Loading...
 

13e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 9, 51-62: Op weg naar Jeruzalem

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1638-1639)

Jezus zou niet lang meer op aarde blijven. Daarom nam hij het besluit om naar Jeruzalem te gaan. Onderweg stuurde hij een paar leerlingen vooruit. Zij kwamen in een dorp in Samaria. Daar wilden ze een slaapplaats voor Jezus regelen. Maar Jezus was daar niet welkom, omdat hij op weg was naar Jeruzalem.
Toen Jakobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, zeiden ze: ‘Heer, wilt u dat wij vuur uit de hemel laten komen om de mensen hier te doden?’ Maar Jezus draaide zich om en verbood ze om zo te praten. Daarna gingen ze verder naar een ander dorp.

Onderweg zei iemand tegen Jezus: ‘Ik wil met u meegaan. Het maakt niet uit waar u naartoe gaat!’ Jezus zei tegen hem: ‘Vossen hebben een hol en vogels hebben een nest. Maar de Mensenzoon heeft geen plek om uit te rusten.’
En Jezus zei tegen een ander: ‘Ga met me mee!’ De man antwoordde: ‘Heer, vindt u het goed als ik eerst mijn vader ga begraven?’ Maar Jezus zei: ‘Laat de doden maar voor elkaar zorgen. Jij moet de mensen gaan vertellen over Gods nieuwe wereld!’
Iemand anders zei tegen Jezus: ‘Ik wil met u meegaan, Heer! Maar mag ik eerst afscheid nemen van mijn familie?’ Jezus zei tegen hem: ‘Mensen die achteromkijken in plaats van vooruit, zijn niet geschikt voor Gods nieuwe wereld.’



Dichter bij de tijd

(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Lucas 9, 51-62)

Jezus en zijn leerlingen trokken verder naar Jeruzalem.
Hij liet een paar leerlingen voorop gaan
om in een dorp naar overnachting te zoeken.
Maar toen de Samaritanen hoorden dat ze naar Jeruzalem reisden,
wilden ze Hem geen logement geven.
Toen Jakobus en Johannes dit hoorden zeiden ze:
‘Ze kunnen ter plaatse doodvallen’.
Maar Jezus keerde zich om en zei: ‘Zo mogen jullie niet denken’.
Daarop gingen ze naar een ander dorp.

Terwijl ze onderweg waren, zei iemand tegen Jezus:
‘Ik zal Je volgen, waar Je ook gaat’.
Jezus zei: ‘Dat is niet gemakkelijk:
de vossen hebben holen en vogels hebben nesten,
maar de Mensenzoon heeft zelfs geen kussen
waar Hij zijn hoofd kan op laten rusten’.

Tegen een ander zei Hij: ‘Volg Me’.
Maar die persoon vroeg: ‘Heer, mag ik eerst teruggaan
om mijn vader te begraven?’
Jezus zei: ‘Laat de doden hun doden begraven.
Maar jij, ga heen en verkondig het Rijk Gods’.

Nog een ander zei: ‘Ik wil Je volgen, Heer,
maar mag ik eerst afscheid nemen van mijn familie?’
Tegen hem zei Jezus: ‘Wie ploegt en daarbij achterom kijkt,
is niet geschikt voor het Rijk van God’.



Stilstaan bij ...

Jeruzalem
Lucas beschrijft vanaf deze tekst de ‘reis’ van Jezus naar Jeruzalem, waar Hij zal lijden, sterven én verrijzen. In zijn boek ‘Handelingen van de apostelen’, beschrijft hij een andere beweging: vanuit Jeruzalem gaan volgelingen van Christus naar alle hoeken van de wereld.

Verheffing
Hiermee verwijst Lucas naar de dood, de verrijzenis en de hemelvaart van Jezus.

Vastberaden
Letterlijk vertaald staat er: ‘Hij maakte zijn gezicht hard om naar Jeruzalem te reizen. Deze woorden herinneren aan die van Jesaja:
‘De Heer staat me bij, (...) daarom maak ik mijn gezicht hard als steen,
omdat ik weet dat ik niet beschaamd zal worden’. (Jesaja 50, 7)
Zo laat Lucas zien dat Jezus zijn lijden, dood en verrijzenis bewust tegemoet gaat.

