Loading...
 

23e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 7, 31-37: Jezus en de dove man die moeilijk sprak

// Marcus 7, 31-37 // -



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1592)

Jezus ging weer verder. Hij ging via de stad Sidon naar het Meer van Galilea. Onderweg kwam hij door het gebied Dekapolis. Daar brachten mensen een man bij hem die doof was en slecht kon praten. Ze zeiden: ‘Leg alstublieft uw hand op hem.’
Jezus nam de man met zich mee, weg van de mensen. Hij stak zijn vingers in de oren van de man. En hij deed wat spuug op de tong van de man. Toen keek Jezus omhoog naar de hemel. Hij zuchtte diep. En hij zei: ‘Effata!’ Dat betekent: ‘Ga open!’ Meteen gingen de oren van de man open. Hij kon zijn tong bewegen en goed praten.
Jezus zei streng tegen de mensen die daar waren: ‘Jullie mogen aan niemand vertellen wat er gebeurd is.’ Maar dat hielp niets. De mensen vertelden het toch door. Iedereen was diep onder de indruk. Ze zeiden: ‘Alles wat Jezus doet, is geweldig. Hij kan zelfs mensen helpen die niet kunnen horen of praten.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Jezus trok weer weg.
Hij ging naar het Meer van Galilea,
midden in het gebied van de tien steden.
Toen Hij daar was, kwamen mensen naar Hem toe
samen met iemand die doof was.
Ze zeiden: 'Deze man is doof en spreekt moeilijk.
Wil Je hem alsjeblief de handen opleggen, zodat hij beter wordt.'
Jezus nam de man bij de arm
en ging ermee weg, ver van de anderen.
Toen stak Hij zijn vingers in de oren van de man
en raakte de tong van de man aan met speeksel.
Dan keek Jezus op naar de hemel.
Hij zuchtte en zei tegen de man in zijn eigen taal: 'Effata'.
In het Nederlands wil dat zeggen: 'Ga open'.
Meteen gingen de oren van de man open en kwam zijn tong los.
De man kon horen en normaal spreken.
'Zeg het aan niemand,' vroeg Jezus.
Maar dat helpt niet.
Hoe meer Jezus aan de mensen zei dat ze moesten zwijgen
hoe meer ze het aan iedereen vertelden.
De mensen werden steeds meer enthousiast.
Ze zeiden: 'Het is toch knap wat Jezus allemaal doet.
Hij laat doven horen en stommen laat Hij spreken.'



Stilstaan bij ...

Tienstedengebied / Dekapolis
Dit was oorspronkelijk een bond van tien Palestijnse steden die op één na, ten Oosten van de Jordaan lagen in de omgeving van het meer van Galilea. Toen Jezus leefde, was dit gebied sterk beïnvloed door het Griekse denken. In de ogen van de joden van Judea was dit een heidens gebied, een plaats waar men doof was voor het woord van God en waar men dus God niet loofde of dankte.

Doofstom / doof en moeilijk spreken
In een tijd waarin niet iedereen leerde lezen en schrijven, was doofstom zijn een zware handicap.
Doof-zijn wil zeggen:
niet (kunnen) horen. In de Bijbel bedoelt men er ook mee: niet ingaan op het woord van God.
Stom-zijn wil zeggen:
niet (kunnen) spreken. In de Bijbel bedoelt men er ook mee: geen stem hebben om God te loven of te danken.

Handoplegging
Een typische handeling van rondtrekkende genezers.

Aanraken van de oren, met speeksel de mond aanraken
Gebaren die in de oudheid als afwerend golden. De eerste christenen namen ze op in het doopritueel als exorcismen (= duiveluitdrijvingen).

Speeksel
Erkend geneesmiddel in de oudheid.

Jezus richt zijn ogen naar de hemel
Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat Jezus verbonden is met God, die volgens het oude wereldbeeld in de hemel, boven de wereld, gesitueerd wordt.

Zuchtte
Dit zuchten kan een teken van vermoeidheid zijn, maar kan ook een onderdeel zijn van een oud genezingsritueel. Of een verwijzing naar het scheppingsverhaal: net zoals de Schepper 'zucht' en levensadem in de mens blaast, zo brengt Jezus leven in een doods bestaan.

