Loading...
 

29e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 10, 35-45: De zonen van Zebedeus

Marcus 10, 35-45 // Matteüs 20,20-28 // Lucas 22, 24-27



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1599)

De broers Jakobus en Johannes kwamen naar Jezus toe met een vraag. Ze zeiden: ‘Meester, wilt u ons iets beloven?’ Jezus vroeg: ‘Wat moet ik jullie beloven?’
Zij zeiden: ‘Als u straks bij God bent, mogen wij tweeën dan naast u zitten? De één rechts en de ander links?’ Maar Jezus antwoordde: ‘Jullie weten niet wat je vraagt! Jullie weten toch wat ik moet meemaken: ik moet lijden en gedood worden. Kunnen jullie dat soms ook?’ Ze zeiden: ‘Ja, dat kunnen we.’
Toen zei Jezus tegen hen: ‘Inderdaad. Jullie zullen hetzelfde meemaken als ik. Ook jullie zullen lijden en gedood worden. Maar ik bepaal niet wie er straks naast mij mogen zitten. Dat bepaalt God.’

De andere leerlingen hoorden wat Jakobus en Johannes gezegd hadden. Ze werden kwaad. Jezus riep de leerlingen bij elkaar en zei: ‘Jullie weten hoe het gaat in de wereld. Koningen heersen over hun volk. En mensen met macht spelen de baas over anderen.
Maar zo mag het bij jullie niet gaan. Als je de belangrijkste wilt zijn, moet je de anderen dienen. Als je de voornaamste wilt zijn, moet je de anderen dienen zoals een slaaf doet.
Want ook ik, de Mensenzoon, ben niet gekomen om over mensen te heersen. Ik ben er juist om mensen te dienen. Ik zal mijn leven geven om veel mensen te redden.’



Dichter bij de tijd

(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 10, 35-45)

Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen bij Jezus:
‘Meester, we willen U vragen om iets voor ons te doen.’
‘Wat wil je dan dat Ik voor jullie doe?’, vroeg Jezus.
Ze zegden: ‘Als jouw rijk er is, wilt Je er dan voor zorgen
dat een van ons rechts en de ander links van Jou mag zitten?'
Maar Jezus zei: ‘Jullie weten niet wat jullie vragen.
Willen jullie meemaken wat Ik zal moeten meemaken?
Kunnen jullie wel de beker drinken die Ik drink?
Of willen jullie gedoopt worden
met het doopsel waarmee Ik gedoopt word?’
Ze antwoordden: ‘Ja, zeker.’
En Jezus zei: ‘De beker die Ik drink, die zullen jullie drinken,
en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word,
daarmee zullen jullie gedoopt worden,
maar of jullie rechts of links van Mij zullen zitten,
daar heb Ik niets aan te zeggen.
Dat wordt gegeven aan hen voor wie dat is weggelegd.’

Wanneer de tien anderen dat hoorden,
ergerden ze zich aan Jakobus en Johannes.
Daarom riep Jezus hen bij zich en zegt:
‘Jullie weten dat koningen hun volk terroriseren
en dat hun grote mannen hun gezag laten gelden.
Maar dit mag bij jullie niet het geval zijn.
Wie bij jullie belangrijk wil zijn, moet een dienaar worden.
en wie bij jullie de eerste wil zijn,
die moet slaaf van allen worden.
Want ook Ik ben niet gekomen om Mij te laten bedienen,
maar om te dienen en mijn leven te geven voor velen.’



Stilstaan bij...

Jakobus en Johannes
Deze twee zonen van Zebedeüs waren vissers. Volgens een oude traditie waren ze twee neven van Jezus. Hun moeder zou Salome geweest zijn, een zus van Maria. Ze werden door Jezus ‘Boanerges’ geheten, ‘zonen van de donder’, een verwijzing naar hun vurig karakter.
Jakobus stierf enkele jaren later de marteldood. Dit wordt vermeld in Handelingen 12, 1-2.

Zebedeus
Zebedeüs was een niet onbemiddelde visser, die een bedrijf had, waarin zijn zonen Jakobus en Johannes meewerkten. Die zonen werden later twee van de twaalf apostelen.

