Titus 1, 1-9: Goede raad voor leiders in de Kerk
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1903)
Dit is een brief van Paulus aan Titus.
Ik ben een dienaar van God, en een apostel van Jezus Christus. Het is mijn taak om het geloof te versterken van de mensen die door God uitgekozen zijn. En om de christenen meer inzicht te geven in de waarheid, zodat ze God nog beter kunnen dienen. Dan kunnen ze erop vertrouwen dat ze het eeuwige leven zullen krijgen. God heeft dat al beloofd voordat de tijd begon, en God liegt nooit.
Gods boodschap is bekendgemaakt op het moment dat hij bepaald heeft. Hijzelf heeft mij uitgekozen om over die boodschap te vertellen. Ik werk dus in opdracht van God, onze redder.
Titus, jij bent voor mij als een eigen kind, omdat we hetzelfde geloof hebben.
Ik wens je toe dat God, de Vader, en onze redder Jezus Christus goed voor je zijn en je vrede geven.
Ik heb je achtergelaten op het eiland Kreta zodat je nog een aantal zaken kon regelen. Ik gaf je de opdracht om in elke stad mannen aan te wijzen als leiders van de kerk. En ik heb je ook verteld waar je op moest letten.
Leiders van de kerk moeten zich altijd goed gedragen. Ze mogen maar één keer trouwen. Hun kinderen moeten ook gelovig zijn. En niemand moet hen kunnen beschuldigen van schandelijke dingen of ongehoorzaamheid.
Een bestuurder van de kerk moet zich dus altijd goed gedragen, want hij geeft leiding aan de kerk van God. Hij mag niet trots zijn, niet snel boos worden, en niet te veel drinken. Hij mag geen geweld gebruiken, en niet altijd maar rijker willen worden. Hij moet iedereen hartelijk ontvangen, en graag goede dingen doen. Hij moet verstandig zijn, eerlijk en geduldig. En hij moet eerbied hebben voor God. Hij moet zich houden aan de betrouwbare boodschap die bij het geloof hoort. Want dan kan hij met de juiste christelijke uitleg mensen moed inspreken, en tegenstanders op hun fouten wijzen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Deze brief is van Paulus.
Ik ben een dienaar van God en apostel van Jezus Christus.
Ik kreeg de opdracht om de uitverkorenen van God te brengen
tot het geloof en de kennis van de ware godsdienst
in de hoop op eeuwig leven.
Lang geleden al beloofde God, die niet liegt, dat eeuwig leven.
Nu maakt Hij zijn woord openbaar
in de verkondiging die Hij me toevertrouwde,
een opdracht van God onze redder.
Deze brief schrijf ik aan Titus,
zijn wettig kind in het gemeenschappelijk geloof.
Goedheid en vrede voor jou
van God onze Vader en Christus Jezus onze Redder!
Ik liet je achter op Kreta
zodat je er de organisatie kon voltooien van de kerk
door in elke stad oudsten aan te stellen
volgens de richtlijnen die ik je gaf:
het moeten onberispelijke mannen en trouwe echtgenoten zijn.
Hun kinderen zijn gelovig
en kwamen niet in opspraak wegens losbandigheid of tuchteloosheid.
Want de leider van de gemeente
moet zich als beheerder van het huis van God goed gedragen.
niet arrogant zijn, niet te snel boos worden, niet verslaafd aan wijn,
niet gewelddadig, niet gierig,
maar gastvrij, deugdzaam, bezonnen, rechtvaardig, vroom, ingetogen,
met zorg voor de overgeleverde, betrouwbare boodschap
en in staat om volgens gezonde beginselen
te vermanen en tegensprekers te weerleggen.
Stilstaan bij …
Titus
De niet-joodse (Griekse) christen Titus was een medewerker van Paulus.
Hij werd de eerste bisschop van Kreta en overleed er op hoge leeftijd.
Oudsten
(= vertaling van het Griekse woord: presbuteroi)
Uit dit Griekse woord ‘prebuteros’ (= oudste) ontstonden later het Nederlandse en Duitse woord ‘priester’, het Engelse woord ‘priest’ en ook het Franse ‘prêtre’ (de oorspronkelijke ‘s’ werd vervangen door een ‘^’ op de letter ‘e’). Het oorspronkelijke Griekse woord is ook nog duidelijk herkenbaar in het Franse woord presbytère (= pastorie).
Bij de tekst
Pastorale brieven
De brief van Paulus aan Titus en de twee brieven aan Timoteüs, worden de ‘pastorale brieven’ genoemd, omdat ze instructies geven over de christelijke levenswijze, de leer en de organisatie en gericht zijn aan personen met een pastorale functie in de kerkgemeenschap.
Dat Paulus ze persoonlijk schreef, wordt nu betwijfeld omdat de stijl, de gebruikte woorden en de onderwerpen teveel verschillen van zijn andere brieven. Bovendien veronderstellen ze een situatie die er onmogelijk al kon zijn toen Paulus leefde.
Brief aan Titus
Dat Paulus deze brief schreef aan zijn medewerker Titus in Kreta, wordt nu in twijfel getrokken omdat:
. de inhoud ervan een samenvatting lijkt van de eerste brief van Paulus aan Timoteüs, met vermaningen en eisen waaraan kerkelijke ambtsdragers zich moeten houden en de manier waarop men zich in de gemeente moet gedragen, vooral tegenover dwaalleraren.
. er een groot aantal zinnen en uitdrukkingen in de twee brieven dezelfde zijn. Maar in de brief aan Titus wordt meer gebruik gemaakt van een hellenistische religieuze taal.
. de persoonlijke toon in de twee brieven aan Timoteüs, niet meer te vinden is in de brief aan Titus.