Loading...
 

12e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 4, 35-41: Jezus stilt de storm

Marcus 4, 35-41// Matteüs 8, 23-27 // Lucas 8, 22-25



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1585-1586)

’s Avonds zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Kom, we varen naar de overkant van het meer.’ Jezus zat al in de boot. Ze gingen weg, terwijl de mensen achterbleven bij het meer. Er gingen ook nog andere boten mee. Toen begon het hard te stormen. De golven sloegen over de boot, en de boot liep vol water.
Jezus lag achter in de boot op een kussen te slapen. De leerlingen riepen: ‘Meester, word wakker! Doe toch iets, straks verdrinken we!’ Jezus werd wakker. Hij zei streng tegen de wind en het water: ‘Houd op! Wees stil!’ Het hield op met waaien, en het water werd helemaal rustig.
Jezus zei tegen de leerlingen: ‘Waarom waren jullie zo bang? Hebben jullie nog steeds geen geloof in mij?’ De leerlingen schrokken en waren diep onder de indruk. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Zelfs de wind en het water doen wat hij zegt. Wie is deze man?’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C.Leterme)

Diezelfde dag tegen de avond zei Jezus:
‘Laten we het meer oversteken.’
Zij stuurden het volk weg
en namen Hem mee zoals Hij daar in de boot zat.
Andere boten gingen met Hem mee.
Er stak een zware storm op
en de golven sloegen over de boot,
zodat hij vol liep met water.
Intussen lag Jezus aan de achtersteven van de boot
te slapen op het kussen.
Zijn leerlingen maakten Hem wakker en zeiden:
“Meester, raakt het Je niet dat we vergaan?”
Hij stond op,
richtte zich streng tegen de wind
en zei tegen het water: ‘Zwijg, stil!’
De wind ging liggen
en het werd helemaal stil.
Hij zei tot hen: ‘Waarom zijn jullie zo bang?
Hoe is het mogelijk dat jullie nog geen geloof bezitten?’
Zij werden door een grote vrees bevangen
en vroegen elkaar: ‘Wie is Hij toch?
Zelfs wind en water gehoorzamen Hem.’



Stilstaan bij ...

Jezus
(betekent: God redt)
God treedt bevrijdend op doorheen Jezus.

Meer
Het Meer van Galilea is bekend om de sterke wisselingen in de weersomstandigheden.
De wind kan plotseling opsteken en vanaf de omringende bergen op het meer vallen, waardoor het water opgejaagd wordt. Dit wordt veroorzaakt door het grote temperatuurverschil tussen de oevers en de veel hogere bergen rondom het meer. Als de wind gaat liggen, wordt het meer weer rustig en kalm.

De overkant
Het meer van Galilea had twee oevers: een joodse en een heidense (= de overkant).

Opstaan
Dit woord wordt ook gebruikt voor de opwekking uit de dood en de verrijzenis van Jezus. Zoals God Jezus deed opstaan uit de dood, zo redt Jezus mensen uit penibele situaties.



Spreken met beelden

Veel elementen in deze tekst verwijzen naar gevaar:

tegen het vallen van de avondDe nacht is het geliefkoosde moment voor de machten van het kwaad.
het meerplaats waar demonische krachten huizen.
de overkantVijandig gebied, plaats waar de heidenen wonen.






Bij de tekst

Een wonderverhaal

... informeert over God en zijn Rijk
De naam Jezus betekent: 'God redt'. Jezus maakt duidelijk dat je nooit je hoop moet opgeven. Het kwaad heeft niet het laatste woord.
God is nabij, ook in allerlei angsten, al lijkt het of Hij slaapt.

... roept op
om hulp te bieden aan mensen in nood.

Klik hier voor meer info over wonderverhalen.



Situatie waarin de tekst geschreven werd

Dertig jaar na de dood van Jezus, werd de jonge Kerk vervolgd. Rond die tijd schreef Marcus zijn evangelie. Hij dacht wellicht: 'Ik moet zeker over die storm vertellen, want ook vandaag zie ik hoe gelovigen beproefd worden en op redding hopen.'
Marcus schrijft dus niet als journalist, (nog dezelfde avond van het gebeuren) maar als gelovige, dertig jaar later, wanneer hij mensen in een gelijkaardige 'stormsituatie' ziet.
In de woorden 'Meester, deert het u niet dat wij vergaan' drukt hij de twijfel uit van zijn medegelovigen die menen dat Jezus hen in de steek heeft gelaten.
De woorden 'Hoe is het mogelijk dat je nog geen geloof bezit?' (Marcus 4, 40) ontmaskeren deze gevoelens als een vorm van ongeloof in de reddende aanwezigheid van de verrezen Heer.



Wortel in het Oude Testament

Anderen staken op schepen in zee,
om handel te drijven op de onmetelijke wateren.
Ook zij hebben Jahwe's werken aanschouwd,
in de kolken zijn wonderen.
Hij sprak: en er stak een stormwind op,
die zwiepte de golven omhoog;
zij vlogen op naar de hemel, ploften neer in de diepten,
en vergingen van angst;
zij rolden en tuimelden, als waren zij dronken,
en al hun zeemanschap was tevergeefs.
Maar zij riepen Jahwe aan in hun nood,
en Hij verloste hen van hun angsten:
Hij bedaarde de storm tot een bries,
en de golven legden zich neer;
wat waren zij blij, toen het kalm was geworden,
en Hij hen naar de verbeide haven geleidde!
Laat hen Jahwe voor zijn goedheid dan danken,
en voor zijn wonderen voor de kinderen der mensen:
Hem in de volksgemeente roemen,
Hem in de raad der oudsten prijzen!

