Loading...
 

18e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 12, 13-21: Over een hebzuchtige boer

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1645)

Daarna zei iemand uit de groep mensen tegen Jezus: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.’ Maar Jezus zei: ‘Het is niet mijn taak om te beslissen over dat soort dingen.’ Ook zei hij: ‘Pas op voor het verlangen naar steeds meer bezit. Kijk daarvoor uit. Je kunt heel veel bezitten, maar je leven kun je nooit bezitten.’
Toen gaf Jezus de mensen dit voorbeeld: ‘Een rijke man heeft een groot stuk land dat vol staat met koren. Hij denkt: Wat moet ik doen? In mijn schuren is niet genoeg plaats voor al het graan. Dan denkt de man: Weet je wat? Ik breek mijn oude schuren af en ik bouw nieuwe schuren die veel groter zijn. Daarin bewaar ik dan het graan en al mijn bezit. Dan kan ik tegen mezelf zeggen: Zo, nu ben ik rijk. Ik heb genoeg om jaren van te leven! Ik ga nu lekker uitrusten, eten, drinken en feestvieren.
Maar God zegt tegen hem: ‘Je bent een domme man. Want vannacht zul je sterven. En voor wie is dan je rijkdom?’’
Toen zei Jezus: ‘Zo loopt het af met iemand die alleen maar leeft om rijk te worden. Want zo iemand heeft wel heel veel bezit, maar bij God heeft hij bijna niets.’



Dichter bij de tijd

(C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Lucas 12, 13-21)

Op een dag vraagt iemand uit het volk aan Jezus:
“Meester, wil je tegen mijn broer zeggen
dat hij de erfenis met mij moet delen.”
Maar Jezus antwoordt:
“Meneer, wie heeft Mij als scheidsrechter over u beiden aangesteld?”
En Hij zegt: “Pas op voor elke vorm van hebzucht!
Want zelfs als een mens heel veel heeft,
dan nog bezit hij zijn leven niet.”

En Jezus vertelt: “Er was eens een rijk man.
Zijn land had veel opgebracht.
Hij dacht: ‘Wat moet ik doen?
Ik heb geen plaats om mijn oogst op te slaan.’
En hij dacht: ‘Dit ga ik doen: ik breek mijn schuren af
en ga er grotere bouwen.
Dan kan ik daar al het graan en mijn andere goederen in opslaan,
en tegen mezelf zeggen:
Man, je hebt daar heel wat liggen, je kunt jaren verder.
Rust nu maar wat uit, eet en drink en geniet ervan!’
Maar God zei tegen hem:
‘Dwaas! Nog deze nacht zul je sterven
en voor wie zijn dan al die voorraden die je hebt aangelegd?
Zo gaat het met iemand die schatten verzamelt voor zichzelf,
maar niet rijk is bij God.”



Stilstaan bij ...

Iemand uit het volk
Het feit dat ‘iemand uit het volk’ met zo’n vraag bij Jezus komt, toont hoe hoog Jezus in aanzien stond bij de gewone mensen.

Meester
In het officiële jodendom was ‘meester’ de titel voor een Schriftgeleerde omdat zo iemand de Tora en de schriften bestudeerde. Schriftgeleerden trokken toen rond van het ene dorp naar het andere en legden de wet uit. Ze waren gewoonlijk omringd door een groep leerlingen, aan wie ze onderricht gaven.

Gelijkenis
Een gelijkenis is een kort verhaal waarbij men een waarde, een begrip, plaatst naast een concreet gegeven dat er gelijkenis mee heeft, en het helpt te begrijpen.
Het woord ‘gelijkenis’ wordt in Vlaanderen vaak vervangen door ‘parabel’.

Ik
Het woordje ‘ik’ komt vaak voor. De rijke boer gaat alleen bij zichzelf te rade. Hij heeft het ook over ‘mijn’ schuren, ‘mijn’ goederen. Er komt niemand aan te pas, ook God niet.

Opbergen
De man denkt er alleen maar over na hoe hij die extra rijke oogst voor zichzelf kan houden. Het komt niet bij hem op om dankbaar te zijn voor die grote opbrengst en dat extra met anderen te delen.

Dwaas
In de Bijbel wordt iemand dwaas genoemd die alleen zichzelf als norm heeft en God in zijn leven geen enkele rol laat spelen.