Zitten aan de linker- en rechterhand
Vroeger zaten alleen de voornaamste personen aan de rechterhand van de koning. (vgl.: ‘Die opgeklommen is ten hemel en zit aan de rechterhand van God zijn almachtige Vader’ uit het credo)
Jakobus en Johannes dachten dat Jezus het Rijk van koning David zou herstellen en hoopten een plaats te krijgen in het bestuur van dat rijk, de dag dat Jezus er de nieuwe koning van zou zijn.
Dat de twee broers naar zo'n plaats hengelden was toen gewoon, want het was normaal dat iemand die machtig werd, zijn familie begunstigde.

Beker
Een beker is een voorwerp uit leder, metaal of aardewerk dat gebruikt wordt om te drinken. In deze tekst heeft 'beker' een figuurlijke betekenis: alles wat God met iemand voor ogen heeft.
Ditzelfde beeld komt terug in het gebed van Jezus in de Olijfhof: ‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar niet mijn, maar uw wil geschiede.’

Drinken
‘Uit dezelfde beker drinken’ betekent: iemands lot delen.

Dit mag bij u niet het geval zijn
De zonen van Zebedeüs hadden het over een plaats binnen het herstelde rijk van koning David. Maar Jezus heeft het over de plaatsen in de gemeenschap van zijn volgelingen. Macht en ambitie mogen daarbij geen rol spelen, wel dienstbaarheid.

Dienaar
(Grieks: diaken)
Net zoals Jezus de voeten van zijn leerlingen wast, zo vraagt Hij aan zijn leerlingen om dienstbaar aan anderen te zijn.

Losprijs
De prijs die betaald werd voor de vrijlating van een slaaf.





Bij de tekst

Merk op

.
Jezus respecteert het verlangen van de apostelen om 'groot' te zijn. Maar Hij wijst erop dat wie 'groot' wil worden in het Rijk van God, aan andere wetten moet beantwoorden dat aan die van de maatschappij waarin hij leeft. De grondhouding in zijn beweging is: dienstbaarheid, het tegengestelde van overheersing en overmacht van de sterken.


.
In de tekst die Matteüs over dit gebeuren schreef, is het de moeder van Jacobus en Johannes die aan Jezus zegt: 'Zeg dat deze twee zonen van mij een plaats krijgen in uw koninkrijk, één rechts en één links van U.'



Herinnering aan het Nieuwe Testament

Het paasfeest was ophanden. Jezus wist dat zijn uur gekomen was: nu zou Hij de wereld verlaten om naar de Vader te gaan. Voorheen hield Hij al van degenen die Hem in de wereld toebehoorden, maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen tot het uiterste.
Het gebeurde tijdens een maaltijd. De duivel had inmiddels iemand ertoe aangezet Hem over te leveren: Judas, de zoon van Simon Iskariot. Jezus, die wist dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God gekomen was en naar God zou teruggaan, stond van tafel op, legde zijn bovenkleren af en bond een linnen schort om zijn middel. Daarna goot Hij water in een waskom en begon Hij de voeten van zijn leerlingen te wassen. Hij droogde ze af met de schort om zijn middel. Zo kwam Hij bij Simon Petrus. ‘Heer,’ zei deze, ‘gaat U mij de voeten wassen?’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Wat Ik doe, daar heb je nu geen begrip van; later zul je het begrijpen.’ Petrus hield vol: ‘Nooit in der eeuwigheid zult U mij de voeten wassen!’ Maar Jezus zei: ‘Als Ik je voeten niet mag wassen, hoor je niet bij Mij.’ ‘Heer,’ zei Simon Petrus toen, ‘dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie in bad is geweest, is helemaal gezuiverd; buiten de voeten hoeft hij niets meer te wassen. Zo zijn ook jullie gezuiverd – hoewel niet allemaal.’ Hij wist namelijk wie Hem zou overleveren; daarom zei Hij: ‘Jullie zijn niet allemaal gezuiverd.’ Toen Hij hun voeten had gewassen en zijn bovenkleren had aangetrokken, nam Hij weer aan tafel plaats en zei: ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb? Jullie noemen Mij meester en Heer, en terecht, want dat ben Ik. Welnu, als Ik, jullie Heer en meester, jullie voeten heb gewassen, dan behoren jullie ook elkaar de voeten te wassen. Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie heb gedaan.
(Johannes 13, 1-15) - Lees meer





Suggesties

Kleine kinderen

ONDERZOEKEN

De handen van Jezus

Lees de tekst 'Dichter bij de tijd' (zie hoger)
Daarin vragen de neven van Jezus om op de ereplaats naast de linker- en de rechterhand van Jezus te mogen zitten, als zijn Rijk er is. Misschien hadden ze beter gekeken naar wat Jezus met zijn handen deed.