Samaritanen
Samaritanen waren nakomelingen van joodse vrouwen, die tijdens de Babylonische ballingschap met niet-joodse mannen waren gehuwd. Omdat zij dus geen échte joden waren, wilden heel wat joden niets met hen te maken hebben. Daarom staken ze de Jordaan over om van daaruit naar Galilea of Judea te gaan.
Jezus trok zich daar niets van aan en ging gewoon door Samaria. Maar de Samaritanen bleken Hem en zijn joodse vrienden niet op prijs te stellen en wilden Hem geen onderdak geven.

Niet ontvangen
Heel tegenstrijdig aan de oosterse gastvrijheid.

Jakobus
Zoon van Zebedeüs en broer van Johannes. Hij was een visser en één van de eerste leerlingen van Jezus. Hij werd onthoofd onder de regering van Herodes Agrippa I (Handelingen 12, 1-2).

Johannes
Zoon van Zebedeüs en broer van Jakobus. Hij was een visser en één van de eerste leerlingen van Jezus. Hij zou later in Efeze gewoond hebben en op hoge leeftijd gestorven zijn.

Mensenzoon
De profeten gebruikten het woord ‘mensenzoon’ om een mens aan te duiden in zijn sterfelijkheid en nietigheid. Maar de profeet Daniël sprak over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.
Later werd dit woord gebruikt om er de menselijke natuur van Jezus mee aan te duiden.
Huub Oosterhuis vertaalt ‘Mensenzoon’ met ‘Mensenkind’.

Begraven
Het begraven van verwanten was zo belangrijk dat dit een reden was om zich niet te moeten houden aan andere verplichtingen. Bijvoorbeeld: het bestuderen van de wet, de dienst in de tempel, het doden van het paaslam.

Doden
Al wie zich niet om het Rijk van God bekommert, is als ‘dood’ in Jezus’ ogen.

Laat de doden hun doden begraven
Met deze zin overdreef Jezus op oosterse wijze. Hij wilde ermee zeggen hoe hoog zijn eisen waren voor zijn volgelingen. Tegelijk gaf Hij zijn kijk weer op leven en dood. Wat ‘leven’ was voor de mensen, was voor Hem ‘dood’, omdat het onder de macht van de dood stond. Jezus kende een leven dat niet door de dood werd beheerst. Wie Jezus volgde, kreeg deel aan dat echte leven.
Die zin kan ook betekenen dat men zijn aandacht niet mag richten op het verleden, maar op het Rijk van God, dat zich in het heden situeert.

Ploeg
Op velden en akkers vol met stenen, mag men zich bij het ploegen niet laten afleiden door rond te kijken. Wie het Rijk van God voor ogen heeft, mag zich door niets laten afleiden.





Bij de tekst

Doden begraven

Voor de joden was het begraven van doden een plicht die voorrang had op bijna alle andere verplichtingen. Zo was men dan vrijgesteld van het reciteren van de geloofsbelijdenis (Sjema), het bidden van de dagelijkse gebeden, het dragen van gebedsriemen.
De prioriteit van het begraven van de doden verviel voor wie Jezus wilde volgen. Alle andere verantwoordelijkheden en plichten moesten wijken voor wie beantwoordde aan zijn oproep, hoe belangrijk ze ook waren.



Wortel in het Oude Testament

Als Elisa besluit de profeet Elia te volgen, vraagt hij of hij nog eerst afscheid mag nemen van zijn ouders (1 Koningen 19, 16b. 19-21).
Jezus gaat een stap verder: het Rijk van God is zo belangrijk dat wie achterom kijkt in zijn leven ongeschikt is voor dit rijk.



Het grote reisverhaal

In dit fragment uit het evangelie volgens Lucas wordt een begin gemaakt met het grote reisverhaal van Jezus naar Jeruzalem, waarmee de evangelist Jezus tekent als een profeet die onderweg is.
Een herinnering aan de grote tocht uit Egypte waarbij Mozes met de Israëlieten onderweg was?
Een reis die inspirerend was voor Paulus, waarvan Lucas vier reizen optekende in zijn boek Handelingen?
Omdat dit reisverhaal geografisch nogal onduidelijk is en weinig concreet ingevuld, lijkt dit verhaal in handen van Lucas vooral een middel te zijn om zijn materiaal over Jezus te ordenen.