(Psalm 107, 23-32)

Psalm 107 lijkt het grote voorbeeld te zijn van de evangelisten bij het schrijven over de storm op het meer. Maar de psalm heeft het over God.
Zo wordt het stillen van de storm een manier om de nauwe relatie tussen God en Jezus duidelijk te maken.




Merk op

. Jezus beveelt de storm te gaan liggen nadat zijn leerlingen Hem wakker maakten met de woorden 'Wij vergaan'. Het gaat hier dus uiteindelijk niet om een storm, maar om mensen die in nood zijn.

. Als Jezus de leerlingen vraagt: 'Hoe is het mogelijk dat jullie nog geen geloof bezitten?', dan is het niet duidelijk over welk geloof Jezus het heeft. Gaat het om geloven IN Jezus, of over geloven ZOALS Jezus?

. De reactie van de leerlingen op het stillen van de storm is niet: 'Dat was nu eens een ferm mirakel! Leg ons nu eens uit hoe Gij dat hebt gedaan!', maar: 'Wie is Hij toch?'. Een reactie die dwingt je af te vragen wie Jezus wel is. Op die manier zegt de evangelist: Jezus brengt 'leven', waar alles wijst op dood en ondergang.



Een boot uit de tijd van Jezus

In 1986 vonden Moshe en Yuval Lufan, twee broers, een boot in de modder aan de oever van het Meer van Galilea. Het bleek een groot stuk te zijn van een boot die volgens de koolstofmethode tussen 100 voor Christus en 70 na Christus gebouwd werd. Een type boot dat Jezus zou kunnen gekend hebben. De boot is 8,2 meter lang, 2,3 meter breed en 1,4 meter hoog. Een vrij grote boot dus voor het Meer van Galilea.
De planken werden bijeengehouden door pen-en-gat-verbindingen, een constructie die toen gebruikelijk was in de landen rond de Middellandse Zee.
Verder weet men niets meer over die boot. Was het een veerboot of een vissersboot? Werd die boot ingezet in een zeeslag tegen de Romeinen?
Na een uitvoerige restauratie staan de restanten van die boot sinds het jaar 2000 in het Yigal Alon Centrum (Kibboets Ginosar). Daar vertelt men dat die boot vooral gemaakt werd uit eik en ceder en gerepareerd met wel twaalf verschillende soorten hout.





Bijbel en kunst

REMBRANDT van Rijn

Christus in de storm op het meer van Galilea (1633)

Rembrandt

olie op doek (159 × 127 cm)


Dit is het enige zeegezicht van de Nederlandse kunstschilder Rembrandt (1606 – 1669).
Het werd op 18 maart 1990 uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston gestolen door dieven die zich voordeden als politieagenten. Tot op vandaag is het niet teruggevonden.





E. DELACROIX

Storm op het meer van Galilea

Delacroix

Olie op doek (60 × 73 cm)
Walters Art Museum, Baltimore


De Franse kunstschilder Eugène Delacroix (1798 – 1863) maakte tussen 1840 en 1854 meerdere schilderijen met dit onderwerp. Dit werk is het laatste uit die reeks. Hij verbleef toen regelmatig in de kustplaats Dieppe (Frankrijk).





Suggesties

Kleine kinderen

INLEVEN

In de boot

De kinderen beleven wat het is in een boot te zitten tussen de golven. De groep of een deel ervan gaat midden in de ruimte zitten. ‘Zij zitten in de boot.’
Vertel dat het rustig weer is. Bouw dan de spanning op: eerst komt er een zachte bries, dan gaat het harder waaien en tenslotte is er storm en beuken de golven tegen het schip. Bouw dan dit inlevingsverhaal rustig af: de storm gaat liggen, de boot kan veilig aanmeren.

De kinderen vertellen daarna over spanning, angst.
Ze vertellen ook over andere angstige of spannende situaties die ze meemaakten.
- Hoe ben je daar doorheen gekomen?
- Heeft iemand in jouw omgeving je daarbij geholpen?
- Hoe voelde jij je daarna?





KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Storm op het meer

Vertel de tekst uit het evangelie.
Verwijs tussendoor geregeld naar de ervaringen die de kinderen verwoord hebben tijdens het inleefspel of het gesprek daarover.


Bespreek
- Wie was er bang in het verhaal?
- Wie was er niet bang?
- Hoe zouden de leerlingen van Jezus zich voelen?
(Ze vervelen zich; Ze zijn bang; Ze zijn rustig; Ze zijn opstandig; Ze zijn boos; Ze zijn niet op hun gemak; Ze zijn opgelucht; Ze zijn tevreden; Ze zijn beschaamd; Ze hebben vertrouwen)



Jezus laat de storm ophouden

(Naomi 2002 nr 2, p. 2)

Op een dag stapt Jezus met zijn leerlingen in een boot.
Ze willen het meer oversteken.
Opeens steekt er een zware storm op.
De golven slaan over de boot.
Maar Jezus slaapt heel vast.
Hij wordt niet wakker.

Zijn leerlingen schudden Hem wakker en roepen:
'Jezus, help ons! We vergaan!'
Maar Jezus zegt:
'Je hoeft niet bang te zijn.
Ik zorg wel voor jullie.'

Jezus staat op, roept tegen de wind en het water
en alles wordt rustig.
Zijn leerlingen zijn erg verwonderd en zeggen:
'Maar wie is toch die Jezus?
Zelfs de wind en de zee luisteren naar Hem.'





SPREKEN MET BEELDEN

Storm

- Wat is storm?
- Heb je dat al eens meegemaakt?
Als het stormt is het water heel wild.
In het land van Jezus waren er veel vissers bij het Meer van Galilea. Ze gingen met hun boten op een groot meer om te vissen. Als het stormde kon het voor hen heel gevaarlijk zijn. Dan werden ze bang.