- Wat heeft Jezus met zijn handen gedaan?
Mogelijke antwoorden:
Zijn handen hebben zieken genezen, hebben mensen aangeraakt.
Hij heeft er kinderen mee gezegend en brood en wijn.
Hij heeft brood en wijn uitgedeeld.
Hij heeft er de voeten van zijn leerlingen mee gewassen.

Indien de kinderen niet zo direct een antwoord weten, kun je de volgende teksten uit het evangelie nog even voorlezen / vertellen (inspireer je aan de teksten 'Dichter bij de tijd'
- Jezus en de kinderen 27e zondag/B
- Jezus en de dove man 23e zondag/B


Als we geloven dat de mensen naar het beeld van God geschapen zijn,
dan moeten we in de omgang met andere mensen ervoor zorgen
dat onze handen een beeld zijn van de handen van God.

Elk kind tekent de contouren van een hand op een blad papier. In elk van de vingers noteren ze wat ze volgende week met hun handen gaan doen voor de anderen (een vorm van dienstbaarheid).





Grote kinderen

VERDIEPEN

Stilstaan bij de tekst uit de bijbel

Bezorg de kinderen elk een kopie van dit blad. Daarop vinden ze het zondagsevangelie in grote lijnen.
Lees de tekst op het blad voor.
Daarna staan de kinderen stil bij de woorden van Jezus.
Verstaan ze die woorden wel? Laat ze onder elkaar zoeken wat Jezus met zijn woorden kan bedoeld hebben.
Geef hier niet te rap zelf een antwoord op. In het beste geval kun je vragen om een en ander te verduidelijken.
Daarna zoeken de kinderen welke woorden hen het meest treffen. Ze vertellen elkaar waarom dat is.





REFLECTEREN

De hoogste plaats

Als een renner gewonnen heeft, dan mag die op de hoogste plaats gaan staan.
De tweede en de derde mogen naast hem staan, maar dan een beetje lager.

Zoek op hoe mensen nog de 'grootste' kunnen zijn.
De kinderen zoeken dit niet alleen op gebied van sport of kennis maar ook op gebied van inzet voor de medemens (dienstbaarheid).





BELEVEN

De gouden medaille

Maak van geel kleurpapier enkele 'gouden medailles'.
Bespreek met de kinderen welke medailles er al bestaan.
Daarna welke medailles zij er zelf zouden aan toevoegen.
En daarna, welke medailles Jezus belangrijk zou vinden.
Daarna zoeken ze wie er voor de medailles van Jezus in aanmerking kan komen.





VERTELLEN

'Mijn' handen ...

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 106)

In de laatste dagen van de oorlog
werd een Duits dorp verwoest.
Na de wapenstilstand hielpen Amerikaanse soldaten
de boeren bij het herstellen van hun huizen.
Ook de kerk was zwaar beschadigd:
de muren moesten gestut worden,
en het middenschip moest overdekt.
Moeizaam zochten de soldaten
naar de brokstukken van een oud Christusbeeld,
dat in het bombardement vernield was.
Zorgvuldig pasten ze het beeld weer in elkaar,
en zetten het terug op zijn plaats.
Het zag er mooi uit,
alleen de handen ontbraken.
Die hadden ze niet kunnen terugvinden.
Toen schreef één van de soldaten op een bordje:
'I have no other hands than yours'
(Ik heb geen andere handen dan de uwe)




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 14 oktober 2015, p. 1)

Dit verhaal bestaat in zoveel variaties
dat men zich kan afvragen:
Was het nu de Eerste Wereldoorlog? of de Tweede? of nog een andere?
Speelde het gebeuren zich af in Frankrijk, Duitsland, Italië ...?
Waren het Amerikaanse, Franse, Duitse
of nog andere soldaten die het beeld herstelden?
En wie naar de illustraties bij dit verhaal kijkt,
vraagt zich af of het om een kruisbeeld ging of om een Heilig Hartbeeld.
Maar hoe het verhaal ook werd aangepast,
het eindigt er steeds mee dat het Jezusbeeld geen handen meer heeft
en dat wie naar het beeld kijkt,
opgeroepen wordt om dan zelf de handen van Jezus te zijn.