Schatten
Een vermogen hebben is op zichzelf geen kwaad. Wel als het niet gebruikt wordt om het rijk van God te realiseren.

Rijk bij God
Voor wie de weg van het rijk van God bewandelt, kan rijkdom een hinderpaal zijn. Zeker als men zich zorgen maakt over zijn bezit.





Bij de tekst

Vreemd!

Een man kwam bij Jezus omdat hij vond dat hij onrechtvaardig behandeld werd: zijn broer hield de erfenis voor zichzelf en wilde die niet verdelen. Toch nam Jezus het niet op voor die man en beantwoordde Hij zijn vraag afwijzend, terwijl Hij anders steeds voor arme mensen opkwam. Jezus vond dat de man teveel aan zijn ‘gemiste’ rijkdom gehecht was.



De wijze Jezus

Net zoals koning Salomo kiest Jezus geen partij: Hij kiest voor geen van de twee broers. Hij wijst er alleen op dat wat men heeft of krijgt uiteindelijk toch afgestaan moet worden bij de dood. Zo roept Hij op tot wat echt belangrijk is.



Ideeën in deze parabel

. Het leven is uiteindelijk een geschenk waarover men niet zelf kan beschikken.

. Wie zijn bezit kan delen met anderen is echt rijk bij God.

. Er is materiële rijkdom en er is ‘innerlijke’ rijkdom.





Bijbel en kunst

ANONIEM

Fol dives (dwaas van de rijkdom)

5 Fol Dives Orcival

Dit kapiteel is te zien tegenover de deur van Sint Jan in de basiliek Notre-Dame van Orcival (Auvergne - Frankrijk).
Het stelt een man voor die zijn grote geldbeurs stevig vasthoudt. Twee monsters / duivels duwen hem met haken naar beneden, in het verderf.





James TISSOT

De dwaze rijke (1886-96)

Tissot 18C

Daar zit de rijke man, tussen de overvloedige opbrengst van zijn land. Hij maakt plannen om grotere schuren te bouwen, maar … de engel des doods staat al achter hem klaar om toe te slaan. En dan heeft hij niets meer aan al die rijkdom!





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE PARABEL

De rijke boer

(N. BUTTERWOTH en M. INKPEN, Acht verhalen van Jezus, Ark Boeken, 2000.)

Deze boer is erg rijk.
Hij is zo rijk, omdat hij zulke goede grond heeft.
Bij niemand groeit het koren zo goed als bij hem.
En bij niemand wordt de maïs zo hoog als bij hem.
Als het tijd is om te oogsten
heeft hij het meeste koren van allemaal.
Wat boft die man!
Dit jaar heeft hij zoveel koren,
dat het niet eens in zijn schuur past.
Het puilt uit alle gaten en kieren.
'Daar weet ik wel wat op,' zegt de boer.
'Ik bouw gewoon een grotere schuur.
Als die ook vol is ben ik rijk genoeg;
dan hoef ik niet meer zo hard te werken.'
Dus bouwt de boer een grotere schuur.
En het wordt weer zomer, en de boer gaat weer oogsten.
Maar, o wee! De schuur is ook al niet groot genoeg.
De hebberige boer had zelfs nog meer koren gezaaid
dan het vorig jaar.
En hij had ook nog wat worteltjes geplant.
'Geen probleem,' zegt de boer.
'Dan bouw ik een nog grotere schuur.
Volgend jaar zal ik nog rijker zijn;
dan ga ik misschien wel een tijdje met vakantie!'
Dus bouwt de boer een nog grote schuur.
Maar al het weer tijd is om te oogsten
is ook die nieuwe, grotere schuur niet groot genoeg.
Weer had de boer meer koren gezaaid,
en ook had hij meer worteltjes geplant.
Dit jaar heeft hij er ook nog bloemkool en sla bij.
Nu zegt de boer tegen zichzelf:
'Ik zal de grootste, geweldigste schuur van de wereld bouwen.
Als die vol is, zal ik zo rijk zijn, dat ik nooit meer hoef te werken!'
Als de nieuwe schuur klaar is, komt die bijna tot aan de wolken.
De boer is moe van het bouwen; hij zucht eens diep.
'Morgen haal ik de oogst binnen,
en dan ga ik eens lekker van mijn vrije tijd genieten.
Weet je wat? Ik geef ook een groot feest!'
Maar juist die nacht gaat de boer dood.
Zomaar, terwijl hij in zijn bed ligt te slapen.
De vogels eten het koren op.
De konijntjes graven de worteltjes uit
de bloemkool en sla bederven op het land.
De grote schuur blijft leeg.
De rijke boer heeft niet van zijn geld kunnen genieten.
Arme boer!