Bijbel en kunst

P. BRUEGEL de Oude

De val van Icarus

5 De Val Van Icarus Pieter Bruegel De Oude

Dit schilderij dat toegeschreven wordt aan Pieter Bruegel de Oude, is bekend door twee laat-16e-eeuwse kopieën die er in de tweede helft van de 16e eeuw van werden gemaakt. Het origineel werd waarschijnlijk geschilderd rond 1565.

Heeft Pieter Bruegel dit stukje evangelie gelezen of gehoord in de periode dat hij het ontwerp maakte voor dit schilderij? Dat is niet meer te achterhalen!
Wat wel opvalt is dat de boer de nadrukkelijk op de voorgrond werd geschilderd, onverstoorbaar zijn werk verder zet en zich niet inlaat met wat er achter hem in zee gebeurt: het neerstorten van Icarus die wou vliegen met vleugels waarvan de veren in was waren vastgezet. Omdat hij te dicht bij de zon vloog smolt die was.





Suggesties

Kleine kinderen

VERDIEPEN

Maar drie dingen

Wanneer Jezus zijn leerlingen op weg stuurt, zegt Hij dat ze niet veel mogen meenemen.
Stel dat je op kamp gaat.
De leiding zegt dat je maar drie dingen mag meenemen.
- Wat zou jij meenemen? Waarom?

- Zijn er ook dingen die niet te zien zijn en die toch belangrijk zijn als je samen met anderen weg bent?

- Welke van die dingen zou Jezus de moeite waard vinden?
- Weet je ook waarom?





DOEN

Het Rijk van God

Jezus zegt aan zijn leerlingen: 'Ga van dorp tot dorp en vertel over het Rijk van God.'

- Wat weet jij van het Rijk van God?
- Hoe stel jij dat voor?
- Hoe 'droomt' God de wereld voor de mensen?

De kinderen maken hierover een tekening.
Hang nadien alle tekeningen op in een lange fries of aan een waslijn met wasspelden.



Kleuren

Nadat je het evangelie hebt voorgelezen (gebruik de tekst 'Dichter bij de tijd' in de map 'Bijbel in 1000 seconden), bezorg je de kinderen deze tekening om te kleuren:

Jezus Volgen

Klik hier voor deze tekening op A4-formaat.





Grote kinderen

VERDIEPEN

Wat hoort thuis in het Rijk van God?

Hieronder staan een aantal werkwoorden.
Verdeel ze in drie groepen:
- Welke werkwoorden horen thuis in het Rijk van God?
- Welke werkwoorden horen er niet in thuis?
- Welke werkwoorden horen op het eerste zicht nergens bij?

genezen leren zoeken pesten
vertellen lachen helpen lopen
plagen koken delen wenen
lezen dansen spelen slapen


Bespreek met de kinderen op welke manier die werkwoorden iets of niets met het Rijk van God kunnen te maken hebben.


Merk op
Met kinderen vanaf tien jaar kun je sommige werkwoorden ook symbolisch lezen.

Bijvoorbeeld:
'Slapen' is echt slapen, maar kan ook betekenen: voor niets aandacht hebben (niet kijken, niet luisteren ...)
'Zoeken' is overal rondkijken naar iets wat verloren is, maar kan ook betekenen: zoeken naar een oplossing voor een probleem dat zich aandient.





VERTELLEN

Het beloofde land

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 73)

‘Maandag om 9.45 uur vertrekt op spoor vier de trein naar een land
waar iedereen vriendelijk is en niemand arm is.’
Deze aankondiging vond iedereen van het dorp in de brievenbus.

Die maandagmorgen stond perron vier
vol met mensen die naar dat land wilden.
Ze hadden van alles mee in koffers en manden.

Toen de trein er was, werd er geduwd en getrokken.
Er bleek onvoldoende plaats voor al wat ze meegenomen hadden.
Sommige mensen gingen met hun spullen terug naar huis.

Enkele uren later kwam de trein aan de voet van een berg.
‘De trein is te zwaar geladen’, zei de machinist.
Laat alles achter wat je toch niet gelukkig maakt.’

Na een tijd kwam de trein bij een nog steilere berg dan de eerste.
‘Jullie moeten nog meer bagage achterlaten’ zei de machinist.
De mensen lieten uiteindelijk nog wat achter.

Enkele uren later, toen de zon onderging,
reed de trein het beloofde land in,
het land waar mensen elkaar vonden zonder al hun spullen.