Effata
(Aramees = ‘ga open’)
Het Aramees was de taal die Jezus sprak. Op dit ogenblik zijn er nog een paar dorpen waar men een dialect spreekt dat eraan verwant is. Sommige orthodoxe Kerken gebruiken het Aramees nog in de liturgie.





Bij de tekst

Als je dit verhaal vertelt ...

... vergeet dan niet dat dit een wonderverhaal is, een verhaal waarvan de betekenis belangrijker is dan de feiten die het vermeldt. Je kunt het verhaal inleiden met:
Marcus heeft over Jezus het verhaal neergeschreven dat ik je nu zal vertellen ...

Na het vertellen van het verhaal, kun je de kinderen vragen:
- Waarom zou Marcus dit over Jezus verteld hebben?
Kinderen kunnen antwoorden dat Marcus dit gezien heeft of heeft horen vertellen (verhaal = weergave van feiten). Probeer dan samen met hen op zoek te gaan naar de betekenis die dit verhaal voor Marcus kon hebben (verhaal = drager van betekenis)
Om dit niveau te kunnen aanboren moeten kinderen reeds verder kunnen zien dan de letterlijke betekenis van een tekst. Je kunt dit bekomen door hen te laten vertrouwd raken met spreekwoorden die hierover in onze taal bekend zijn.
Bijvoorbeeld:

Aan dat oor ben ik doofDaar wil ik niets van weten, van horen.
Geen harder doven dan die die niet horen willenNiets erger dan iemand die iets niet wil horen.
Dat is niet tegen dovemansoren gezegdDat heb ik goed begrepen.
Knoop dat in je orenOnthoud dat goed.
Daar heb ik oren naarDat is iets wat ik graag hoor zeggen. Daar wil ik graag op ingaan.
Het ene oor in, het andere uitDat is niet de moeite om te onthouden.




Spreken met beelden

Doof zijnbetekent in de Bijbel: niet (kunnen) horen, niet (kunnen) ingaan op Gods woord.
Stom zijnwil zeggen: niet spreken, geen stem hebben om te kunnen loven of danken.




Over ‘Doofstom’

Naar: http://www.dovenschap.nl/
Het woord 'doofstom' bestaat uit ‘doof’ (niet kunnen horen) en ‘stom’(niet kunnen spreken). Doven en mensen in hun omgeving vinden dit een achterhaald woord. Veel horende mensen veronderstellen dat doven niet kunnen spreken. Maar op scholen voor dove kinderen, wordt zo veel energie en tijd gestoken in logopedie, dat het aantal dove kinderen dat niet kan spreken te verwaarlozen is. Doofheid kan een aangeboren gebrek zijn maar dove mensen hebben wel een spraakvermogen.
Onderling communiceren ze in gebarentaal, hun eerste natuurlijke taal.
In het contact met horende mensen gebruiken ze hun stem om de communicatie te vergemakkelijken.
Horende mensen zeggen vaak dat het woord ‘doofstom’ helemaal niet denigrerend bedoeld is. Toch vindt iemand die niet kan horen het geen compliment als hij als ‘stom’ wordt bestempeld. ‘Stom’ in de betekenis van: ‘niet kunnen spreken’, heeft nl. plaats geruimd voor de betekenis: ‘dom’.



Wortels in het Oude Testament

. Net zoals de Schepper zucht en de levensadem in de mens blaast, zo brengt Jezus leven in een afgesloten doods bestaan.

. Zeg tegen allen die radeloos zijn: 'Hou moed, wees niet bang, hier is uw God, hij voltrekt de wraak, de goddelijke vergelding, hij brengt u redding. Dan gaan de ogen van de blinden open, open de oren van de doven. Dan springt de kreupele op als een hert en juicht de mond van de stomme.' (Jesaja 35, 4-5)



Een wonderverhaal ...

... informeert over God en Zijn Rijk
. Jezus realiseert het koninkrijk van God door het leven terug te schenken aan wie geen leven had of niet voluit kon leven.
. Mensen zijn 'doofstom' als ze geen oren hebben voor Gods bevrijdende boodschap en niet over Hem willen spreken.


... roept op
mensen te bevrijden zoals Jezus deed, nl.: een stem te geven aan wie geen stem heeft, en ervoor te zorgen dat iedereen erbij hoort.