Ontdek dit met de kinderen door samen naar een illustratie over storm te kijken (B.v. van Kees De Kort).
Vergelijk met andere situaties waar men angstig bij wordt.
Hierdoor wordt de storm het beeld voor wat de mens in zijn bestaan bedreigt.

Zo kunnen kinderen het feit dat Jezus de storm stilt, gemakkelijker in zijn diepere betekenis aanvoelen.





VERTELLEN

Bie boe bang in het donker

S. DE PARMENTIER, L. MAES Van Antje Anders tot Zoë Zoentje, Averbode 2012

Mies en Keuntje liggen in bed.
Keuntje kan niet slapen. Het is veel te donker.
'Mies, daar bij het raam. Kijk dan, daar kronkelt een slang.
Mies! Help!' schreeuwt Keuntje.
Mies knipt het licht aan.
'Maar Keuntje toch, het is het gordijn.
Het raam staat open en de wind laat het gordijn heen en weer waaien.
Komaan, slaap nu maar.'
Mies knipt het licht uit.

Keuntje staart in het donker.
'Oei, daar in de hoek. Daar ligt een monster.
Een groot monster met glinsterogen.
Mies! Een monster, daar in de hoek!' gilt Keuntje.
Mies knipt het licht aan.
In de hoek ligt helemaal geen monster.
Het is de schaduw van een knuffel van Keun.
Mies knipt het licht uit.

Het is pikdonker in de kamer.
Keuntje kreunt.
'Mies, ik vind het zo eng in het donker. Ik ben bang.'
Mies zucht. Ze stapt uit bed en steekt een klein lampje aan.
'Ziezo', zegt ze.
'Ik steek een lichtje voor je aan. Nu hoef je niet meer bang te zijn.'
Keuntje kijkt tevreden de kamer rond.
Met een lichtje is hij helemaal niet bang.
'Welterusten, Mies.'
'Slaap lekker, Keuntje!'
'Ik ben niet meer bang, Mies.'
'Goeienacht, Keuntje.'



De glijbaan is leuk

S. DE PARMENTIER, L. MAES Van Antje Anders tot Zoë Zoentje, Averbode 2012

Keuntje klimt op de glijbaan.
Mies wil ook op de glijbaan.
'Kom dan, Mies!' roept Keuntje.
Voorzichtig klimt Mies de trap op.
Keuntje glijdt ondertussen joelend naar beneden.
Mies zucht. Ze is een beetje bang.
Stapje voor stapje klautert ze naar boven.
'Pfff... wat is die glijbaan hoog.'
Keuntje wacht beneden.
'Kom maar Mies, ik vang je wel op!'
Mies aarzelt.
'Komaan, je hoeft niet bang te zijn', moedigt Keuntje aan.

Mies gaat zitten.
Ze duwt zich voorzichtig af en glijdt omlaag.
Het voelt een beetje eng in haar buik.
Het voelt alsof er duizend kriebeltjes in haar buikzitten.
Mies is beneden. Keuntje vangt haar op.
'Ik wil nog eens! De glijbaan is leuk!' lacht Mies.





DOEN

Bootje van papier

De kinderen knutselen hun eigen bootje van papier. (klik hier voor de werkwijze)
Op een apart blad tekenen ze Jezus en een groep leerlingen.
Dit knippen ze uit en kleven ze in het bootje.
Daarna vertellen ze het verhaal opnieuw met het bootje in de hand.





BIDDEN

Storm

(Bijlage bij zonnekind voor de leerkracht 2008, nr 16)

Lieve Jezus,
soms stormt het in mijn leven.
Dan ben ik boos, bang of verdrietig.
Gelukkig is er meestal iemand
die naar mij luistert.
Dan word ik weer rustig.
Ook bij Jou word ik rustig, lieve Jezus.
Dank je omdat Jij bij mij bent.
Amen





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Angst

Schrijf het woord 'ANGST' op een blad en leg dat in het midden van de kring. Vraag aan de kinderen:
- Wanneer heb je angst / schrik?
(oorlog, ziekten, dood, sommige personen, ruzie ...)

Neem het nieuws van die morgen (ev. krant, foto's) op en laat het de kinderen beluisteren.
- Vind je in deze berichten iets terug van ‘angst’ en ‘de moed verliezen’?





KENNISMAKEN MET EEN BIJBELTEKST

Inleiding bij het vertellen van dit evangelieverhaal

Inleiding 1

“Veel mensen geloofden in Jezus, zij wilden zijn Weg volgen, zij sloten zich aan bij zijn vrienden.
Eerst joodse mensen in Jeruzalem, later ook anderen, in Klein-Azië en Griekenland, tot Rome toe.

Maar ook zij kregen tegenstand, zoals Jezus. Zij werden uit de synagogen uitgesloten,
zij moesten vluchten uit hun eigen stad en voor hun eigen familie.
In Rome liet keizer Nero veel christenen kruisigen, verbranden, door leeuwen verscheuren.
De christenen werden bang:
ze voelden zich als in een klein bootje midden in de storm van vervolging.
Zij vroegen zich af waarom God dit toeliet en zeiden: 'Heer, raakt het U niet dat wij vergaan?

Dan preekte Petrus aan deze angstige mensen: 'Waarom zijt gij zo bang?'
Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit? Zo was Jezus niet!'
Om hen te helpen en aan te moedigen vertelde Petrus hen hoe Jezus
door zijn rustig vertrouwen op God alle stormen overwon.
Hij vertelde hen het verhaal van de storm op het meer.

