.
Uitzicht
De tabernakel stond binnen een omheining van ca. 45 meter lang en 22,5 meter breed. Die omheining bestond uit linnen gordijnen die aan bronzen palen van 2,3m hoog werden vastgemaakt. Die ruimte werd ‘voorhof’ genoemd. Daarin stonden:
. een brandofferaltaar (van brons): voor dieroffers (Exodus 27, 1–8)
. een koperbekken (wasbekken): waar priesters zich reinigden (Exodus 30, 17–21)
. de eigenlijke tent (heiligdom) van ca. 13,5 m lang × 4,5 m breed × 4,5 m hoog. De wanden ervan waren houten planken (acaciahout), belegd met goud. Het ‘dak’ bestond uit vier dekkleden: een gekleurde linnen doek met cherubijnen, en geweven stof van geitenhaar, ramsvellen en zeer donkere dierenhuiden.
In die tent waren twee delen:
. Het Heilige (voorste deel)
Ca. 9 m lang × 4,5 m breed
In het Heilige stonden:
Links: de gouden kandelaar (menora) (Exodus 25, 31–40),
Rechts: een tafel met toonbroden (Exodus 25, 23–30),
Voor het gordijn naar het Allerheiligste: een reukofferaltaar (Exodus 30, 1–10)
Alleen priesters mochten in het Heilige komen.
. Het Allerheiligste / het Heilige der Heiligen (achterste deel)
Ca. 4,5 m × 4,5 m (een vierkant)
In het Heilige der Heilige stond:
Ark van het verbond, in acaciahout, belegd met goud
Op het verzoendeksel: twee gouden cherubs
In de ark: de stenen tafelen, een kruik manna en de staf van Aaron.
Het Heilige der Heiligen was gescheiden van het Heilige door een dik, kunstig geweven stuk stof (het voorhangsel).
Alleen de hogepriester mocht er één keer in het jaar op Grote Verzoendag (Leviticus 16) binnenkomen.
Historisch?
Of de tabernakel zoals die in de Bijbel beschreven staat historisch is, is niet erg zeker. Daarvoor gelijkt de indeling ervan teveel op die van de tempel in Jeruzalem.
Wel heeft men in Timna een Midjanitisch heiligdom ter ere van Hathor uit de twaalfde eeuw voor Christus uitgegraven, dat oorspronkelijk met rode en gele tentpanelen was overdekt en door een muur werd omsloten. Het zou kunnen dat de Israëlieten het concept 'tabernakel' overnamen van de Midjanieten.
Het tabernakel in de kerk
Bij de katholieken is een tabernakel een kastje dat afgesloten kan worden, waarin geconsacreerde hosties bewaard worden. Het staat op het hoofdaltaar of een zijaltaar. Binnenin is het tabernakel vaak bekleed met zijde en van buiten omhangen met gordijnen in liturgische kleur. Het gebruik van stoffen herinnert aan de tent waarin de ark van het verbond werd bewaard.
Symboliek
De tent in de Bijbel is dikwijls een beeld voor:
. Onderweg zijn
. Aanwezigheid van God
. Bescherming en geborgenheid
De tabernakel in de Bijbel
Oude Testament
Genesis 18, 1
Eens verscheen Jahwe aan Abraham bij de eik van Mamre, toen Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat.
Lees meer
Dat Abraham in een tent woont, geeft aan dat hij een nomade is, iemand die geen vaste verblijfplaats heeft en zijn kudde leidt naar plaatsen waar te eten is.
Exodus 26
Lang geleden zwierven de joden in de woestijn. Nadat Mozes de Tien Woorden van Leven had ontvangen op de Sinaï, bouwden ze een grote tent. Daarin bewaarden ze de Ark met de stenen tafelen. Hoofdstuk 26 beschrijft hoe de tabernakel er moet uitzien. Daarin herkent men elementen uit de bouw van een tent in die tijd.
De breedte van de stukken stof werd ongetwijfeld bepaald door de breedte van de weefgetouwen die gebruikt werden.
De vele dekkleden van de tabernakel verwijzen naar de zorg om zon en regen meester te zijn.
Lees meer
Numeri 2, 1-2
God zei tegen Mozes en Aäron: ‘Wanneer de Israëlieten hun tenten opslaan, moeten ze dat rondom de tent van samenkomst, maar op enige afstand ervan. Ieder bij zijn eigen vaandel en bij de herkenningstekens van zijn familie.’
Gods aanwezigheid stond niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk centraal in het leven van de Israëlieten.
2 Samuel 7, 2
Toen Koning David zijn intrek had genomen in zijn paleis en Jahwe gezorgd had dat al zijn vijanden, in heel de omtrek, hem met rust lieten, zei hij tot de profeet Natan: `Nu moet u eens zien! Zelf woon ik in een paleis van cederhout en de ark van God staat onder tentdoek!'
Lees meer
Wanneer koning David aan de profeet Natan zijn plan voorlegt om een tempel te bouwen, dan vreest de profeet dat men God zal opsluiten in een tempel en zal denken dat God niets met het dagelijks leven te maken heeft.
Psalm 27, 7
Hij laat me schuilen onder zijn dak in dagen van onheil,
Hij bergt me in zijn veilige tent en tilt me hoog op een rots.
Lees meer
Met deze tent bedoelt de schrijver van deze psalm de tabernakel, de tent die in het Oude Testament de aanwezigheid van God symboliseerde.
Nieuwe Testament
Lucas 9, 33
Toen Elia en Mozes van Hem heen wilden gaan, zei Petrus tot Jezus: 'Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.'
Lees meer
Wanneer Petrus Jezus ziet tussen de profeten Elia en Mozes, stelt hij Jezus voor om een tent op te trekken.
Suggestie
Jongeren
SPREKEN MET BEELDEN
De tent in de Bijbel is dikwijls een beeld voor:
. Onderweg zijn
. Aanwezigheid van God
. Bescherming en geborgenheid
Schrijf in je eigen woorden waarom een tent daarvan een beeld kan zijn.