DOEN

Tekenen en kleuren

Lees eerst het evangelie voor. Gebruik hiervoor de tekst 'Dichter bij de tijd' (zie hoger). Daarna denken de kinderen na over wat zij belangrijker zouden kunnen vinden dan het 'Rijk van God'. Dit tekenen ze in de buurt van de zetel op deze tekening.


Merk op
Over de zetel op de tekening staat niets in het evangelie.
- Wat zou de tekenaar daarmee willen zeggen?



Jezus volgen

De kinderen tekenen hun rechtervoet over, of inspireren zich aan deze tekening:

Bestand niet gevonden.


Daarna verdelen ze de getekende voetzool in zes delen.
Rond de voetzool schrijven ze bondig op hoe ze Jezus kunnen volgen. Als ze in de loop van de dag iets gedaan hebben waaruit blijkt dat ze Jezus gevolgd hebben, kleuren ze één deel van de getekende voetzool.
Het is de bedoeling dat ze tegen het einde van de week een volledig ingekleurde voetzool hebben.



Welkom!

Vooraf
Teken de contouren van de letters W E L K O M in het groot op zes A4-bladen.
Zorg voor een aantal kleurrijke tijdschriften.
Lijm, (eventueel) schaar.


Verloop
De kinderen vullen de letters op de verschillende bladen elk met een ander kleur op: paars, rood, oranje, geel, groen, blauw.
Die kleuren zoeken ze op in tijdschriften.


Belangrijk
Zorg voor een grote tafel (of een paar tafels bijeen) waarop je alle tijdschriften legt.
Natuurlijk kan elk kind/groepje de tijdschriften doorbladeren op zoek naar zijn eigen kleur.
Maar men kan ook samen naar de verschillende kleuren zoeken en in het midden van de tafel zes hoopjes met verschillende kleuren vormen. (Een manier om met anderen rekening te houden - een vorm van gastvrijheid?)





Jongeren

VERDIEPEN

Spreken over het Rijk van God

Jezus stuurde zijn leerlingen uit om iedereen op te roepen het Rijk van God te realiseren.
Bespreek:
- Wat vind jij zelf de moeite waard bij het realiseren van het Rijk van God?
- Hoe kun je over het Rijk van God spreken in een hedendaagse taal?
Daarna schrijven de jongeren een kort mailbericht, of een SMS-bericht dat hun vrienden daarover informeert.





INLEVEN

Zeven monniken

Lucas 9, 62

Toon dit beeld dat zeven monniken voorstelt.
Ze lijken in alle sereniteit iemand te volgen. Jezus?
Tot je let op de tweede monnik van links: die heeft zich omgedraaid.
Waarom zou hij dat gedaan hebben?
Zou jij spreken met de zevende monnik?
Wat zou hij dan zeggen?
. Heeft hij bedenkingen rond wie ze volgen?
. Heeft hij kritiek op de manier waarop ze hem volgen?
. Wil hij niet meer volgen? Wil hij een eigen weg gaan?

Stel dat jij de achtste monnik bent.
Waar zou jouw plaats zijn en waarom?
. Daar waar nu de eerste monnik staat?
. Daar waar nu de laatste monnik staat?
. Bij de eerste vijf monniken?
. Met je rug naar de monnik die zich omkeerde?
. Naast de monnik die zich omkeerde?
. Kijkend naar de monnik die zich omkeerde?

Schrijf neer wat er door jouw hoofd gaat:
Als ik de achtste monnik zou zijn, dan zou ik …



De jongeren lezen daarna deze teksten in stilte.
In volle respect voor elkaar mogen ze bij die teksten korte bedenkingen noteren zoals:
. dat vind ik ook
. daar ben ik het niet mee eens
. ik wil daar meer info over
. dat begrijp ik niet

Sta nadien stil bij deze bedenkingen.



Belangrijk
In deze activiteit staat niet het al of niet monnik-zijn centraal, maar wel het volgen van Jezus.



Rollenspel: gastvrijheid

De jongeren ontdekken in het evangelie dat niet iedereen blij is met de komst van Jezus en zijn leerlingen. Dit is tegendraads aan de gastvrijheid die eigen is aan oosterse volkeren.
(Misschien kun je zelf of één van de jongeren een voorbeeld geven van die gastvrijheid.)

Zoek met de jongeren naar hedendaagse vormen van gastvrijheid, een manier waarop ze 'anderen' welkom heten in hun midden.