Marcus nam dit verhaal op in zijn evangelie.”
(bron onbekend)



Inleiding 2

Na de hemelvaart van Jezus voelden de leerlingen van Jezus zich verlaten.
Hun grote droom was stuk.
Al het mooie dat Jezus had gezegd en gedaan, leek voorbij.
Petrus en Johannes waren veroordeeld en opgesloten in de gevangenis.
De leerlingen mochten niet meer over Jezus praten!
In Rome liet keizer Nero christenen kruisigen, verbranden, door leeuwen verscheuren.
Wat moesten ze aanvangen?
Net of ze in een put zaten en er niet uit raakten. Waar haalden ze weer kracht?
Toen vertelden ze elkaar telkens weer het volgende verhaal ...

Vertel sober of lees het Bijbelverhaal over het stillen van de storm voor, tot aan de vraag: 'Meester, kan het jou niet schelen dat wij vergaan?'.
Zoek samen met de kinderen naar het verband met het hun eigen ervaringen.
Vertel het vervolg van de Bijbeltekst.






EVEN TESTEN

Stellingen

(Kaat Donckers 2000)

Jezus maakt in het verhaal duidelijk dat je nooit alle hoop moet opgeven in je angst. (Juist)
.Als we zeggen dat het stormt in ons leven willen we hiermee zeggen dat het buiten heel hard regent, dondert en bliksemt (Fout)
Als er buiten een zware storm is, is er veel kans dat er schade is, en zijn we diep in ons hart wel een beetje bang(Juist)






BELEVEN

In de put

Nadat je zelf een eigen verhaal verteld hebt over 'moed verliezen', 'in de put zitten', schrijven / tekenen de kinderen hun eigen ervaringen op en spreken erover met de anderen.
(Kinderen vertellen vlugger iets over zichzelf wanneer de begeleider dat zelf ook doet)





VERDIEPEN

Sterke verhalen

. Wanneer vertellen mensen sterke verhalen over iemand?
(Als ze het hebben over iemand bijzonder, speciaal ...
Soms is iemand zo bijzonder en de moeite waard om als voorbeeld te volgen, dat dit niet meer met gewone woorden uit te leggen is. Dan beginnen mensen te overdrijven om toch maar duidelijk te maken hoe fantastisch en ideaal die iemand wel is. )

. Wat wil Marcus hier zeggen over Jezus?
(Hij is iemand die je volledig kunt vertrouwen, zelfs in de moeilijkste omstandigheden.)

. Wat kunnen die moeilijke omstandigheden voor ons zijn?

. Kunnen we van Jezus verwachten dat Hij ons met een wonder zal helpen?
(Zoals een sportman zich sterk voelt door de steun van zijn supporters, zo mag elk van ons zich gesteund weten door Jezus, ook als alles tegen slaat.
Om duidelijk te maken hoezeer Jezus ons vertrouwen waard is, vertelt Marcus een verhaal dat zo geweldig is, dat alle twijfels wel moeten verdwijnen.)



Collage

(naar C. LETERME in Samuel plus, uitgeverij Averbode, 2012 nr 4)

Materiaal
Foto's over storm en de gevolgen van storm - of: dit werkblad
Repen papier, bij voorkeur: verschillende kleuren blauw en groen.
Stift, lijm, groot blad papier
Papieren om bootjes uit te maken (klik hier voor de werkwijze)


Verloop
Toon allerlei foto's over storm en de gevolgen van storm.
- Wat roept dat bij jullie op?
Noteer die woorden met viltstift op repen papier.

Neem dan een voor een de repen in je hand en lees voor wat er op staat.
Bv. schrik.
- Kunnen we ook schrik hebben als het niet stormt?
Noteer deze situaties op nieuwe repen papier.
(Of geef telkens een ander kind de opdracht om dit op een reep papier te schrijven.)
Doe zo verder tot alle woorden op de repen aan bod kwamen.

Naar het einde van deze activiteit heb je repen papier met daarop: de gevoelens bij storm en bij situaties waarbij deze gevoelens ook voorkomen. (En die dus eigenlijk helpen om dit verhaal te actualiseren, dichter bij de kinderen te brengen)

De kinderen maken een bootje met wit papier, schrijven daar hun naam op en kleuren het eventueel.

Kleef de repen papier heel onregelmatig op de onderste 3/4 van het blauwe blad. Maak de storm nog 'heviger' door maar een paar punten van de repen met lijm vast te maken, zodat ze 3-dimentionaal iets van een storm oproepen. De kinderen kleven daarna hun bootje op de plaats die zij daarvoor uitkiezen. Ze kunnen zich hierbij eventueel laten leiden door de woorden die op de repen staan.

Lees om te besluiten het verhaal dat Marcus over de storm schreef nog eens voor.





VERTELLEN

God, waar was U?

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 17)

Ik droomde eens dat ik samen met God wandelde langs het strand.
Tegen de lucht tekenden zich delen van mijn leven af.
Voor elk deel waren er twee paar voetafdrukken in het zand:
een paar van mezelf en een paar van God.

Terwijl ik naar die voetstappen keek,
zag ik een stuk van de weg
waar maar één paar voetstappen stond afgedrukt.
Ik zag ook dat dit het moeilijkste
en verdrietigste moment uit mijn leven was.
Ik zei: ‘God, ik heb gezien
dat er op het moeilijkste moment van mijn leven
maar één paar voetstappen is
en U hebt me nog zo beloofd, dat U altijd bij me zou zijn!
Ik begrijp niet dat U me juist op dat moment alleen liet.’

God zei: ‘Maar lieve kind, ik hou van je en zal je nooit verlaten.
In jouw momenten van strijd en lijden,
waar je maar één paar voetstappen zag, daar was het...
dat Ik jou heb gedragen.’