En laat dat nu net zijn wat het betekent christen te zijn:
doen wat Jezus zou gedaan hebben of had willen doen.
Hij zegende kinderen, nam zieken bij de hand en deed hen opstaan,
brak brood en deelde het uit.
Sprekende handelingen die in de lijn liggen van wat Hij gelooft,
van wat Hij belangrijk vindt.
Die boodschap is samen te vatten in:
'Hou van de ander zoals je van jezelf houdt.'
Of ook: ‘Doe niet aan een ander wat je zelf niet graag hebt.’
Jezus was niet de eerste, noch de laatste
en ook niet de enige die dat zei.
Wijzen over de hele wereld spraken gelijkaardige woorden uit.
Ze maken een samenleving menselijk
en geven ademruimte om te leven.
Toch blijven ze een grote uitdaging om te realiseren.




Bespreek
- Hoe kunnen we deze week 'de handen van Jezus' zijn?





Jongeren

REFLECTEREN

Wie is de belangrijkste?

Kopieer één blad voor elke jongere of zorg voor een verzameling foto's - gelijkaardig aan de foto's op dat blad (Plak hiervoor een foto op een blad en schrijf eronder: de naam van die persoon en wat die persoon doet.)

Wie het werkblad gebruikt, kan het gesprek begeleiden aan de hand van wat op het blad staat.

Wie met de aparte foto's werkt, kan als volgt te werk gaan:

Leg de foto's in het midden van de kring.
Vraag aan de jongeren om de drie belangrijkste personen naast elkaar opzij te plaatsen.
Ze zeggen aan elkaar waarom ze dat denken.

Lees daarna de tekst voor 'Dichter bij de tijd' (zie hoger).

Leg de drie uitgezochte foto's terug in de kring en laat de jongeren de volgende vragen beantwoorden:
- Wie zijn de drie belangrijkste personen volgens Jezus?
- Wat moet iemand doen om belangrijk te zijn in de ogen van Jezus?

De jongeren kiezen opnieuw en verantwoorden hun keuze.


Nagesprek
Het zou kunnen dat de jongeren eerst zeggen dat wie belangrijk is iemand is die in het nieuws komt of veel macht of invloed heeft en dat mensen die zich anoniem inzetten voor de medemens meer beantwoorden aan wat Jezus verlangt.
Maar zo eenvoudig is het niet - want niemand kan kijken naar wat zich afspeelt in het hart van de mensen. Jezus heeft deze woorden ook niet uitgesproken als een criterium om iemand al of niet belangrijk te vinden, maar als een oproep om zich ten dienste te stellen van de medemens.




TIPS
. Als je zorgt voor een aantal blanco bladen tussen de foto's, dan krijgen de jongeren de kans om mensen te vernoemen waar je zelf niet aan dacht. Zo worden ze meer betrokken bij de activiteit.

. Buig de vraag: 'Wat moet iemand doen om belangrijk te zijn in de ogen van Jezus?' om in de vraag:
'Hoe moet iemand zijn om belangrijk te zijn in de ogen van Jezus?




Wist je dat?
. Het woord 'minister' is een Latijns woord dat 'dienaar' betekent.
Lang geleden werd het woord 'minister' vooral gebruikt om een dienaar in huis aan te duiden.

. Eén van de titels van de paus is: Dienaar van de dienaren van God (Servus Servorum Dei).





Overwegingen

Agnes Lameire

Wie onder u groot wil zijn, moet dienaar zijn

Het evangelie vertelt ons vandaag hoe de apostelbroers Jakobus en Johannes bij Jezus op sollicitatiegesprek gaan. Ze dingen naar een hoge post in het toekomstige Godsrijk. Eerste minister misschien? Of staatssecretaris? Burgemeester of eerste schepen?
Jezus antwoordt met een wedervraag: ‘Kunnen jullie wel de beker drinken die Ik moet drinken?
In Bijbeltaal is ‘de beker drinken’ het lot aanvaarden dat je boven het hoofd hangt. Die beker kan zoet zijn of bitter, verkwikkend of dodelijk. Kunnen ze die drinken?
En kunnen zij het doopsel ondergaan dat Hijzelf moet ondergaan? Gedoopt worden is in het dodende water durven ondergaan, naar levensadem happen en gered worden tot een nieuw leven. Kunnen ze dat?

