Loading...
 

1e zondag van de veertigdagentijd C - tweede lezing

Romeinen 10, 8-13: De boodschap van God

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1792)

Nee, in de heilige boeken staat iets heel anders: «Gods boodschap is dicht bij jullie: in jullie mond en in jullie hart.» Gods boodschap is het goede nieuws waarover wij vertellen. Met onze mond eren we Jezus als onze Heer. En met heel ons hart geloven we dat God hem uit de dood heeft laten opstaan. Daarom zullen we gered worden. Want als we geloven met heel ons hart, ziet God ons als goede mensen. En als we Jezus eren als onze Heer, worden we gered.
En in de heilige boeken staat ook: «Iedereen die in hem gelooft, zal gered worden.» Daarom is er geen verschil tussen Joden en mensen van andere volken. Iedereen heeft dezelfde Heer, Jezus Christus. Hij geeft zijn hemelse rijkdom aan alle mensen die hem Heer noemen. Want in de heilige boeken staat: «Iedereen die hem Heer noemt, zal gered worden.»



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

‘Neen,’ zegt de Schrift, ‘het woord is dicht bij jullie,
het is in jullie mond, het is in jullie hart.’
Dat wil zeggen
dat het woord van het geloof, dat wij verkondigen,
dicht bij jullie is.
Want als jullie mond getuigt, dat Jezus de Heer is,
en jullie hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt,
dan zullen jullie gered worden.
Wat jullie hart gelooft,
zorgt ervoor dat jullie als goede mensen leven
en wat jullie met jullie mond getuigen, zal jullie gelukkig maken.
Want de Heilige Schrift zegt:
‘Al wie in Hem gelooft zal niet teleurgesteld worden.’
Er zal geen verschil meer zijn tussen joden en heidenen,
want Hij is voor allemaal dezelfde Heer.
Hij geeft veel geschenken aan iedereen die Hem aanroept,
want er staat:
‘Al wie de naam van de Heer aanroept zal gered worden.’





Bij de tekst

De brief aan de christenen van Rome

In Rome leefde een grote groep christenen van Joodse en heidense afkomst. Ze waren verspreid over verschillende huisgemeenten. Paulus wilde naar Rome gaan om van daaruit en met hun hulp, verder naar Spanje te gaan. Zijn brief aan de christenen in Rome is een van de laatste brieven van Paulus.

In die brief stelt Paulus zichzelf voor als dienaar van het goede nieuws waarvan hij de inhoud beschrijft. De kern ervan is: God wil de mensen redden door Jezus Christus. De weg waarlangs die redding verloopt is het geloof in Jezus Christus. Dat geldt voor Joden én voor niet-Joden, zonder onderscheid. Dit hangt samen met Paulus’ ideaal van de eenheid van alle christenen: alle christenen zijn op dezelfde manier kinderen van God, ze hebben hun oude ‘ik’ achter zich gelaten, ze zoeken niet meer hun eigen eer en succes, maar alleen de eer van God.

De brief aan de Romeinen is anders dan de andere brieven van Paulus, die gingen naar zijn ‘eigen’ gemeenten. Daarin zag Paulus zichzelf als de spirituele vader van de christenen in die kerken en sprak ze ook zo toe.
In de brief aan de christenen in Rome stelt hij zich bescheidener op, omdat hij niet vertrouwd is met hen.



Commentaar

Paulus geeft in dit fragment van de brief aan de Romeinen commentaar op Deuteronomium 30, 11-14, helemaal in de stijl zoals joodse rabbijnen dat in zijn tijd deden.





Suggestie

Grote kinderen

VERTELLEN

De beste plaats

(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 29 juni 2016, p. 1)

Toen God de hemel en de aarde had geschapen,
sloot Hij een verbond met de mensen.
Daarna zocht Hij naar een plek
waar Hij de tekst van dit verbond goed kon bewaren.
De inhoud ervan was zo belangrijk,
dat de mensen die nooit mochten vergeten.
God onderzocht verschillende mogelijkheden. Toen dacht Hij:
- Als ik dit verbond op klei zou schrijven en het nadien bak,
dan blijven die woorden van dat verbond voor altijd bewaard.
En Hij zei aan de mensen:
- Maak een mooie kist, en steek die stenen tafels erin.
De mensen waren blij met die woorden van God.
Ze namen ze overal met zich mee.
En als ze ergens halt hielden, plaatsten ze die kist in hun mooiste tent.

Na een tijd zei God:
- Die kist was niet zo'n goed idee van Mij
want ze gaat wel overal met de mensen mee, en krijgt de mooiste plaats,
maar niemand leest nog die woorden.
Daarom riep Hij zijn engelen bij zich en vroeg:
- Waar zou ik mijn woorden het best bewaren?
- Op de hoogste berg van de wereld, zodat iedereen ze kan zien,
zei één van zijn engelen.
God schudde zijn hoofd:
- Mijn woorden zullen de mensen dan wel goed kunnen zien,
maar zullen ze er rekening mee houden?
- Leg ze misschien in het belangrijkste gebouw
van de belangrijkste stad van de wereld, zei een andere engel.
- Nee, zei God, de mensen zullen die woorden wel met eerbied omringen
maar ze zullen vergeten ermee te leven.
Ik denk dat Ik weet waar ik mijn wetten zal bewaren.
- Waar dan, God?
- Ik zal die in het hart van de mens zelf schrijven.