Verdeel dan de groep jongeren in net zoveel groepjes als er vormen van gastvrijheid gevonden werden. Geef elke groep een concrete situatie:
. iemand die nieuw is op school
. een nieuw lid in de jeugdbeweging
. nieuwe kinderen in de nevenviering
. de nieuwe vriend(in) van je broer of zus
. ....

Elke groep speelt voor de anderen een vorm van gastvrijheid in de opgegeven situatie.





Overwegingen

Frans Mistiaen s.j.

De radicale uitnodiging tot belangeloos-dienende liefde

Met plechtige woorden staat Lucas stil
bij een belangrijk moment van Jezus' leven,
een keerpunt in het evangelieverhaal,
nl. de dag dat Jezus vastberaden optrekt naar Jeruzalem.

De eerste jaren van zijn openbaar leven
was Jezus in Galilea rondgetrokken.
Hij had er gekwetsten naar lichaam en ziel genezen,
zondaars en verstotenen vergeving geschonken.
Daardoor had Hij allen laten aanvoelen
dat God een liefdevolle Vader was, die met mensen is begaan.
Nu neemt Jezus de belangrijke beslissing
die boodschap te blijven verkondigen,
maar nu ook ondanks de hevige reactie
die hiertegen vanwege de religieuze verantwoordelijken in Jeruzalem
kon worden verwacht.
Want de kaste der zelfgenoegzame, strenge en veeleisende
priesters en Schriftgeleerden in Jeruzalem
voelde zich bedreigd door Jezus' voorstelling
van een milde, mens-nabije God.
Zij verdedigden vooral een God
die eiste dat de voorschriften werden nageleefd.
In de tweede helft van zijn evangelie benadrukt Lucas dan ook
de doorbraak, de verheffing en de verheerlijking
van Jezus' Liefde die mensen bevrijdt,
maar die blijkbaar onvermijdelijk moest passeren
langs Zijn verworpenheid, lijden en dood.
Lucas zegt dat Jezus "vastberaden" besliste naar Jeruzalem op te trekken,
dat Hij dus radicaal en consequent koos voor een liefde,
die eventuele vijandigheden niet uit de weg wilde gaan,
maar integendeel op Zich wilde nemen en dragen als een kruis.

Bij de eerste tekenen van tegenkanting
- een weigering om de voorop gestuurde boden te ontvangen -
reageren Jezus' leerlingen spontaan hevig.
Wij begrijpen hun reactie
omdat wij die verbolgenheid en wraakzin soms in onszelf ervaren.
Jezus wijst hen en ons echter terecht.
Hij wil immers geen koning worden
die een heerschappij komt vestigen met macht en vuur,
maar Hij wil de Dienaar van de mensen blijven,
die hen komt redden door een surplus aan liefde.
Jezus gebruikt geen machtsmiddelen,
beantwoordt nooit kwaad met kwaad.
Hij blijft consequent één weg volgen:
de weg van de belangeloos-dienende liefde.
En die liefde zal zover gaan
dat Hij de voeten van Zijn leerlingen zal wassen,
dat Hij hun Zijn Lichaam en Bloed zal schenken
en dat Hij Zijn kruis tot op Calvarie zal dragen.

Jezus' weg, die steeds de belangeloos-dienende liefde
als allereerste prioriteit voor ogen houdt, is geen gemakkelijk weg.
Wie Hem daarin wil volgen,
zal onvermijdelijk wel eens in conflict komen
en voor keuzes geplaatst worden.
Daarover gaat het in het laatste stukje evangelie van vandaag.

De antwoorden van Jezus
aan de drie mensen die Hem willen volgen,
zouden verkeerd kunnen begrepen worden als drie strenge eisen,
die wij allemaal eerst zouden moeten volbrengen,
alvorens wij Zijn leerlingen zouden kunnen worden:
afstand doen van rijkdom, van familiale verplichtingen
en van affectieve banden.
Neen! Jezus stelt geen algemene, voorafgaande eisen voor iedereen,
maar reageert in alle scherpte tegen drie mensen
die alleen maar achteruit kijken,
die vastzitten in het verleden en overdreven gehecht blijven
aan hun welstand, een overledene of hun thuis.