Klik hier voor meer info bij wonderverhalen.



Relatie tussen de genezing van de man die moeilijk sprak en het doopsel

(Gebaseerd op een tekst van Marc Gallant, trappist in Orval)

In de eerste eeuwen van het christendom werden alleen kinderen gedoopt waarvan beide ouders christenen waren, die zich engageerden om hun kind een christelijke opvoeding te geven. De anderen werden na een ernstige voorbereiding op volwassen leeftijd gedoopt. De ritus van die voorbereiding was geïnspireerd door Marcus 7, 31-37.

Marcus 7, 31-37Ritueel van de voorbereiding op het doopsel bij de eerste christenen
Men bracht een doofstomme bij Jezus, met de vraag Hem de hand op te leggenDe peter en de meter brachten hun doopselkandidaat bij de bisschop, met de vraag hem de hand op te leggen.
Jezus dreef een duivel uit (Marcus 7, 29 – gebeuren dat in de Bijbel staat voor de genezing, van de doofstomme)De catechumenen verzaakten bij het exorcisme aan de duivel en aan al zijn werken (afgodendienst, magische praktijken...) om voortaan Jezus en Hem alleen te volgen.
Jezus nam de doofstomme terzijde, buiten de kring van het volk.Catechumenen werden afgezonderd voor een retraite om zich voor te bereiden op het doopsel.
Jezus sloeg zijn ogen op ten hemel en (letterlijk vertaald:) ‘ademde op hoorbare wijze’.Ritus van het beademen.
Zodra Jezus over hem blies, genas de doofstomme, werd hij herschapen in zijn luisteren.De catechumeen werd herschapen tot kind van God. De bisschop blies over hem. Dit betekende dat hij een nieuwe Geest van leven zal ontvangen, die van Jezus zelf.
In het evangelie raakte Jezus de oren en de tong van de doofstomme aan terwijl Hij ‘effata’ zei, wat betekent: ‘Ga open’Ritus waarbij de bisschop een drie keer ‘Effata’ uitsprak terwijl hij de oren en de mond van de catechumeen aanraakte.


Wanneer zijn oren geopend waren door de kracht van de Heilige Geest, mocht de catechumeen voor het eerst de evangelielezing bijwonen. De Heilige Schrift, geïnspireerd door de Heilige Geest, is slechts te begrijpen door de aanwezigheid in ons van de Heilige Geest. De catechumeen mocht dan de evangelielezing acclameren, want daarvoor werd zijn mond geopend.
Zo was de genezing van de doofstomme voor de eerste christenen het beeld van de echte genezing, de geestelijke genezing die ze bij het doopsel ontvangen, en die ze toeliet het Woord van God te beluisteren, te begrijpen, te acclameren en op hun beurt door te geven.



'Onze Heer Jezus gaf aan doven het gehoor terug
en stommen liet Hij spreken:
moge Hij je geven, dat je spoedig zijn woord kunt verstaan
en je geloof belijden tot eer van God onze Vader. Amen.'
Woorden die de priester uitsprak bij het toedienen van het doopsel wanneer hij met zijn duim de oren en de mond van de gedoopte aanraakte.





Bijbel en kunst

Gebedenboek van Abt Ulrich Rösch (1463-1491)


Ulrich

Ulrich Rösch was van 1463 tot 1491 Abt van de abdij Sankt Gallen. Deze abt, de zoon van een bakker, was de eerste abt in Sankt Gallen van burgerlijke afkomst.



Suggestie
Als dit kunstwerk een deel van een stripverhaal zou zijn, hoe zou de volgende illustratie er volgens jou dan uitzien?





Suggesties

Kleine kinderen

ONDERZOEKEN

Gesprek: over oren en een mond

Materiaal
Eventueel: enkele foto's van een mond of een collage waarop alleen ‘monden’ te zien zijn, in allerlei standen: blij, verdrietig, gapend, etend ...



Verloop
Bespreek:
- Wat kun je met je oren doen?
- Wat hoor je graag?
- Wat hoor je liever niet?
- Wat kun je met je mond doen?
- Wat kun je zeggen?

- Met welke woorden maak je iemand blij?
- Met welke woorden maak je iemand verdrietig?