(Naar een Iers verhaal)




Bij het verhaal
(Naar C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 20 juni 2018, p. 1)

Overweging bij het verhaal
Op een dag ging Jezus met zijn leerlingen in een boot op het meer van Galilea.
Niet ongewoon, want veel van zijn leerlingen waren vissers op dat meer.
Het was ook de gemakkelijkste manier om naar de overkant van het meer te gaan.

Dat het begon te stormen was ook niet ongewoon op dat meer.
Tot op vandaag kan het temperatuurverschil tussen de oevers en de heuvels,
een wind doen ontstaan die op het meer valt en storm veroorzaakt.

Maar die wind kan even snel terug gaan neerliggen,
zodat het meer weer rustig en kalm wordt,
alsof er niets gebeurd is.

Jezus blijkt er nogal gerust in te zijn: Hij slaapt achteraan in de boot.
Maar zijn leerlingen zijn één en al schrik.
De boot raakt vol water en zij vrezen ieder moment te verdrinken.

Meer dan dertig jaar later, schreven de evangelisten hierover.
Hun lezers, de eerste christenen, hadden vaak het gevoel
dat Jezus, hoewel Hij verrezen was, hen in de steek had gelaten.

Net als in het verhaal hierbij:
de twee voetsporen maken de mens duidelijk
dat God naast hem loopt en dus met hem begaan is.

Maar bij het zien van maar één voetspoor denkt de mens:
'Zie, God heeft mij verlaten.
Vanaf dat moment moest ik het alleen redden.'

Dat was het wat de leerlingen van Jezus tijdens de storm aanvoelden.
Maar dan komt het onverwachte antwoord van God:
'Toen jij dacht dat Ik je in de steek liet, op dat moment heb Ik je gedragen.'

Dat hebben de leerlingen in de boot toen ook ervaren.
Ze dachten dat Jezus er maar wat bij lag te slapen,
maar met één woord tot de wind werd duidelijk hoe Hij met hen begaan was.




Durven volhouden (Guus KUIJER)

In: A. KESSELER Sta eens even stil, Uitgeverij J.H. GOTMER p. 94

Het regent. Roos en Jan-Willem zijn bij Madelief thuis. Ze zitten om de tafel.
Ze hebben papier en potlood voor zich.
'Moet je luisteren,' zegt Madelief. 'Ik heb een gedicht gemaakt.'
Roos kijkt op van haar papier, maar Jan-Willem tekent door.
'Hé, Jan-Willem, luister je?'
'O, zegt Jan-Willem. Hij kijkt Madelief aan. 'Goed.'
'Daar gaat ie dan,' zegt Madelief.

Ik heb een nicht
met een gezicht

Ze kijkt Roos en Jan-Willem om de beurt aan. 'Mooi hè,' zegt ze.
'Dat is een idioot gedicht,' zegt Jan-Willem.
'Waarom?' vraagt Roos. 'Het rijmt toch?'
'Iederéén heeft een gezicht,' zegt Jan-Willem. 'Dat hoe je niet te vertellen.'
Hij buigt zich weer over zijn tekening.
Madelief zegt niks, zodat het heel stil wordt. Je hoort alleen Madeliefs moeder in de keuken. Madelief begint weer ijverig te schrijven.
'Ik heb een nieuw gedicht,' zegt ze even later.
Roos luistert meteen. Ze vindt het erg knap van Madelief dat ze kan dichten.
'Ik luister wel onder het tekenen,' zegt Jan-Willem.'
'Goed,' zegt Madelief. Ze gaat staan met het papier in haar handen.

Mijn moeder
kookt voeder

'Hahaha,' lacht Jan-Willem. Hij laat zijn potlood uit zijn handen vallen, zo hard moet ie lachen. 'Voeder, hahaha, dat zeg je toch niet, voeder is voor dieren!'
Madelief zegt niets. Ze kijkt Jan-Willem alleen maar boos aan. Maar die merkt het niet. Die zit alweer te tekenen. 'Hahaha,' grinnikt hij nog.
Madelief schrijft en streept weer door, schrijft opnieuw en streept door. Ze werkt erg hard. Ze krijgt het er warm van. En pas na een lange tijd houdt ze op.
'Zo', zegt ze. 'Dit is mijn laatste gedicht van vandaag. Een hele lange. Vier regels.'
Roos en Jan-Willem luisteren goed. En dan leest Madelief voor:

Ik heb lang nagedacht
voor ik dit bedacht
Als straks Jan-Willem lacht
dan sla ik hem met kracht

Ze kijkt meteen Jan-Willem aan om te zien of hij lacht. Haar ene hand gaat al omhoog. Roos houdt haar adem in.
Maar Jan-Willem lacht niet. 'Dit,' zegt hij ernstig, 'vind ik nou een heel mooi gedicht. Ik wist wel dat je het kon.'
Hij gaat meteen door met zijn tekening.
Madelief laat tevreden haar hand zakken.





BIDDEN

Jij bent er

(Katia Van Cleynenbreughel in Samuel nr 4, 2012, p. 16)

God,
Soms voel ik me groot
en sterk als een berg,
niks of niemand
die me wat kan maken.

Soms voel ik me klein
en angstig
voor het onweer en de storm
voor geruzie van grote mensen
en zoveel dingen op tv.

Soms ben ik ook
bang voor mezelf,
omdat mijn woorden vuisten worden
en ik ze niet kan stoppen.
Dan gaat mijn hart tekeer
en lijkt het alsof
de wereld mij overspoelt.

Daarom,
als ik alleen ben
praat ik met Jou, God.
Jij doet het tij keren,
de storm bedaart.
Mijn hoofd en hart
worden weer kalm als de zee.
Want ik weet dat Jij er bent.