Jakobus en Johannes hebben niet door dat de Meester over zijn nakende dood spreekt Ze denken nog altijd in termen van een aards koninkrijk dat Jezus glansrijk zou herstellen. En waarin zij een voorname rol zullen toebedeeld krijgen. Ze snappen de woorden van Jezus niet. Ze willen carrière maken en zien over het hoofd dat Jezus nooit eigenmachtig handelt. Altijd is het Hem om God te doen en Hijzelf is dienaar, geen baas. Dus is het sollicitatiegesprek van de twee volledig naast de kwestie.

De tien andere apostelen zijn boos op de sollicitanten. Maar Jezus roept de twaalf bij zich en onderwijst: ‘Wie onder u groot wil zijn, moet dienaar zijn. En wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen zijn. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen.’

Met die woorden moeten zij en ook wij het stellen. Laat ons maar toegeven dat we dat dienen niet altijd waarmaken, dat we dat christelijk ideaal nooit halen. We leven in een maatschappij die het op macht gemunt heeft, op winnen; een maatschappij die mensen motiveert om de grootste, de eerste, de hoogste op de ladder te zijn. En we hoeven echt niet naar de ander te kijken want diep in ons hart zijn we er allemaal mee besmet.
De laatste durven zijn in plaats van de eerste, de minste in plaats van de belangrijkste, het is niet vanzelfsprekend. Alhoewel, zijn moeders in het gezin niet de vanzelfsprekend dienende? Worden vaders niet altijd weer opgeroepen om dit of dat klusje op te knappen voor kinderen en kleinkinderen? Bellen goede buren niet bij elkaar aan in kleine of grote nood?





Leo De Weerdt s.j.

'Dienen'

(Facebook, 17 oktober 2021)

Op het einde van het evangelie zegt Jezus aan de leerlingen: 'Wie van jullie groot wil worden, moet de dienaar van alle anderen zijn.' Dat woord 'dienaar' is vaak uitgelegd als een oproep tot onderdanigheid en een zekere terughoudendheid in het nemen van eigen initiatieven, als zeg maar het tegenovergestelde van ambitie. Maar is dat wel zo? 'Dienen' veronderstelt juist dat je iets te brengen hebt, dat je je talenten, kennis en kunde wilt inbrengen om het geluk van je medemensen te bevorderen. Dienen is een stijl van leiderschap die anderen niet kleineert, maar hen juist bewust maakt van hun eigenwaarde. Hoe bewuster je dat doet, hoe dichter je bij het evangelie staat. De meest dienstbare is de grootste in het koninkrijk van God. Je mag dus groot willen worden, je mag de eerste willen zijn, je mag wat ambitie hebben in het leven, maar je moet goed weten welke weg je daarmee gaat. Enkel de weg van de Mensenzoon. Dat is de weg, dat is onze weg.





Frans Mistiaen s.j.

Leven, niet ten koste, maar ten dienste van de anderen!

Er leeft een zoon van Zebedeüs in ieder van ons.
Wij herkennen dat verlangen van ons hart
om gewaardeerd te worden, belangrijk te zijn,
op de eerste plaats te geraken.
En eigenlijk is dat niet verkeerd.
Een gezonde ambitie
behoort tot de normale structuur van de menselijke persoonlijkheid.
Het is heel goed dat iemand, die talenten en capaciteiten heeft,
een animerende en leidende rol speelt.
Daardoor juist komt er zoveel energie vrij,
kan er zoveel gerealiseerd worden.
Jezus wijst de verantwoordelijke posities niet af.
Maar Hij geeft ze een heel andere functie,
een ander doel en een andere inhoud.