Ondersteun eventueel het gesprek rond de mond met enkele foto’s of met een collage waarop alleen ‘monden’ te zien zijn.

Nadien tekenen de kinderen iemand met grote oren en een grote mond.
Vraag de kinderen bij het tekenen of ze nog weten waar ze die oren en die mond het best kunnen voor gebruiken.





Grote kinderen

INFORMEREN

Doof zijn

Iemand die doof is, is iemand die niet kan horen.
Vroeger was iemand die doof was vanaf zijn geboorte ook vaak ‘stom’, iemand die niet kon spreken. Men noemde zo iemand ‘doofstom’.
Omdat het woordje ‘stom’ nu meestal betekent ‘dom’, gebruikt men het woord doofstom zo goed als niet meer.

Heel veel mensen zijn in deze tijd erg in de weer om iemand die doof is toch zo goed mogelijk te laten spreken. Want met ‘horen’ en ‘spreken’ kan men gemakkelijk met anderen in contact komen.



Pictogram

Wie doof is kent het probleem dat bij het fietsen op de weg, de auto's achter zich niet te horen zijn. Wat bijvoorbeeld heel gevaarlijk is bij een uitwijkmaneuver.
In de Scandinavische landen en in Nederland, bevestigt men een pictogrambordje achteraan de fiets van iemand met gehoorbeperkingen. Zo weten automobilisten of andere fietsers dat de persoon op die fiets ze niet hoort aankomen.

Dit bordje ziet er zo uit:
Blob Detail





ONDERZOEKEN

Genezen, hoe kan dat?

Maak een lijstje met alles wat iemand kan genezen. Laat je inspireren door de volgende teksten:

Een mamaMijn dochtertje kreeg een open hart operatie toen ze 6 jaar was. Na haar operatie, was ze totaal van streek. Ze herstelde niet zo best. Ik was erg ongerust. De derde dag kon ik haar een megagrote omslag brengen vol tekeningen van haar vrienden in de klas. En dan, voor het eerst na de operatie, straalden haar ogen en glimlachte ze. Ik wist dan dat ze het zou halen.
Paul, 33 jaarIk heb sclerose... Ik kan al niet meer zien met mijn linker oog. Daarom neem ik ruim de tijd om met mijn rechter oog – zolang het nog kan – mijn twee zoontjes te zien groeien. Ik wil voluit genieten van elk moment dat me samen met hen gegeven wordt. Ik leef van dag tot dag. Ik neem het geluk zoals het komt.
Rachel 10 jaarMijn neef heeft een tumor. Hij krijgt chemotherapie. Hij is al al zijn haren kwijt. Wanneer ik hem zie, weet ik niet wat ik moet zeggen. Ik ben wat beschaamd omdat ik gezond ben. Maar ik doe mijn best om hem dat niet te tonen.
Arno, 13 jaarSedert mama ziek is, heb ik de indruk dat ik niet meer tot dezelfde wereld behoor als mijn vrienden. Thuis leven wij op het ritme van de bezoeken in het ziekenhuis. We kunnen geen plannen meer maken. Ik denk dat we het maar kunnen volhouden omdat we hopen dat alles terug wordt zoals vroeger.


Herinner jij je een gebaar, dat je geholpen heeft toen je ziek was, en dat niet typisch geneeskundig is.



Horen / spreken

Hoe praat jij met andere kinderen?
Omcirkel wat bij jou past.

. Ik praat niet alleen zomaar, maar ook via: gsm / sms / e-mail / chat / skype.

. Ik praat graag / niet graag / veel / weinig / luid / stil / rustig / druk

. Als ik praat gebruik ik ook mijn handen / armen / ogen / gezicht om iets duidelijk te maken.

. Ik vind luisteren belangrijk / even belangrijk / belangrijker dan praten.

. Ik luister graag naar muziek / naar de stem van andere mensen / naar het geluid van de zee / een bos / een rivier.





KENNISMAKEN MET DE TEKST UIT DE BIJBEL

Effata

(Naar Marcus 7, 31-37 - Bewerking: C. Leterme)

Jezus trok weer weg en ging naar het Meer van Galilea.
Toen hij daar was, kwamen mensen naar Hem toe
samen met iemand die doof was.
Ze zeiden: 'Deze man is doof en spreekt moeilijk.
Wil je hem alsjeblief de handen opleggen, zodat hij beter wordt.'