Jezus zegt:
'Wat is het dom, als iemand zijn hele leven gebruikt
om erg rijk te worden.
God vindt zo iemand maar arm!'





VERDIEPEN

Hebberigheid

Bron: Hemel en aarde, Pasen 2005, p. 10

De kinderen nemen hun tassen mee in de kring.
Zeg dan bijvoorbeeld:
- 'Die tas van jou vind ik erg mooi. Die wil ik hebben.
(pak de tas af en zet die op je schoot).
- Oh! Die van jou vind ik ook leuk zeg! Die wil ik ook hebben
(Paf af en zet die bij de andere tas op jouw schoot).'
Ga zo door totdat je een overdreven grote stapel tassen op je schoot hebt.

Laat de kinderen hierop reageren.

Stel vragen als:
- Waarom kan ik niet al die tassen hebben? Ik vind ze toch allemaal mooi.
- Hoeveel tassen heb je eigenlijk nodig? Waarom?
- Vinden jullie mij hebberig? Waarom?



Veel hebben

Bron: Hemel en aarde, Pasen 2005, p. 16

Sla zoveel mogelijk sjaals om uw hals voor u het lokaal binnenstapt.
Laat de kinderen hierop reageren.
Zeg dan onbevangen: 'Ik kon niet kiezen welke sjaal ik wilde aandoen.'

- Hoezo zijn dit er teveel,
- Hoeveel is genoeg?
- Willen jullie me daarbij helpen?'


TIP
Praat met de kinderen ook over 'onzichtbare dingen' die men wil hebben.
Bijvoorbeeld:
aandacht van de ouders; altijd willen gevraagd worden om mee te spelen; tijd om naar tv te kijken





VERTELLEN

Eindelijk tevreden

Er was eens een iemand,
die elke dag de bergen in ging om stenen uit te hakken.
Tijdens zijn werk zong hij vrolijk,
want hij was tevreden, had genoeg met wat hij had,
en leefde zonder zorgen.

Op een dag moest hij werk verrichten
bij het huis van een zeer rijk man.
Toen hij dat prachtige huis zag zuchtte hij:
'Zo rijk zou ik ook willen zijn,
dan moet ik niet meer zo hard te werken.'
Hij was erg verbaasd toen hij een stem hoorde zeggen:
'Wat je wenst, zul je krijgen,
vanaf nu krijg je alles waar je naar verlangt.'
Toen de steenhouwer die middag thuis kwam,
zag hij een prachtig huis op de plaats waar zijn oude hut had gestaan.
Hij gaf hij zijn werk op, en begon te leven als een rijke.

Toen hij eens op een warme dag uit zijn raam keek,
zag hij de koning voorbij rijden in een mooie auto.
Hij dacht: 'Kon ik maar zelf koning zijn en in zo'n mooie auto zitten.'
Meteen werd zijn wens vervuld.

Het werd begon heel warm te worden in de auto.
Hij zette de airco aan en dacht:
'de zon kan nogal wat warmte geven, zelfs al zit ik in een auto.
Ik zou wel de zon willen zijn.'
Weer werd zijn wens vervuld.

Hij stuurde nu golven van hitte over de wereld.
Maar op een regenachtige dag,
probeerde door de wolken heen te kunnen schijnen.
Maar dat lukte niet.
Toen wilde hij een wolk zijn die de zon kon tegenhouden.
En hij werd een wolk.

Hij liet het regenen. De regen viel op de aarde.
Maar een groot rotsblok liet geen regen door.
'Wat,' riep hij, 'die ellendige rots is machtiger dan ik!
Goed, dan wil ik een rots zijn.'

