Loading...
 

2 Koningen 22, 8-13 . 23, 1-3

2 Koningen 22, 8-13 . 23, 1-3: Het boek uit de tempel

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 286-587)

Safan ging naar Chilkia toe. Chilkia zei tegen hem: ‘Ik heb in de tempel een boek gevonden met de wetten van de Heer.’ Chilkia gaf het boek aan Safan, en Safan las het.
Daarna ging Safan terug naar de koning en vertelde hem wat er gebeurd was. Hij zei: ‘Chilkia en ik hebben het geld uit de tempel aan de mannen gegeven die het werk aan de tempel controleren.’
Ook vertelde Safan dat Chilkia hem een boek gegeven had. En hij begon de koning eruit voor te lezen.

Toen de koning hoorde wat er in het boek stond, schrok hij erg, en hij scheurde zijn kleren. En meteen gaf hij een opdracht aan hogepriester Chilkia, aan Achikam, de zoon van Safan, aan Achbor, de zoon van Micha, aan Safan zelf, en aan zijn persoonlijke dienaar Asaja.
Hij zei tegen hen: ‘Onze voorouders hebben niet geluisterd naar de inhoud van het boek dat we gevonden hebben. Ze hebben zich niet gehouden aan de regels die erin staan, en die voor ons bedoeld zijn. Daarom is de Heer boos op ons. Nu moeten jullie hem om raad vragen over de inhoud van dit boek. Doe dat voor mij en voor het hele volk van Juda.’ (…)


De koning liet alle leiders van Juda en Jeruzalem bij zich komen. Toen ging hij naar de tempel van de Heer, met alle inwoners van Juda en Jeruzalem, en met de priesters en de profeten. Iedereen ging mee, van jong tot oud. De koning las hun het hele boek voor dat in de tempel gevonden was, het boek met de wetten van de Heer.

Daarna ging de koning op het podium bij de tempel staan. Hij deed een plechtige belofte aan de Heer. Hij beloofde dat hij de Heer zou dienen, en dat hij zich met hart en ziel aan al zijn wetten en regels zou houden. Hij beloofde dat hij alles zou doen wat er in het boek stond. En het volk beloofde dat ook.








Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

De hogepriester Chilkia zei tegen Safan, de hofschrijver: `In de tempel van Jahwe vond ik een boekrol met de tekst van de wet.' Hij gaf het boek aan Safan en die las het. Daarna ging de schrijver naar de koning en bracht hem verslag uit. Hij zei: `Je dienaren hebben het geld dat zich in de tempel bevond genomen en gegeven aan de bouwmeesters met toezicht over het werk in de tempel.' Hij zei ook tdat de priester Chilkia hem een boek had gegeven en hij las het de koning voor. Toen de koning hoorde wat het boek van de wet zei, scheurde hij zijn kleren middendoor en liet het volgende zeggen aan de priester Chilkia, aan Achikam, de zoon van Safan, aan Akbor, de zoon van Michaja, aan de schrijver Safan en aan zijn hoveling Asaja: 'Jullie zullen God raadplegen, voor mij en voor het volk, voor heel Juda, in verband met wat er te lezen staat in het boek dat we vonden. God moet zeker wel heel kwaad zijn op ons, want onze voorouders luisterden niet naar de woorden van dit boek en deden niet wat daarin staat.' (…)
De koning liet toen de oudsten van Juda en Jeruzalem bij zich komen. Hij ging naar de tempel samen met de bewoners van Juda en van Jeruzalem, de priesters, de profeten en heel het volk, van klein tot groot. Hij las hun alles voor wat er stond in het boek van het verbond, dat in de tempel gevonden werd.
De koning ging op een verhoog staan en sloot het verbond voor het aanschijn van God: ze zouden Hem volgen en met heel hun hart en heel hun ziel zijn geboden, bepalingen en voorschriften onderhouden, om zo het verbond, dat in het boek stond, na te leven. Heel het volk was hiermee akkoord.



Stilstaan bij …

Chilkia
Hogepriester in de tijd van koning Josia.

Safan
Hofschrijver: schrijver in opdracht van koning Josia.

Boekrol met de tekst van de Wet
Wellicht ging het om het boek Deuteronomium. Uit de reactie van koning Josia kan men opmaken dat er voorschriften in staan die niet overeenkomen met de manier van leven van het volk op dat moment.

Koning
Met de koning in deze tekst wordt koning Josia (= God helpt) bedoeld die koning werd toen hij acht jaar oud was, nadat zijn vader door zijn eigen dienaren werd vermoord.





Bij de tekst

Inhoud

Koning Josia belooft, samen met het hele volk, dat men zich terug wil houden aan de wetten van God.



Goede koning

In de lijst met voorouders van Jezus in het evangelie volgens Matteüs staat Josia in de tweede reeks van veertien namen, bij de koningen van Juda.
Josia trad in de voetsporen van zijn overgrootvader Hizkia en zijn voorvader David. Twee koningen die leefden zoals God het wilde en ervoor zorgden dat ook het volk deed wat God wou. Volgens de schrijvers van het boek Koningen waren zij de beste koningen die ooit over Juda regeerden. Tijdens hun regering zorgden ze er alle drie voor dat het volk alleen de God van Israël vereerde.

Historisch gezien kan maar weinig gezegd worden over deze koning, omdat zijn naam nergens vermeld is in buiten-Bijbelse bronnen.



Josia en Jezus

De schrijvers van het Nieuwe Testament legden eerder een verband tussen Jezus en David dan tussen Jezus en Josia. Toch zijn er overeenkomsten:

. Net als Jezus, trad Josia op tegen al wat het vereren van God in de weg stond.
Bijvoorbeeld: Jezus trad op tegen de handelaars in de tempel (Matteüs 21:12-13).

. Net als Jezus herinnerde Josia het volk eraan wie God is: Hij bevrijdde het volk uit Egypte en wilde zich nog steeds als bevrijder laten zien.

. Net als Jezus nam Josia de rol op zich als bemiddelaar tussen God en zijn volk.

. Josia diende God met hart en ziel, en liet zien dat men eerlijk leeft als men God kent. Hij hield zich dus aan de twee regels die volgens Jezus de belangrijkste zijn: houd van God, met je hele hart, ziel en verstand, en houd net zo veel van de mensen om je heen als van jezelf (Matteüs 22:37-40).