Jezus nam de man bij de arm en ging er mee weg,
ver van de anderen.

Dan stak hij zijn vingers in de oren van de man.
En Hij raakte met speeksel zijn tong aan.
Toen keek Jezus op naar de hemel.
Hij zuchtte.
Daarna zei hij tegen de man in zijn eigen taal: 'Effata'.
In het Nederlands wil dat zeggen: 'Ga open'

Meteen gingen zijn oren open en kwam zijn tong los.
Hierdoor kon de man horen en sprak hij normaal.
En Jezus zei hem: 'Zeg het aan niemand.'

Maar dat hielp niet.
Hoe meer Jezus aan de mensen zei dat ze moesten zwijgen
des te meer gingen ze het rondvertellen.

De mensen werden steeds enthousiaster en zeiden:
'Het is toch knap wat Jezus allemaal doet.
Hij laat doven horen en stommen laat Hij spreken.'




- Merk in deze tekst: de vele aspecten van lichaamstaal
- Dat de tong loskwam is een beeldende manier om Jezus als verlosser voor te stellen
- Enthousiast. Dit Nederlandse woord komt uit het Grieks en betekent in vertaling: ‘geestdriftig’.





EVEN TESTEN

Woordzoeker

Vooraf
Kopieer dit werkblad voor de kinderen, met de correctiesleutel voor de begeleider. Voorzie eventueel één blad voor twee kinderen.
Schrijf de woorden die in het rooster komen, op kaartjes.


Verloop
Lees de tekst voor (‘Dichter bij de tijd’ – zie hoger).

Toon dan de verschillende woordkaarten en vraag de kinderen ze in zo'n volgorde te plaatsen dat ze er het verhaal opnieuw mee kunnen vertellen.

Daarna zoeken de kinderen die woorden terug in het woordrooster.

Met de letters die overblijven kunnen ze de woorden vormen: 'Breng redding'.

Bespreek met de kinderen op welke manier ze zelf redding kunnen brengen:
Jezus kon een dove genezen die niet kon spreken; zij kunnen ... (dat hoeft niet eens spectaculair te zijn - als ze maar beseffen dat ook zij 'redding' kunnen brengen).



Waar of niet waar?

Waarom was het voor Jezus belangrijk om zijn tijdgenoten te genezen?
- er waren toen niet veel geneesheren
- om te tonen hoe God is
- om indruk te maken en zijn macht te tonen
- om daarmee te zeggen dat ziekte geen straf is van God
(spreek erover en zoek naar het goede antwoord – nl. 2 en 4)





ERVAREN

Niet goed kunnen horen

Opdracht:
- Maak met gebaren duidelijk dat je honger hebt, snoep wilt, naar de stad wilt ...

Is dit voor de kinderen te gemakkelijk, laat ze dan een gesprek voeren zonder één woord te zeggen.
Of: zet een koptelefoon op. Laat de muziek hard spelen. Laat je vriend nu iets tegen je zeggen.
- Kun je van zijn lippen lezen wat hij bedoelt? Veel dove mensen kunnen dat!



Spreken met handen

Materiaal
Handalfabet


Verloop
Selecteer een aantal woorden of korte zinnen.
Verdeel de groep kinderen in een aantal kleinere groepjes.
Bezorg ze elk een 'handalfabet'.
Elk van de kinderen probeert het woord met handen te tonen.
Dove mensen kunnen dat goed. Ze kunnen ook anderen gemakkelijk op die manier verstaan.



Handen opleggen

'Aan Jezus vragen om de hand op te leggen'
Deze zin komt vaak voor in het evangelie:
- Wat betekent ze?
Laat de kinderen hierover nadenken:
- Wat betekent het als iemand de hand op je schouders legt?
- Wat doet dat? Hoe voelt dat aan?
- Wanneer gebeurt dat?
Laat de kinderen het eens doen:
- Wat betekent dat?


Men legt alleen maar de hand op iemand als men er een goede verhouding mee heeft.
Met dit gebaar wil men zeggen dat men het beste wenst voor de ander.
Dan kan er een kracht van uitgaan die ook de ander ervaart.