OVERWEGEN

Wonder

Wat is het meest wonderbaar?
- Het mirakel waarbij Jezus eens in zijn leven een storm op het meer van Genezaret gestild zou hebben?
- Het wonder dat eeuwenlang miljoenen mensen in Jezus Christus geloofd hebben als in degene die de stormen van hun persoonlijk leven en van de wereld tot bedaren kan brengen?





Overwegingen

Isabelle Desmidt

Waarom slaapt Jezus?

(I. DESMIDT in Kerk en leven, 16 juni 2021, p. 18)

Voor een beter begrip doen we er goed aan het verhaal in zijn ruimere context te lezen. Evangelist Marcus laat Jezus namelijk de daad bij het woord voegen. Vlak voor de verzen die we vandaag als evangelie lezen, komen de parabels die we vorige week als lezing beluisterden. Wat Jezus eerst vertelt in de vorm van een parabel – de boer mag erop vertrouwen dat het graan opschiet terwijl hij slaapt – brengt Hij vervolgens zelf tot uitvoer door zich te midden van dreiging in vertrouwen te slapen te leggen. Anders dan de slaap van Jona, de oudtestamentische context waarbinnen het verhaal zich laat situeren, is Jezus’ slaap geen teken van desinteresse, geen poging om Gods roep te ontvluchten. Integendeel





Kolet Janssen

Het stillen van de storm

(Bron: Kerknet, 21 januari 2018)

‘Wat waaide het hard vannacht, hè’, zeg ik tegen Ganem, mijn Irakese poetsman. Een praatje over het weer is altijd een goede ijsbreker.
‘Ja’, lacht hij, ‘veel lawaai! Mijn vrouw wakker, helemaal in paniek. Ik zeg: rustig maar, je bent niet in Irak!’
Ganem lacht voluit. De rondvliegende en vallende dingen buiten hadden zijn vrouw heel even terug gekatapulteerd naar een tijd en een plek vol dreiging en angst. Een tijd toen hij haar niet kon geruststellen door haar even in zijn armen te nemen en helemaal wakker te maken. Nu kan dat wel en dat is dus de reden dat hij zo moet lachen om de storm.
Het is maar een storm. Niet meer dan wat wind. Morgen ruimen we op wat er is weggewaaid. Zelf zitten we veilig binnen. Er gebeurt niets onherroepelijks. Wat beschadigd is, wordt hersteld. Er is de overheid en er zijn verzekeringen. Als je niet de pech hebt dat er een boom op je auto valt, heeft het nauwelijks gevolgen voor je leven.
Dat moet voor Ganem ooit heel anders zijn geweest. Als je leeft in een land waar je je niet veilig kunt voelen. Waar je niets kunt doen om je kinderen in vrede te laten opgroeien.
Waar het ergste elk ogenblik kan gebeuren.
Voor Ganem en zijn gezin is de storm gestild. Ze werken hard om hier een leven uit te bouwen en dat lukt behoorlijk. Elke week leert hij een paar woorden bij. Vorige week was het ‘wasdraad’. Hij doet het allemaal met de glimlach. Ook al is de storm in zijn hoofd niet verder dan een winderige nacht.
Jezus stilde ooit de storm op het meer toen zijn vrienden bang waren.
Ook wij kunnen op vele kleine manieren de storm stillen in het hoofd van al die mensen die hier zijn aangespoeld. We weten niet wat ze hebben meegemaakt en ze kunnen het vaak niet zomaar vertellen. Maar als de angst heel even weer opduikt, als er een harde klap klinkt van een doos die omvalt of een onverwachte knal van een bromfiets, of als er een onbegrijpelijk formulier in hun bus valt, rekenen ze ook op ons om hen gerust te stellen.
Samen kunnen we ervoor zorgen dat iedereen zich veilig kan voelen. Dan is de storm echt gestild.





Bénédicte Lemmelijn

Psalm 107

(B. Lemmelijn in Ezra, Bijbels tijdschrift nr 46, p. 59)

Wie de tekst leest tegen de achtergrond van het Oude Testament, kan bijvoorbeeld psalm 107, 23-32 in herinnering roepen, waar gesteld wordt dat 'JHWH de storm tot zwijgen brengt', 'de golven doet gaan liggen', 'de zee tot rust brengt' en de gerechten 'naar een veilige haven brengt'. Voor wie Bijbels denkt, is het meteen duidelijk Wie hier bezig is. Het is God zelf die de storm stilt. En daardoor wordt ook onmiddellijk één ding glashelder: deze Jezus van Nazaret, die timmerman, zoals Hij even verder in Marcus 6 genoemd wordt door andere mensen die even verwonderd zijn, is wezenlijk verbonden met God zelf.





Frans Mistiaen s.j.

Minder schrik, meer geloof in de dienstbare liefde!

Jezus zei: "Laten wij oversteken!"
En de leerlingen namen Hem mee in hun boot.

Ik weet niet sinds wanneer u Jezus in uw boot hebt meegenomen,
sinds wanneer u Hem in uw hart hebt binnengelaten en aanvaard.
De dag van uw doopsel? Ja, natuurlijk!
Maar veel bewuster, later.
Bij uw vormsel misschien,
of bij uw huwelijk of bij de geboorte van uw eerste kindje
of bij een ander belangrijk keerpunt in uw leven.
Allen hebben wij op een bepaald moment er bewust voor gekozen
de Heer Jezus een centrale plaats te geven in ons leven.
Anders zouden wij hier niet zitten.
Het was misschien doorheen iemand die met ons was begaan,
maar het was eigenlijk wel Hij die ons stilletjes heeft gezegd:
“Kom, laten wij oversteken, wij, d.w.z. gij en Ik samen!”
En toen hebben wij “ja” gezegd en Hem in ons leven aanvaard.
Dat was het begin van een wondere tocht,
samen met Hem als onafscheidelijke vriend.
Wij zitten aan het roer van onze levensboot
en weten heel goed dat wij rekening moeten houden
met allerlei winden en stromingen
die ons soms krachtig kunnen beïnvloeden
bij het oversteken van een onveilig water
- in de Bijbel dikwijls het symbool van het kwaad en de dood.
Maar Hij, de Heer, heeft ons aangeboden mee te varen,
zodat wij nooit alleen zijn, wat er ook moge gebeuren.