In normale omstandigheden is er meestal geen conflict
tussen de prioriteit liefde en de materiële of familiale verplichtingen.
In normale omstandigheden
zal de liefde juist vragen dat wij wél zorgen
voor een dak boven de hoofden van onze gezinsleden,
dat wij wél de laatste eer bewijzen aan onze overleden dierbaren
en dat wij wél tijd nemen om afscheid te nemen
van onze vrienden en geliefden.
Meestal staan wij niet voor de keuze of-of,
maar gaan beiden samen:
liefde tonen wij juist doorheen deze blijken van genegenheid.
Maar, in uitzonderlijke gevallen,
bij overdreven gehechtheid aan het verleden,
wanneer wij, juist door onze materiële mogelijkheden of
door onze familie- of vriendenbanden
niet meer dienstbaar kunnen zijn,
dan vraagt de Heer ons te kiezen voor de liefde die zichzelf vergeet.
De dienende liefde naar Jezus' voorbeeld,
gaat boven materiële zekerheid, boven familiale plichten
en affectieve banden,
wanneer deze de dienstbaarheid niet meer bevorderen,
maar integendeel verhinderen.

De gekozen voorbeelden zijn extreme gevallen
van conflictsituaties op hun scherpst
om iets zeer duidelijk te maken:
nl. als zelfs in zo'n extreme gevallen
prioriteit moet gegeven worden aan de liefde,
dan zeker ook in het alledaagse, gewone leven.

Jezus navolgen wil dus zeggen dat wij ons uitgenodigd voelen,
ieder volgens de mogelijkheden en de omstandigheden
die het dagelijkse leven ons biedt,
om steeds opnieuw radicaal te kiezen
voor die ene prioritaire weg: de belangeloze liefde.
Dit is geen gemakkelijke, maar een koninklijke weg.
Want daarop ging de Heer ons voor.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Trouw (2013)

Jezus ervaart hoe hard het Hem valt om, trouw aan zijn zending, naar Jeruzalem te gaan. Hij wordt er zich tevens van bewust dat het ook voor zijn leerlingen niet gemakkelijk zal zijn. Vandaar dat Hij zich veeleisend opstelt. Elisa mocht van Elia eerst afscheid nemen van zijn ouders, om hem pas daarna achteraan te gaan (1 Koningen 19, 20). Jezus’ reactie is radicaler. Men talmt niet als men zich met Hem engageert. Men ziet ook niet om, als men zich geëngageerd heeft: “Wie de hand aan de ploeg slaat, zegt Hij, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods”. In Palestina moest je soms een met stenen bezaaide akker omploegen: met de ene hand aan de ploeg en de andere hand aan de toom van het ossenspan was goed voor je uitkijken geboden! Jezus gebruikt dit beeld van de ploeger om iets te zeggen over de moeilijkheid van de trouw aan het engagement: je moet er echt mee begaan zijn.

Trouw zijn is moeilijk in onze tijd. Het was reeds moeilijk in Jezus’ tijd. Alleen God is echt trouw. Heel het Oude Verbond is het verhaal van Gods durende trouw aan zijn ontrouw volk. Trouw is Gods natuur. “Zo wij ontrouw zijn, zegt Paulus, Hij blijft trouw: Hij kan zichzelf niet verloochenen” (2 Timoteüs 2, 12). God is trouw, want Hij is eenvoudig. Hij is niet aangevreten door de wisseling der tijden. In zijn liefde is er geen spoor van desintegratie.

Maar wij? Ieder van onze beloften of geloften van trouw in het huwelijk of in het religieuze leven staat voor een onafwendbare moeilijkheid. Ik ben een persoon die evolueert, en de persoon of de gemeenschap met wie ik me engageer is evenzeer in evolutie. Vroeg of laat komt er een spanningsveld tussen mijn hart en mijn engagement. Wat betekent de trouw als het hart er niet meer is? Hoe kunnen we de valse trouw vermijden, die onder een verstarde korst een hunker verhult naar verandering?