ZINGEN

Open mijn oren

Tekst & Muziek: Elly & Rikkert Zuiderveld (Samen, Een boom vol liedjes (deel 3))

De eerste strofe van dit lied sluit goed aan bij het verhaal van de genezing van de dove man die niet kon spreken en helpt om stil te staan bij een van de redenen waarom Marcus dit verhaal in zijn evangelie heeft geschreven.





INLEVEN

Doof zijn

hier



Foto'-maken (bibliodrama)

Nadat de kinderen de meest treffende passage uit de tekst uitgebeeld hebben, ‘interview’ je de kinderen:
- Wie ben je?
- Wat denk je hiervan?
- Ga je dit vertellen?
- Aan wie?
- Waarom?





BIDDEN

Bidden om ontvankelijkheid


God,
open mijn oren
om je woorden van leven te horen,

open mijn ogen
om het wonder van je schepping te zien,

open mijn mond
zodat ik Je kan loven en bidden,

open mijn handen
zodat ik kan verzorgen en delen,

open mijn hart,
zodat ik in ieder mens mijn broer of zus kan herkennen.




Heer, open mijn ogen:
zodat ze geen verschillende kinderen zien,
maar gewoon kinderen van de wereld!

Open mijn oren:
zodat ze niet de verschillende talen horen
maar de unieke taal van vriendschap.

Open mijn mond:
zodat die niet langer gewelddadige woorden spreekt
maar woorden van liefde!

Open mijn handen:
zodat ze zich niet uitsluitend openen voor vrienden,
maar ook voor allen veraf en dichtbij.

Open mijn hart:
zodat het zich openstelt voor alle mensen
want in elk van hen ben Jij te vinden.

Open mijn gedachten:
zodat je woord in mijn leven kan werken
en allen voluit kunnen leven!



Gebeden bij het doopsel

Ik wil je aanraken,
zegt God,
net zoals Jezus dat deed
bij die doofstomme.
Ik wil je oren openen
zodat je goed kunt luisteren
naar wat je vrienden
je te vertellen hebben.
En misschien hoor je dan ook beter
wat Ik jou toefluister.
Ik wil je mond openen
zodat je mensen kunt troosten
en nieuwe moed inspreken.
En ik wil je hart openen
zodat je van iedereen kunt houden,
in mijn naam.
(Bron: Kerk en Leven,6 september 2000)




Effata
(L. DEBROEY & A. VANDENHOECK, ‘Ik word gedoopt’, Averbode 2001, p. 39)

Ik zegen je kleine oogjes
opdat ze altijd de diepte van je ziel
zouden uitstralen.

Ik zegen je kleine oortjes,
dat je mag horen,
het zingen van de dingen,
het roepen van een mens in nood.
Dat je leert luisteren
naar het verhaal van de mensen.

Ik zegen je kleine mondje,
dat je mag lachen
en woorden spreken
van bemoediging,
dat je je mond durft openen
om dingen te noemen
bij hun naam.
Dat je taal eerlijk mag zijn en mild.

Ik zegen je kleine handjes,
dat ze leren geven en delen.
dat ze sterk en teder mogen zijn.

Ik zegen je kleine voetjes,
dat je vrijuit mag gaan
en staan in deze wereld,
dat je met vallen en opstaan
mag doorgaan, je eigen weg.





Overwegingen

Frans Mistiaen s.j.

Effata, ga open!

De lezingen uit het evangelie
zijn veel meer dan alleen maar reportages
over de gebeurtenissen uit het leven van Jezus.
Het zijn verhalen met een diepere betekenis
voor ons, gelovige mensen, nu.
Jezus heeft een doofstomme genezen 2000 jaar geleden.
Maar dit verhaal is in het heilig evangelieboek opgenomen
als geloofsverhaal en het “gebeurt” vandaag opnieuw,
hier binnen onze gelovige gemeenschap, echter dan ooit.
Jezus geneest vandaag al het doofstomme in ons!
Want zijn wij niet allemaal op één of ander domein
wat doof en een beetje stom?