Daar lag hij nu op de berghelling.
Ineens hoorde hij een krakend geluid, ergens beneden.
Hij keek omlaag en zag een mannetje dat bezig was
stukken van hem weg te hakken.
'Wat,' riep hij, 'zo'n mensje is sterker dan ik!
Dan wil ik wel zo'n mens zijn!'

Dus, werd hij weer iemand die de bergen in trok
om stenen te hakken.
Hij werkte met zweet en moeite
en hij zong, want hij was tevreden met wat hij had.





Grote kinderen

SPREKEN MET BEELDEN

Illustratie van Fano

Bespreek deze illustratie in het licht van de parabel.

Weegschaal

- Wat zie je op de tekening?
(Leg eventueel de werking van zo'n weegschaal uit.)
- Wat ligt er op elke weegschaal?
- Welke schaal weegt er door?
- Verwacht je zoiets?
(normaal weegt goud zwaarder door)
- Wat zou de tekenaar daarmee willen zeggen?

Lees dan de parabel voor die Jezus vertelt in het evangelie van deze zondag.





DOEN

Collage

Mogelijkheid 1
Scheur uit een aantal kranten en tijdschriften allerlei dingen die worden aangeboden.

- Welke dingen heb je echt nodig om te kunnen leven?
Schik de belangrijkste in het midden van je collage.
Hoe meer naar de rand van de collage, hoe onbelangrijker de voorwerpen worden.




Mogelijkheid 2
(idee: Hemel en aarde, Pasen 2005, p. 30)

De kinderen knippen uit tijdschriften allerlei reclame voor overbodige artikelen.
Ze maken hiermee een antireclamecollage met als titel: 'Nergens voor nodig'.





Jongeren

VERDIEPEN

Geld en geluk

Zak Met Dollars

Geld en rijkdom worden dikwijls in één adem genoemd. Toch is er een groot verschil tussen beide. Geld maakt niet noodzakelijk rijk aan geluk. En iemand die gelukkig is, hoeft niet rijk te zijn aan geld.

Bespreek
- Wanneer ben je arm?
- Wanneer ben je rijk?

Herlees de tekst van Lucas 12,16-21.
- In welke zin is de boer volgens jou hebzuchtig?

- Wat zie ik als schatten voor mezelf?
- Wat zie ik als schatten voor God?
- Kan ik beide met elkaar verzoenen?



Kort geding

Laat een kort geding plaatsvinden rond de stelling 'Geldschatten verzamelen leidt weg van God.'
Verdeel de deelnemers in twee groepen.
Groep A = voorstanders van de stelling
Groep B = tegenstanders van de stelling
Zorg voor groene en rode kaarten
De voor- en tegenstanders van de stelling werken afzonderlijk een pleidooi uit op basis van minstens twee goede argumenten. Elke groep duidt een woordvoerder aan die het pleidooi zal houden tijdens het geding.


Zitting
De voorzitter ( begeleider) nodigt de woordvoerders uit om hun pleidooi te houden i.v.m. de stelling 'Geldschatten verzamelen leidt weg van God.'
Daarna krijgen de deelnemers een rode en groene kaart. De voorzitter leest de stelling nogmaals voor en nodigt de deelnemers uit om vanuit hun persoonlijke overtuiging te stemmen.
Wie voor is stemt groen, wie tegen is stemt rood.
De stemmen worden geteld en er wordt akte van genomen. Er wordt niet meer over gediscussieerd.





VERTELLEN

De agenda

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 27)

Een man had een agenda.
waarin hij al zijn afspraken noteerde.
Op elke bladzijde stond een week.

De zaken gingen zo goed voor hem,
dat hij een ander soort agenda nodig had:
een agenda met meer plaats.

Hij kocht een agenda met één dag per bladzijde.
Zo kon hij meer afspraken maken
en alles nog beter plannen.

Nog later dacht hij: ik moet een agenda hebben,
waar niet alleen de dagen,
maar ook de uren een aparte bladzijde hebben.

‘Dwaas,’ zei de Dood tegen de man,
morgen om acht uur
sta je in mijn agenda.’