Misschien wordt de overtocht voor sommigen wat zwaar
en hebben wij wel eens zin om terug te keren
naar de stille onschuld van vroeger.
Maar dat is een illusie. Onze boot vaart steeds verder.
Neen, het leven keert niet terug, het gaat onherroepelijk door.
Misschien worden wij wel eens zo moedeloos
dat wij ons gewoon laten meedrijven.
Maar dan wijken wij heel vlug af van ons eigenlijke doel
en moeten wij de volgende dagen dubbel zoveel inspanningen doen
om onze gemakzucht te corrigeren.
Maar op andere momenten van ons leven
herhalen wij moedig onze eerste keuze.
Dan gaan wij het zeil weer aanspannen of mee-roeien.
Wij zetten ons met nieuwe moed in
voor Jezus en Zijn Kerkgemeenschap:
wij durven meedoen met een initiatief op onze parochie,
of wij zoeken weer de tijd om wat te bidden,
of wij bezoeken een zieke en helpen een mens in nood.
Zo zijn wij aan het varen, jarenlang, op onze levenszee.

Maar plotseling, heel plotseling,
kan er ook voor ons een storm opsteken.
Eigenaardig hoe het in ons hart, in ons gemoed, in ons geloofsleven,
plotseling zo heel hard kan gaan stormen.
- De ziekte of de dood van een jonge vriend,
- een bekoorlijke ontmoeting,
- een mislukking met de kinderen in het gezin,
- een tegenslag op ons werk,
- een grove fout die niet meer lijkt recht te zetten,
het zijn allemaal ervaringen
die ons grondig kunnen dooreenschudden.
En eigenaardig genoeg: een ongeluk komt dan nooit alleen.
De aanval lijkt dan plotseling van alle kanten tegelijk te komen.
De golven slaan vlug overboord en onze boot loopt weldra vol.
Wij worden bedolven onder de problemen en de twijfels.
Wij weten niet meer waar eerst grijpen.
Wij hebben vooral de indruk weg te zinken en ten onder te gaan.

“Wij zijn nochtans christen gelovigen! Jezus zit toch in onze boot!”
Ja, maar ook wij, christen gelovigen,
blijven niet gespaard van pijnlijke ervaringen en grote crisissen.
Natuurlijk is Jezus er nog wel,
maar dan hebben wij geen voelbaar contact meer met Hem.
Het is alsof Hij slaapt in een uithoekje van ons hart
als op een kussen op de achtersteven van onze boot.
Dan kunnen wij niet meer bidden.
Wij worden opstandig tegen het leven,
tegen de Kerk en tegen God zelf.
In feite is Jezus niet afwezig,
maar zijn wij het die zo overspoeld worden door de problemen
en zo verlamd geraken van de schrik,
dat wij geen oog meer hebben voor Hem.

Tot op het moment, misschien in de hoogste nood,
dat wij weer naar Jezus toe gaan
en Hem wakker maken in onze boot;
“Heer, raakt het u niet dat wij vergaan?”
Het is het moment van de bekering
waarop wij Jezus opnieuw laten rechtstaan in ons leven,
waarop wij de liefde weer de overhand geven
en de centrale plaats toekennen in ons hart.
Het is het moment waarop wij niet meer op de eerste plaats
vol schrik kijken naar het gevaar dat ons bedreigt,
maar weer aandacht krijgen
voor de liefde die ons toch blijft dragen,
zelfs te midden van een crisis.
Kijk, er zijn misschien vele mogelijkheden
om problemen of ontgoochelingen het hoofd te bieden.
Maar zeker is: de angst is dan geen goede vriend.
Wij, christenen, geloven uiteindelijk steeds in één reddende kracht:
een surplus aan liefde.
Wij geloven dat vooral de opstanding van onze dienstbare liefde
ons de vindingrijkheid en de creativiteit kan geven
om de problemen te weerstaan.

Let wel. Wij worden niet uitgenodigd
aan Jezus te vragen de crisis in onze plaats op te lossen,
zoals de apostelen - de kleingelovigen - deden.
Zij krijgen van Jezus een zachte berisping.
Wij worden uitgenodigd te doen zoals Jezus deed.
nl. niet met schrik, maar met rustig vertrouwen
te midden van de gevaren rechtop gaan staan.
Krachtig durven opstaan
en tegen alle kwade machten die ons bedreigen durven zeggen:
“Zwijg en wees stil!”

Het zachte verwijt van Jezus tot Zijn leerlingen
blijft ons vandaag in de oren klinken:
“Waarom nog zoveel schrik,
waarom nog zo weinig geloof?”,
terwijl wij heel goed weten waar onze redding ligt.
Christenen zijn mensen
die geloven dat de dienstbare liefde echt bij machte is
om alle kwade machten tot zwijgen te brengen.
Zoals Johannes het zei: “Waarlijk wij hoeven niet bang te zijn,
want wij hebben de liefde leren kennen
die God voor ons heeft en wij geloven in haar” (1 Johannes 4, 16-18)





Marc Gallant, trappist (Orval)

Wie is die Jezus toch?