Wij zijn soms doof om Jezus’ woord te horen.
Sommige dagen weten wij wel wat de Heer van ons vraagt,
maar toch doen wij juist het tegenovergestelde.
Wij horen wel diep in ons hart een stem die ons uitnodigt
die ruzie in de familie bij te leggen,
iemand een nieuwe kans te geven op school of op het werk,
maar wij sluiten de oren voor die stem in ons binnenste.
Wij zijn ook doof voor de nood van onze medemensen.
Wij kunnen met bewondering opkijken naar een rijk geklede persoon,
terwijl wij tot een armere gemakkelijk zeggen:
“Blijf daar maar even wachten!”
Hoe dikwijls gebeurt het ons niet,
deels onbewust inderdaad, maar deels ook welbewust,
goed wetend dat de Heer vraagt
dat wij juist geen onderscheid maken tussen rijken en armen.

Wij zijn soms ook stom.
Wij spreken de woorden niet uit die wij zouden moeten spreken.
Die goede, milde woorden,
waarmee wij iemand kunnen doen heropleven, die weer moed geven,
wij voelen ze wel opwellen in ons hart,
maar ze blijven ergens steken in onze keel.
Wij spreken ze niet uit,
omdat wij vergeetachtig zijn of onaandachtig.
Om anderen proficiat te wensen,
hebben wij schrik of zijn wij te fier.

“Liefde” is “openheid”, “beminnen” betekent “open staan”,
en dat is het tegenovergestelde van “opgesloten blijven in zichzelf”.
De doofstomme die Jezus geneest
is het symbool van de liefdeloze, gesloten mens,
die ook nog voor een stuk aanwezig is in ieder van ons.
Want op sommige dagen, in sommige perioden van ons leven,
zijn wij in onszelf opgesloten en geïsoleerd,
niet zozeer door de houding van anderen,
maar vooral door onze eigen keuzes.

Ons leven is te vergelijken
met het wonen in een huis met een mooie tuin,
met er rond een dikke haag.
Het is heerlijk om ons regelmatig
in een luie tuinstoel neer te vleien
om te genieten van onze mooi tuin.
Maar nu is het wel zo
dat wij niet te lang in onze luie tuinstoel mogen blijven liggen.
Want die haag groeit rap omhoog.
Eigenlijk moeten wij elke dag een stukje van onze haag knippen,
onze gemakzucht snoeien,
zodat wij, over onze haag heen,
contact kunnen houden met diegenen die naast en met ons leven:
de man met zijn vrouw,
de ouders met hun kinderen,
de vrienden met elkaar.
Nu zijn er spijtig genoeg mensen
die dagen aan een stuk toegeven aan hun luiheid
en nalaten te werken aan die levensnoodzakelijke openheid.
Voor zij het goed beseffen
zijn zij dan geïsoleerd en eenzaam.
En wanneer men van anderen afgesloten geraakt
en verder nalatig blijft,
dan groeit die haag zo hoog,
dat zelfs de zon niet meer binnen kan.
Dan geraakt men ook geïsoleerd van God.

Jezus is Diegene die ons steeds opnieuw uitnodigt
onze haag te knippen,
dagelijks te werken aan grotere openheid:
aan nieuw contact, aan nieuwe ontmoetingen.
Grotere openheid tegenover diegenen met wij dagelijks samenleven
en dan ook met Zijn Vader.
“Open je oren, open je mond! Hoor en spreek!”

Vandaag staat de Liefde weer voor onze tuinhaag,
neemt ons apart,
raakt ons aan met Zijn nabijheid
en spreekt ons persoonlijk toe:
“Effata! Ga open”
“Doe een inspanning dat je niet opgesloten geraakt
in je eigen wereldje!”

Jezus is diegene die onze oren wil openen opdat wij beter
de vragen en noden van anderen zouden horen.
Hij wil onze mond openen
zodat wij weer die goede woorden zouden spreken
die opbeuren en aanmoedigen.
Jezus komt vandaag in ons leven voorbij
en Hij wil de doofstomme in ons genezen,
zodat ook wij vandaag zouden kunnen zeggen:
“Hij heeft alles wel gedaan!
Hij laat doven horen en stommen spreken!”