Overwegingen

Valérie Kabergs

Domme rijke man

(V. KABERGS in Kerk en leven, 17 juli 2019, p. 18)

De rijke man met de grote oogst is zozeer bezig met ‘voorzieningen’ en met het veilig stellen van zijn leven ‘voor lange jaren’, dat hij de rijkdom van het hier en nu onvoldoende waardeert. Enkel het trachten te verzekeren van zijn toekomst schenkt hem rust en stelt hem in de mogelijkheid te genieten. Bovendien ontbreekt het hem aan enige verbondenheid. Hij gaat enkel bij zichzelf te rade wanneer hij naar manieren zoekt om de grote oogst te bergen. Daarnaast leeft er bij de rijke man geen dankbaarheid voor de rijkdom die de Schepper hem schonk.





Patrick van der Vorst

Een grimmige waarschuwing

(naar: P. van der Vorst in 'Daily Gospel | ChristianArt.Today', 21 oktober 2019)

Deze gelijkenis is waarschijnlijk een van de meest relevante voor de tijd waarin we leven, waarin de meesten van ons bezig lijken te zijn met het verzamelen van wereldse bezittingen, alsof de kwaliteit en de waarde van ons leven daarvan afhangt.
De tijdgenoten van Jezus leefden in vrij barre omstandigheden, in harde politieke en sociale omstandigheden. Hongersnood was een constante bedreiging voor boeren, de bodem was doorgaans niet erg vruchtbaar, er waren ondraaglijke belastingen, enz ... Dat de landeigenaar in de gelijkenis zijn overtollige gewassen bewaarde zonder de armen om hem heen te voeden en te ondersteunen, maakt dit verhaal nog schrijnender.
Deze gelijkenis is een grimmige waarschuwing tegen hebzucht. Maar Lucas gaat nog een stap verder en doet ons de vraag stellen: op welke manier maak ik mezelf rijk in de ogen van God?





Marga Haas

Bezitten

(M. Haas, Parelduiken in de Bijbel, 19 oktober 2023)

Iemand trekt Jezus aan zijn jas. ‘Zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ Jezus laat zich niet voor zijn karretje spannen. Sterker nog, dit voorval is aanleiding voor hem om onder andere dit te zeggen: ‘Hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’

Op de momenten dat ik me realiseer dat ik me gehecht voel aan dingen, helpt mij de volgende ontdekking. Het Griekse woord dat Lukas Jezus hier laat gebruiken voor ‘bezit’, komt van een werkwoord dat oorspronkelijk betekent: voorhanden zijn, ter beschikking staan. Logisch dat de betekenis van dat zelfstandig naamwoord zich ontwikkeld heeft tot ‘bezit’, maar laten we het eens terugbrengen tot de oorsprong. Bezit is niet dat wat ik heb, maar dat wat mij ter beschikking staat, dat wat voorhanden is. En dat klinkt compleet anders! De dingen waarmee ik mijzelf omring, die mij helpen bij mijn bestaan in deze wereld, die heb ik niet, die zijn niet van mij! Nee, ze staan mij ter beschikking. Ik mag ze gebruiken, maar ze zijn niet mijn eigendom. Ze zijn voorhanden. Niets minder, maar ook niets meer.





Frans Mistiaen s.j.

Echte rijkdom is dankbare en gedeelde rijkdom

Vandaag lijken de teksten pessimistisch:
"Waartoe dienen
al de inspanningen van de mens die rijker wil worden?
Zijn leven wordt hem toch afgenomen!”
Kan God dan niet verdragen
dat wij proberen te genieten van onze rijkdom?
Dit is een foute conclusie.
Een meer aandachtige lezing kan ons brengen
tot de eigenlijke bedoeling van Jezus' parabel van de dwaze rijke.
nl. een heilzame bezinning over wat onze echte rijkdom eigenlijk is.

Laten wij eens toezien welke de levenshouding is van die "rijke".
Het is in feite een hebzuchtige.
Hij is iemand die juist niet geniet van zijn werk.
Integendeel, het resultaat van zijn werk gebruikt hij onmiddellijk
om weer nieuwe inspanningen te leveren,
om nog grotere schuren te bouwen.
Hij is een oppotter, een verzamelaar, een hamsteraar.
Herkennen wij die houding rondom ons ook soms niet?
Altijd maar werken, zodat het werk steeds grotere behoefte schept,
om nog meer en nog langer te werken.
Maar - wij ervaren het dan heel vlug -
opgestapeld bezit verspert de weg voor de diepe vreugde van het hart.