Marcus brengt een belangrijk gegeven naar voren over de identiteit van Jezus. Hij steunt daarbij op een zekere historische basis. De stormen op het meer van Tiberias zijn inderdaad onvoorzienbaar als plots de ijskoude wind van de besneeuwde toppen van de Hermon zich stort in het subtropisch klimaat van het meer dat ligt op 220 meter onder de zeespiegel. Die stormen eindigen zo plots als ze gekomen zijn.
Doorheen heel zijn evangelie laat Marcus de vraag doorschemeren: “Wie is toch die Jezus? Vanwaar komt zijn wonderbare macht om zomaar de losgeslagen natuurelementen tot rust te brengen en de bootvaarders te redden?”. In de Bijbel heeft alleen God de macht over ‘de wateren des doods’
(cf. Psalm 107, 23-30). En Jezus bezit die macht. De Griekse term die hier aanduidt dat Jezus de wind “bedreigt” (epitimèsen), is dezelfde die Marcus gebruikt bij de duiveluitdrijvingen waarbij hij tevens de stilte oplegt (Marcus 10, 25 et 9, 25). Meteen wordt het duidelijk dat wij dat evangelie een tweede maal moeten lezen, maar op een ander niveau. Het bootje van Petrus, aangevallen door de machten van het kwaad, wordt dan de Kerk. Christus is in haar midden, maar hij schijnt te slapen en niets te doen om de machten in toom te houden die haar ten ondergang dreigen.

Ja, maar eerst en vooral, wie is Jezus? Na een zeer vermoeiende dag van prediking voor een grote menigte aan de oevers van het meer, slaapt hij op het overigens harde kussen van de roeiers. Hij schenkt vertrouwen aan zijn leerlingen die ervaren vissers zijn en hun stiel en het meer kennen. Het geraas van de storm en het beuken der golven kunnen dat vertrouwen niet aantasten, noch hem doen ontwaken.
Zijn aanwezigheid bemoedigt daarentegen het vertrouwen van zijn leerlingen niet in Hem. Hijzelf heeft het initiatief genomen om het meer over te steken in het bootje waarin hij zat (Marcus 4, 35-36). Hij wilde afstand nemen van de menigte. Zijn leerlingen hebben hem vertrouwen geschonken, ondanks het stormrisico bij het vallen van de nacht. In het gevaar, in de nacht, is hun vertrouwen echter verdwenen. De Heer zal het hun verwijten: “Waarom zijn jullie bang? Hebben jullie nog geen geloof?” (Marcus 4, 40). Het geloof hier (Grieks: pistis) is geen louter intellectuele aangelegenheid, het is het diep vertrouwen dat men heeft in iemand, een instemming met zijn persoon. De Heer is weliswaar in het bootje van de Kerk in noodweer. Maar de leerlingen zijn in paniek omdat hij niet optreedt. Kunnen zij echt vertrouwen stellen in Hem die niet begaan schijnt met hun lot?

De leerlingen mogen wel roepen op Jezus: Hij is het toch die hen in de storm geloodst heeft. Denken we een ogenblik aan de christenen van Rome voor wie Marcus zijn evangelie schrijft. Moedig hebben zij Jezus gevolgd en de Goede Boodschap verkondigd. Maar plotseling zijn de tijden omgeslagen en zij zitten geprangd in de vervolgingen. Zoals de leerlingen in het bootje zijn ze door vrees bevangen. Ook voor hen schijnt Christus te slapen. Zijn schijnbare “afwezigheid” in de tragische gebeurtenissen die zij meemaken kan hen doen twijfelen. Wat doet de Heer om hen te onttrekken aan een zekere dood?

Jezus’ slaap is hier betekenisvol. In de Bijbel is de slaap dikwijls het symbool van de dood. Jezus’ passie schijnt hier vooraf uitgebeeld. Jezus slaapt in middenin de helse chaos van de ontketende golven. Het is verstaanbaar dat de leerlingen bij dat inslapen van de Heer totaal ontredderd zijn. Bij het kruis, zoals hier, zal hun gebrek aan vertrouwen schrijnend zijn. Jezus’ slaap wordt echter gevolgd door zijn ontwaken. “Verrezen”, zoals Marcus schrijft (Grieks: diegertheis, Marcus 4, 39), zal Jezus nu zijn overwinning openbaren op de machten van de Dood.
Hij richt zich niet alleen tot de ontketende natuurelementen, maar ook doortastend tot zijn ontstelde leerlingen. Hij stelt de angst in relatie met het gebrek aan geloof: “Waarom zijn jullie bang? Hebben jullie nog geen vertrouwen?” (Marcus 4, 39). Dat stemt ons tot nadenken. Al onze angst wortelt in de angst voor de dood, de angst niet meer te bestaan, niet te bestaan zoals gewenst, de angst ook dat het leven anders zou zijn dan gehoopt. Als die golven ons bootje overspoelen kunnen we vrezen voor ons leven.

In het aanschijn van de dood toont zich de stevigheid van ons geloof, van ons vertrouwen in Jezus die ons, spijts alle schijn, niet vergeet. Ik weet mij dan in zijn hand, ik vertrouw erop dat Hij mij hoe dan ook nooit in de steek laat. Instinctieve angst kan mij nog overvallen: is dat tegenstrijdig met het vertrouwen? Heeft Jezus zelf geen bloed gezweet in het aanschijn van de dood (Lucas 22, 44)? Er is echter diep in mij een vredevolle grondtoon die niet van mij komt, het kalme vertrouwen dat me zegt dat niet ik gevraagd heb om te bestaan, maar God, omdat Hij mij wil in zijn liefde. Hij zal me dan ook niet laten vallen in het niets.

In feite geeft de Heer ons ook dit vertrouwen om de Goede Boodschap over te dragen aan de mensen rondom ons, vooral als dat ons als een geduchte inzet toeschijnt. Met Jezus op scheep gaan is nooit zonder stormrisico. Maar de verrezen Heer is meester over onze stormen.