Marc Gallant, trappist (Orval)

Aandachtig luisteren (2015)

Marcus is begaan met de christenen die komen uit het heidendom. Hij toont hen aan dat Jezus hen niet vergeten heeft. Onmiddellijk na de genezing van de dochter van een Griekse, afkomstig uit Syro-Fenicië (Marcus 7, 24-30), vermeldt hij nog een wonder van Jezus op heidense grond. De tekst van Jesaja, die we in de eerste lezing gehoord hebben (Jesaja 35, 4-7a), verklaart immers, als een teken van de komst van de Messias, dat de doven horen en de stommen spreken. De eerste christelijke gemeenschap heeft dan ook aan de geste van Jezus’ “effata”, zijn “open u”, een plaats gegeven in het ritueel van het doopsel.

Als nieuw lid van het Godsvolk, ontvangt de gedoopte “een hart en oren die luisteren” (Baruch 2, 31), of eenvoudigweg “een hart dat luistert” (1 Koningen 3,9), en kan hij tot God zeggen: “Gij hebt mij de oren doorboord” (Psalm 40, 7-9). De catechese van Marcus oriënteert duidelijk de genezing van de doofstomme in die richting en wijst Jezus aan als drager van de openbaring van God: Hij is in staat het hart van de gelovigen te openen. Volgens het Bijbelse vocabularium kan het begrijpend hart zowel verbonden worden met het oor als met het oog (Deuteronomium 29, 3; Jesaja 6, 9-10; Jeremia 5, 21; 7, 24). Het oor dat onthaalt is het kanaal van de openbaring, zoals het oog dat waarneemt, weg is naar de kennis.

De oren moeten openstaan voordat de tong zich kan ontbinden: “En hij sprak recht” (Grieks: elalei ortôs, v.35). Marcus interesseert zich niet alleen aan de wording van het geloof in het hart van de leerlingen, maar ook aan de juiste uitdrukking ervan. Men kan op veel manieren zeggen wie Jezus is (vgl. Marcus 6, 14-16; 8, 27-30). De uitdrukking van de christelijke geloofsbelijdenis verschijnt bij Marcus slechts voor de eerste maal aan de voet van het kruis (Marcus 15, 39). Tot dan toe, zelfs als ze die geloofsbelijdenis benaderen, komen de leerlingen er niet toe (Marcus 4, 40-41; 6, 48-52; 8, 29-30). Hoe zouden ze het kunnen, zolang hun hart gesloten is, “want uit de overvloed van het hart spreekt de mond” (Lucas 6, 45)?

Het woord van de leerlingen is gebonden zolang hun oren niet geopend zijn. In de genezing van de doofstomme kan de christen zijn eigen ervaring lezen. Eens heeft het woord van Jezus hem gegrepen tot in het diepste van zijn hart. Sindsdien heeft hij er niet mee opgehouden, zich in Jezus’ woord te verdiepen. Dat aandachtig luisteren heeft hem gebracht tot een groeiend begrip van Jezus’ mysterie. Gegrepen tot in het diepste van zijn ziel kan hij nu, op zijn beurt, zijn geloof uitdrukken met zijn eigen woorden.

Het is dus niet te verwonderen dat de initiatieliturgie zich zo sterk geïnspireerd heeft aan de verhalen van Marcus: aanrakingen op de zintuigen, gebruik van het speeksel, het ‘Effata’, hebben in de oude doopselritus de betekenis die Marcus hen reeds toegekend heeft. Wie Jezus op de voet volgt, weet dat hij door hem bevrijd werd van de opgeslotenheid buiten God (zie Marcus 8, 33). Dan eerst is zijn tong vrij geworden voor een lofprijzing die heel zijn wezen opent op God. Goed luisteren is de voorwaarde om goed te spreken.

Marcus’ verhaal kan nog altijd een leidraad zijn voor de christenen vandaag. In de doopselliturgie blijft het actueel. Het doopsel is niet afgelopen na de doopritus. Het geheim van Jezus moet verder uitgediept worden, het leven lang. Het volstaat niet formules te herhalen. Niet voor niets beginnen de monniken iedere dag met de kreet: “Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal uw lof verkondigen” (Psalm 51, 15). De Heer zelf moet het openen van onze lippen vernieuwen, dat we bij ons doopsel ontvangen hebben, opdat wij Hem zouden kunnen verkondigen met de juiste woorden die ontsnappen aan de formules.
En de Heer zal ons mogen aanraken met het ‘speeksel’ dat de gecondenseerde adem is van de Geest!