Maar erger, als die rijke tot genieten komt,
dan wil hij vooral alleen genieten.
Hij wil de vruchten van zijn inspanningen bewaren voor zichzelf.
En dat is niet het echte leven.
Want echt leven is samen-leven.

Jezus is dus niet tegen de rijkdom op zich,
wel tegen de hebzucht,
tegen het opstapelen van schatten die niet vruchtbaar zijn.
Jezus wil dat wij echt zouden genieten van ons werk
en vreugde zouden beleven aan onze inspanningen.
Hij is er tegen dat wij overspannen zouden geraken door ons tobben.
Hij wil vooral niet
dat wij ego­ïstisch zouden genieten zonder aan anderen te denken.

Welk is dan het verschil tussen twee mensen met dezelfde rijkdom,
maar waarvan de ene echt rijk is en de andere hebzuchtig?
Het ligt hem in de houding van danken en delen.
Het christendom ziet de dingen op aarde
eigenlijk niet als onze eigendom,
maar als de eigendom van God, die ze ons laat gebruiken.
Het evangelie nodigt ons uit onze rijkdom nooit te beschouwen
als ons eigen bezit waarover wij willekeurig,
hooghartig en zelfgenoegzaam zouden mogen beschikken,
maar het steeds te blijven erkennen als een geschenk van God,
dat wij in beheer krijgen
en dat een verantwoordelijkheid inhoudt.
Zulk een visie sluit elke pronkzucht uit
en nodigt integendeel uit tot grote bescheidenheid.
De fundamentele houding van ons, christenen,
is de dankbaarheid voor wat ons werd geschonken.
Maar ook de bezorgdheid om te delen.
Indien wij onze handen als grijpende klauwen sluiten,
dan glijdt alles wat wij bezitten
als zand tussen onze vingers weg.
Door onze vuisten te openen als gevende handen,
wordt ons hart gevuld met diepe vreugde.
Rijkdom is er niet om voor onszelf te bewaren,
maar om met anderen te delen.
De ontvangen rijkdom is pas echt vruchtbaar, als wij haar doorgeven.
Geld en rijkdom zijn gaven die wij mogen gebruiken,
maar niet voor onszelf alleen,
steeds volgens Gods bedoeling,
d.i. in principe voor het hele mensdom,
want onze God wil immers een Vader van allen zijn.

Vandaag worden wij dus niet uitgenodigd
tot pessimisme over onze rijkdom,
maar wel tot een kritische houding
tegenover onze overdreven hebzucht.
Het evangelie vraagt dat wij van ons bezit
geen middel zouden maken tot egoïstisch genieten,
maar een reden tot diepe dankbaarheid en gedeelde vreugde.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Mededeelzaamheid (2013)

Volgens de Israëlitische wetgeving in Jezus’ tijd, hadden alleen de jongens erfrecht. De oudste zoon had daar bovenop nog een kostbaar privilege: hij had niet alleen recht op een dubbel erfdeel, maar het onroerend goed, huis en gronden, kwamen alleen hem onverdeeld toe. Hij werd de chef van de familie en het familiaal erfgoed moest niet versnipperd worden.
Het was een harde schikking. Een jongere zoon kon hopen dat Jezus, in naam van de rechtvaardigheid van het Koninkrijk Gods, daar een voor hem voordelige verandering in kon brengen.

Jezus gaat daar echter niet op in. Hij verbreedt het debat met een parabel die een verlangen op het toneel brengt dat sluimert in elk van ons. Een mooie droom toch genoeg geld te hebben om zonder zorgen van het leven te kunnen genieten. 'Rust nu maar uit, eet, drink en neem het ervan', zegt de rijke dwaas van de parabel: hij voelt zich bevrijd van de knellende druk van het bestaan.