Er is maar één oplossing: de ogen gevestigd houden op Jezus en Hem volgen, dag na dag. “Christus is in alles beproefd geweest, zoals wij, de zonde uitgezonderd” (Hebreeën. 4, 15). Hij werd beproefd in zijn trouw. Het evangelie vandaag vertelt hoe Hij zich gedraagt in die beproeving. Hij had reeds aangekondigd dat zijn zending Hem zou leiden tot lijden en dood. Nu was de tijd gekomen. Ik vertaal letterlijk: “Jezus verhardde zijn gelaat om op te trekken naar Jeruzalem” (Lucas 9, 51). Het is waar dat we moeten vermijden onze trouw te brengen in een durende spanning. Maar we kunnen er niet van uit: we zullen onze trouw moeten betalen met onze persoon. Jezus toont dat je dan een stap moet zetten waar jij je even geweld aandoet: “Hij verhardde zijn gelaat”. Dat ogenblik van hardheid is bepalend voor de trouw. De trouw begint maar echt op het moment waarop je beslist en aanvaardt alles te geven - en dat doet pijn - alles te geven zonder iets achter te houden, zonder terug te krabbelen.

Het evangelie vervolgt - ik vertaal letterlijk: “Jezus zond boden voor zijn aangezicht uit”. Jezus heeft zijn gezicht gekeerd naar Jeruzalem, naar de totale gave van zichzelf aan de Vader. Hij zendt zijn boden in dezelfde richting, in eenzelfde dynamisme van trouw. Hij is trouw, Hij kijkt niet om. Dat je om trouw te zijn met jezelf breekt om er voor de andere te zijn kan en mag maar onder één voorwaarde: “Als iemand achter Mij aan wil komen, laat hij dan met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en Mij volgen”, zegt Jezus (Marcus 8, 34). Het kruis opnemen zonder Jezus te volgen kan leiden tot zelfverminking en zelfvernietiging. Kijk maar eens naar de apostelen. Ze willen Jezus trouw blijven en ze zeggen dat ze vastbesloten zijn met Hem te sterven (Johannes 11, 16). Ook zij verharden hun gezicht. Maar ze verharden ook hun hart, en ze zouden het vuur uit de hemel doen vallen op wie hen niet goedgezind zijn. Ze volgen Jezus niet in zijn ingesteldheid van zachtmoedigheid en liefde. Ze keren tegen de anderen het geweld dat er nodig is om trouw te zijn. Jezus moet ze terechtwijzen. De crisis van de trouw kunnen we maar te boven komen als we ons hart breder openstellen. Hier zou starheid erop wijzen dat we Jezus niet volgen, en dat we een start nemen voor veel menselijk leed.



Naar Jeruzalem (2016)

Hoe heeft Jezus gereageerd toen "het ogenblik naderde dat hij zou worden weggenomen”? (v.51). Lucas gebruikt driemaal de term “wegname” om de hemelvaart van Jezus aan te duiden (Handelingen 1, 11.02.22). Jezus is beslist, Hij aarzelt niet. Hij neemt resoluut de weg naar Jeruzalem. Lucas maakt hier gebruik van de uitdrukking: “hij verhardde zijn aangezicht” (Grieks : to prosôpon autou estèrixen). Jezus weet wat er hem te wachten staat in Jeruzalem, maar dat keert hem niet af van zijn vastberadenheid. Zoals de Dienaar Gods in Jesaja, maakt hij zijn gezicht "keihard" (Jesaja 50, 7). Om bij de Vader te worden opgenomen, moet de dienaar eerst door lijden en dood. Tot nu toe was Jezus op de wegen, zonder onderdak. Nu gaat hij op naar zijn bestemming, naar Jeruzalem, de stad waar hij, als profeet, moet omkomen (Lucas 13, 33), en zijn exodus volbrengen (Lucas 9, 31), zijn ‘weggenomen worden’ (9, 51). Om van Galilea naar Judea te gaan, moet men Samaria doorkruisen. Jezus vraagt dus de leerlingen zijn komst in een Samaritaanse dorp voor te bereiden (v. 52-56). Hij breekt daarmee met de Joodse vijandigheid tegenover deze mensen van gemengd bloed, die zich als Heilig Schrift alleen aan de Pentateuch hielden, en die God aanbaden op de berg Gerizim, en niet in de Tempel van Jeruzalem. Zo schetst hij vooraf het beeld van de universele zending van de Kerk, die zich na zijn dood zal waarmaken juist in Samaria, waar de menigte zich unaniem zal bekeren bij de verkondiging van zijn verrijzenis, (Handelingen 8,5 vv.).

