Loading...
 

24e zondag door het jaar B - eerste lezing

Jesaja 50, 5-9a: God helpt

De tekst

Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God gaf me oren om zijn woord horen
en goed naar de mensen luisteren.
Ik verzet mij daar niet tegen en krabbel ook niet terug.

Ik bood mijn rug aan aan hen die me wilden slaan,
en mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten.
Ik bleef hen aankijken toen ze me uitlachten en naar me spuwden.

Want God helpt mij. Daarom kom ik niet bedrogen uit.
Daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen.
Ik weet ik dat ik niet beschaamd moet worden.

Wie begint een rechtszaak tegen mij? Laat ons een proces beginnen!
Wie is mijn tegenpartij? Dat hij naar voren komt!
Zie, God zal mij helpen. Wie zal mij dan nog schuldig verklaren?




Bij de tekst

Lijdende Dienaar

Deze tekst behoort tot het derde lied van de ‘Dienaar van Jahweh’ (Jesaja 50, 4-9).
In dit lied wordt het vertrouwen in God uitgesproken, zelfs wanneer men vervolgd wordt.
Deze ‘Dienaar van Jahweh’ onderwerpt zich aan de wil van God en wil daar trouw aan blijven wat ook de taak wordt die hij zal krijgen of de problemen die hem te wachten staan.

Het is onduidelijk wie de persoon was waar Jesaja aan dacht bij het schrijven van deze tekst. Op basis van Jesaja 48 ziet men in die dienaar meestal Sion / Jeruzalem. Veel christenen herkennen in deze tekst de lijdende Jezus. Omdat de grote profeet Jesaja dit lijden had voorspeld konden ze zich verzoenen met zijn lijden en kruisdood. Feit is wel dat de eerste christenen deze tekst vanzelfsprekend op Jezus betrokken (Bijvoorbeeld: Handelingen 8, 26 waarbij Filippus deze tekst op Jezus betrekt.)

(De vier liederen van de dienaar vind je bij: Jesaja 42, 1-4; Jesaja 49, 1-6; Jesaja 50, 4-9; Jesaja 52, 13-53,12)



Jesaja

Lees meer over de schrijver van deze tekst.



Context

(A. Lameire)

Halfweg de zesde eeuw voor Christus leefde er tussen de gedeporteerden uit Juda een naamloze profeet. Zijn geschriften sluiten aan bij die van Jesaja en beslaan de hoofdstukken 40 tot 55 van hetzelfde boek. Deuterojesaja wordt hij genoemd. In tegenstelling tot de eerste Jesaja die enkel in visioenen over de verre ballingschap kon spreken, ondervond de tweede Jesaja die crisistijd aan den lijve. Het verschil tussen beiden is dan ook dat de eerste een rasecht bekeringsprofeet is die smeekt en dreigt terwijl de tweede een man van troost is die zijn medegedeporteerden moed inspreekt en toekomst aanwijst.
We tellen dan dertien eeuwen na de tijd toen Abram met zijn clan uit Mesopotamië, het huidige Irak, was opgetrokken. In die eeuwen groeide de groep uit tot een volk dat goede en kwade tijden had gekend. Ze hadden als slavenvolk in Egypte gediend en waren onder Mozes weggetrokken naar het land dat God aan Abram had beloofd. Onder David en Salomo waren ze een bloeiend koninkrijk maar nu, na al die tijd, leefden ze als ballingen in Babylonië, hetzelfde land waaruit Abram door de HEER was weggeroepen. Alles scheen onherroepelijk verloren. Er bleef enkel nog de schrijnende herinnering aan Jeruzalem met zijn tempel, zijn glorievolle optochten en het bazuingeschal bij grote feesten. Ook aan de overtuiging het uitverkoren volk van de HEER te zijn, was bruusk een einde gekomen. God had hen verlaten...
In deze hopeloze situatie wist Deuterojesaja een ommekeer te bewerken.





Bijbel en kunst

A. VANDROEMME

Lijdende Christus

A. Vandromme B
(Foto: Met dank aan Lieve Desodt, parochie-assistente te Ieper)

Dit expressieve beeld was in 2017 in de kathedraal van Ieper te zien.
Het werd gemaakt door Adhemar Vandroemme (Watou, 14 juli 1917 – Ieper, 25 november 2009). A. Vandroemme was beeldend kunstenaar te Ieper, gaf er les aan de Academie voor Schone Kunsten en was vijftien jaar lang (tot in 2000) bezieler van de pendelacademie Ieper-Poperinge.





Overweging

Agnes Lameire

De dienaar van God

Wie was die lijdende dienaar waar de profeet het over heeft? Sommigen zien er de verpersoonlijking in van het volk Israël dat, zeker in de ballingschap, met groot lijden werd geconfronteerd. Anderen lezen er het lijdenslot in van profeten in het algemeen en van Jeremia in het bijzonder. Weer anderen houden het bij een onbekende die het lijden dat hem wordt aangedaan in volkomen vertrouwen ondergaat, waardoor het een verlossende waarde krijgt.

Al sinds haar vroegste ontstaan herkende de jonge Kerk Jezus Christus in die lijdende dienaar. Hij is de onschuldige die, radicaal solidair met het volk, koos voor absolute geweldloosheid.

Dit derde lied van de 'Dienaar van JHWH' (Jesaja 50, 4-9) kan in zijn geheel worden gelezen als een psalm van vertrouwen. Het valt de profeet zwaar om de boodschap van God telkens opnieuw te moeten doorgeven aan een onwillig volk. Toch houdt hij vol omdat hij vertrouwt op de nabijheid van God.
Een aansporing voor ieder van ons. God is er niet enkel wanneer alles ons voor de wind gaat. Integendeel. Als alles ons tegenzit, is Hij onze enige toeverlaat. ‘De rots van ons behoud' zingt de psalmist.