'Illusie,' zegt Jezus, 'iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.'
Wij, mensen, zijn onverzadigbare wezens. Wij zijn eindige wezens, bekneld in onze limieten van tijd en ruimte. Dat schept in ons het verlangen daaraan te ontsnappen, altijd de grenzen te verleggen van ons vermogen aan bezit en macht. Onze geest staat echter open op het oneindige. En aldus kan niets dat eindig is ons voldoen. Wat we hebben, geeft ons honger naar wat we nog niet hebben. We vervangen de drugs die ons de illusie geven van zaligheid, door nog sterkere drugs. De kicks van de snelheid op de weg en van risicogedrag vragen steeds sterkere kicks met nog meer prestatievermogen. De beste sportresultaten en de recordaantekeningen in het Guinness Book of Records moeten telkens weer overschreden worden. Nooit hebben we genoeg, nooit zijn we de onovertrefbare sterksten, mooisten, beroemdsten. De onvoldaanheid plakt op ons. Ons eindig, beperkt bestaan wurgt ons. Alleen het oneindige kan ons voldoen: we zijn geschapen voor God.

De echte vraag blijft altijd dezelfde: waar belanden we met onze koers naar altijd meer, als uiteindelijk ons leven teruggevorderd wordt? Want de limiet van onze levensduur is onverbiddelijk. En wat zijn we dan met ons vergaanbaar vermogen opgeslagen in de vergaande tijd als we niet rijk zijn bij God?
Rijkdom is echter niet slecht in zichzelf. Men kan er een schat mee verdienen in de hemel als men hem hulpvaardig ten dienste stelt van de naaste. Maar met rijkdom moet men oppassen, want men kan er zich aan gaan hechten en er een egoïstisch gebruik van maken, zoals de Farizeeën (Lucas 16,14), zoals de dwaze rijke, of zoals de rijke, van die andere parabel, die niet deelde met de arme Lazarus die voor zijn deur lag (Lucas 16, 25). In elk geval moet de rijkdom niet de eerste bekommernis zijn voor een christen.

We zouden hier het evangelie verder moeten lezen. Na aan de menigte die parabel te hebben verteld, heeft Jezus nadere uitleg gegeven aan zijn leerlingen (Lucas 12, 22-31). Hij besloot die aldus: 'De volken van deze wereld jagen die dingen na, maar jullie Vader weet dat je ze nodig hebt. Zoek liever zijn koninkrijk, en die andere dingen zullen je erbij gegeven worden' (Lucas 12, 30-31).
Lucas is de evangelist die de meeste nadruk gelegd heeft op de noodzaak van de geest van armoede. Voor een leerling van Jezus, kan de geest van armoede, volgens Lucas, twee verschillende vormen aannemen.
Sommigen verlaten alles om Jezus te volgen (5, 11), zoals de tollenaar Levi (5, 28). Dat aspect wordt ruim ontwikkeld bij de mislukte roeping van de rijke (18, 18-30). De gemeenschap van goederen in de Handelingen 2 tot 4 ligt in deze lijn.
De meest gewone manier om de bekering te beantwoorden, is echter wat reeds aan iedereen gevraagd werd door Johannes de Doper: delen met de anderen (3, 10-11). De roeping van Zacheüs ligt in deze lijn. Na in het vierdubbel het onrecht hersteld te hebben dat hij pleegde, geeft hij de helft van zijn bezit aan de armen (19, 8). Zijn houding verschilt dus van die van Levi. Van hun kant helpen de vrouwen-leerlingen Jezus en zijn groep met hun goederen (8, 3).
Lucas onderscheidt dus twee handelswijzen: het delen met de anderen dat alle christenen betreft, en het alles verlaten dat facultatief is, en dat maar geldt voor sommige leerlingen (vgl. Handelingen 5, 4). Maar in beide gevallen blijft de vereiste dezelfde: met open hart voor de naaste aan God de eerste plaats te geven.
Alles wat we hebben krijgt maar zin in het mededelen, want God is mededeelzaamheid.



Zoek eerst het rijk van God (2016)

Iemand komt naar Jezus met een erfenisprobleem.
In de Hebreeuwse Wet werd de nalatenschap van een man opgevat als een geheel. De ideale norm stelde voor de erfenis intact te houden door het leven in gemeenschap van de erfgenamen. De Bijbel noemt dat "samen leven" of "leven onder broeders" (Psalm 132, 1), iets wat logisch was in een nomadisch bestaan. Dit ideaal werd hernieuwd in de gemeenschap van de Essenen, waar alles in gemeenschappelijk bezit gehouden werd. De primitieve Kerk schetste aanvankelijk een beweging in dezelfde richting om de nieuwe bekeerlingen te leren hun eigendom in het licht van het Koninkrijk te plaatsen (Handelingen 2, 44; 4, 32). Nadien zal ze, door haar catechese, de gelovigen helpen hun eigendom in vrijheid en liefde te beheren: deel hebben in het Koninkrijk is ook inkomen en vermogen ten dienste stellen.