Het is niet voor niets dat Jezus Jacobus en Johannes “donderzonen” heeft genoemd (Marcus 3, 17) : ze vragen hem vuur uit de hemel te laten vallen op dit ongastvrije dorp (v. 54). Ze nemen zich zomaar voor de profeet Elia (zie 2 Koningen 1, 10-12)! Maar Jezus is niet de nieuwe Elia zoals de Doper hem verwacht heeft (Lucas 3, 16-18). Jezus berispt de ‘donderzonen’ (v. 55), en het is Hem menens, want Lucas gebruikt hier hetzelfde werkwoord als wanneer Jezus zich richt tot demonen (Grieks 'epitimaô', zie 4.35), omdat ze niets begrijpen van zijn zending (aankondiging van zijn verwerping: 9, 22), noch van zijn lering (liefde voor de vijanden: Lucas 6, 29). Het is voor Lucas de gepaste gelegenheid om even aan te geven welke moeilijkheden te wachten staan voor wie Jezus wil volgen. Daartoe voert hij drie verschillende kandidaten ten tonele.

In het rabbijnse Judaïsme kiest de leerling de meester bij wie hij in de leer wil gaan. Hij verlaat dan voor een jaar, of meer, zijn familie om te gaan inwonen bij zijn meester (vgl. Johannes 1, 37-39). Aan de eerste kandidaat zegt Jezus dat Hij niet is zoals de andere rabbijnen. Hij leidt een zwervend leven, want Hij wordt uitgewezen, zoals het zojuist het geval geweest is bij dat Samaritaanse dorp. Vervolgd zoals Hij is, kan Hij nog zijn hoofd niet te rusten leggen zonder dat Hij weer naar elders moet vluchten. Jezus wijst hier zichzelf aan als “de Mensenzoon” (v.58), een term die zowel de onmacht uitdrukt van iemand die afgewezen wordt (Lucas 9, 22.44), als de macht die hem zal gegeven worden bij zijn hemelse verheerlijking (Lucas 9, 26; 12.8). Die onzekerheid moet in overweging genomen worden door wie Hem wenst te volgen …

Soms neemt Jezus zelf het initiatief om iemand te roepen. Maar de man in kwestie drukt de wens uit om zijn plicht als zoon te vervullen, door eerst zijn vader te begraven. Jezus antwoordt afdoend: “Laat de doden hun doden begraven, maar jij, ga en verkondig het koninkrijk van God” (v. 60). De dringende noodzaak om het Koninkrijk Gods te verkondigen heeft voorrang op het goddelijke gebod van kinderlijke ouderliefde (Exodus 20, 12): de dienst van de Goede Boodschap gaat zelfs vóór de door God gezegende familiebanden (Lucas 14, 26).

Dat was iemand die uitstel vroeg op langere termijn. Maar nu is er iemand die slechts een paar uur tijd uitstel vraagt, juist maar om afscheid te nemen van zijn familie (v. 61). Jezus zal zich hier refereren naar het geval van Elisa. Terwijl Elisa aan het ploegen is met een koppel ossen, wordt hij door Elia geroepen om hem te volgen als leerling (1 Koningen 19, 19-21). Elisa antwoordt: “Laat mij mijn vader en mijn moeder omarmen en ik zal u volgen”. Dat wordt hem toegestaan. Jezus, de nieuwe Elia, stelt hogere eisen, en neemt ook hier afstand van Elia. Met een verwijzing naar Elisa die aan het ploegen was, antwoordt Jezus: "Wie zijn hand aan de ploeg slaat en achter zich kijkt, is niet geschikt voor het koninkrijk van God”. De beslissing Jezus te volgen is niet de vrucht van één ogenblik enthousiasme. Jezus vraagt een weloverwogen beslistheid die niet achterom ziet.

Toch zou het verkeerd zijn in deze drie uitspraken van Jezus een normatieve instructie te zien. “Laat de doden hun doden begraven”? Na Jezus’ dood hebben de leerlingen gezorgd voor zijn begrafenis (Lucas 23, 53-56), en de eerste Kerk heeft altijd het grootste respect gehad voor de begrafenis van de overledenen. Als Petrus en zijn metgezellen tijdens de prediking van Jezus hun familie verlaten hebben, dan worden ze later op hun zendingsreis vergezeld door hun vrouwen (1 Korintiërs 9,5).
Waar het hier om gaat, is dat Jezus ons uitnodigt om ons in te zetten voor het enig noodzakelijke, en de aankondiging van de Goede Boodschap, ongeacht de omstandigheden, altijd met woord en daad te plaatsen in het middelpunt van ons dagelijks leven.