De Joodse wet voorzag niettemin een verdeling tussen de erfgenamen (vgl. Deuteronomium 21,15-17). In de gelijkenis van de verloren zoon, zien we de vader die zijn bezittingen verdeelt (Lucas 15, 12).
Maar er is hier, in het evangelie van vandaag, een geval waarin de oudere broer weigert te delen in het kader van de wet. Vandaar dat er beroep gedaan wordt op een rabbijn om het geschil bij te leggen. De klager spreekt Jezus aan als “meester" (v. 13). Maar hij vergist zich van adres: Jezus is geen rabbi zoals de anderen, die het regelen van juridische zaken als taak zou hebben. Het is zijn opdracht het Goede Nieuws van het Koninkrijk te verkondigen, en op te roepen tot bekering. Hij gaat dus naar de wortel van het geschil tussen de broers, die de hebzucht is (v. 13-15). Jezus zet dan ook de rol die van hem verwacht wordt van zich af, en Hij richt zich tot de menigte met de parabel van de dwaze rijke.

Het gaat om een landeigenaar die besluit zijn schuren uit te breiden om er een overvloedige oogst in op te slaan, zodat hij dan vele jaren rustig van het leven kan genieten. Volledig opgeslorpt door deze kortzichtigheid die zich beperkt tot zijn aardse leven, houdt die man geen rekening met de mogelijkheid van zijn dood. Daarin is hij dwaas, omdat God, de meester van het leven, dezelfde nacht nog zijn leven zal terugvragen. Het ontbrak deze man een beetje verstand om zich een duurzaam geluk te verzekeren. Als toepassing waarschuwt deze parabel dat het “zo vergaat voor iemand die rijke schatten verzamelt voor zichzelf en niet voor God” (v. 21).

Het punt van de gelijkenis slaat op het feit dat de berekeningen van de rijke volkomen verkeerd uitvallen. Hij denkt dat hij zijn leven in eigen hand heeft, en hij bouwt zijn hoop op zijn rijkdom. Maar het is zoals Jezus het zegt: “Ook al heeft een mens nog zo veel, zijn leven bezit hij niet” (v. 15). De parabel helpt ons deze waarheid te begrijpen: de mens die op zijn rijkdom rekent om zijn geluk te garanderen, is niet verstandig bezig. Hij denkt en handelt als een heiden, zoals Jezus naderhand zal zeggen (vgl. Lucas 12, 30).

Betekent dit dat we in een onwerkelijke wereld moeten leven, en verwachten dat alles ons uit de hemel zal vallen? Dan zou men vergeten dat God niets doet in onze plaats. Als God Liefde is, dan wil Hij dat wij vrije wezens zouden zijn, in staat om vrij zijn liefde te beantwoorden. Vrij, dus verantwoordelijk voor wat we doen. En wat willen we doen met ons leven? Zijn we “zoals iemand die rijke schatten verzamelt voor zichzelf en niet voor God” (v. 21)?
De kunst is het, om in de wereld te zijn zonder van de wereld te zijn (vgl. Johannes 17,15-18). Rijkdom is niet slecht in zichzelf; hij kan zelfs worden gebruikt om een schat in de hemel te verwerven, op voorwaarde dat we hem ten dienste stellen van onze naaste, zoals Jezus het nog zal herhalen (v. 33-34). Rijkdom is echter gevaarlijk, omdat de mens er zich aan kan hechten, en rijkdom te zoeken voor zichzelf, zoals de Farizeeën (Lucas 16,14), of zoals onze rijke dwaas, of nog, zoals in een andere parabel, de rijke man die niet deelde met de arme Lazarus, en die de situatie zich heeft zien omkeren (Lucas 16, 25).
In ieder geval moet de rijkdom bij de christen niet de eerste plaats innemen, zoals Jezus het zal herhalen: “Jullie Vader weet dat je dat nodig hebt. Zoek zijn koninkrijk, dan krijg je al de rest erbij” (v. 12, 30-31).