In onze wereld luidt de wet: hoe hoger de positie,
hoe meer men kan laten doen door de anderen.
De macht wordt er heel dikwijls nagestreefd
om eigen voordeel te verwerven,
om anderen klein te houden
door hen te dwingen tot lasten die hen verpletteren.
In het Rijk Gods bestaat een andere soort macht.
Daar geldt de omgekeerde wet:
"Wie groot wil worden, moet dienaar en knecht zijn".
Dit is een machtsuitoefening
waarbij men geduldig-uitnodigend
zich inzet voor het welzijn van het geheel
en daarbij anderen toelaat te groeien en zichzelf te worden.
Macht in de wereld betekent: overheersing van anderen.
Macht in het Rijk Gods betekent: dienstbaarheid,
zichzelf vergeten en anderen groter maken.
In het Rijk van de Liefde vallen er geen erezetels te verkrijgen,
maar is er een kelk te drinken en een doop te ondergaan.
Dat betekent: deelnemen aan Jezus' weg van dienstbaarheid
doorheen het lijden naar de verheerlijking.
De christenen kunnen en zullen dus
vooraanstaande posities innemen,
maar dan alleen met een mentaliteit van dienstbetoon.
Macht niet ten koste, maar ten dienste van de anderen.

De uitnodiging van Jezus gaat eigenlijk heel ver.
"Slaaf” zijn van allen.
Wat is het verschil tussen een “dienaar” en een “slaaf”?
Een dienaar kan nog van meester veranderen als hij dat wil.
Een slaaf kan niet kiezen wie hij wil dienen.
Door het woord “slaaf” te gebruiken vraagt de Heer
dat wij bij onze dienstbaarheid zo ver zouden gaan,
dat wij niet zelf zouden kiezen wie wij willen dienen,
maar ons ten dienste zouden stellen van eender wie het nodig heeft.
Een dienstbaarheid dus, zoals die van de barmhartige Samaritaan,
tegenover de toevallige behoeftige op onze weg,
Concreet, zullen de kansarmen daar ook wel bij zijn.

De meeste kansarmen wonen nog altijd
voor een groot deel in de Derde Wereld.
Missionarissen en ontwikkelingshelpers beantwoorden
die verregaande dienstbaarheid jegens hen
in onze plaats. Ook nu nog.

Een missionaris schrijft: “In Congo is op vele plaatsen
het enige dat nog "werkt" de missiepost.
Paters en zusters leveren er zeer verdienstelijk werk.
Zij sleuren medicamenten, schoolboeken, dekens, en kleren aan.
Zij betalen de kantonniers, die de weg onderhouden.
Zij zorgen ervoor dat de waterpomp blijft werken,
zodat iedereen water heeft,
dat in de dispensaria zieken worden verzorgd,
dat er onderwijzers naar de dorpen komen en er blijven,
ofschoon de hoofdstad lonkt en lokt.
Zij fokken kippen, duiven, konijnen.
Zij proberen een groentetuin aan te leggen.
Zij maken dat in hun winkeltjes
zout, zeep en petroleum voorhanden is.
Zij lezen de mis, verzorgen de liturgie, vormen catechisten
en geven de volksreligie een evangelische duiding.
Die paters en zusters zorgen voor alles en voor iedereen,
maar je ziet ze bijna niet.
In onze tijd is er helemaal geen gevaar dat zij de westerse cultuur
aan de landelijke bevolking opdringen.
Het is integendeel een verregaande bescheiden dienstbaarheid.”

Daarbij vraagt men zich af:
Wat zou toch hun diepste motivatie kunnen zijn voor dit soort leven?
Het antwoord hiervoor vinden wij in Jezus' evangelie van vandaag:
de kansarmen dienen.

Er gebeurde een evolutie in de missiewerking.
Het pionierswerk van missionarissen heeft in vele streken
reeds merkwaardige vruchten afgeleverd.
In India en Afrika bestaan Jonge Kerken
met landeigen priesters en zusters.
Zij blijven echter onze hulp nodig hebben.
Zeker nu.

Moge Missiezondag
een zondag worden van wereldwijde solidariteit
tussen onze rijkere Kerken
en de jongere Kerken in de Derde Wereld,
tussen christenen die niet willen leven
ten koste, maar ten dienste van de anderen.



Marc Gallant, trappist (Orval)

'Gekomen om te dienen' (2015)

Voor de derde maal kondigt Jezus aan dat hij zal lijden en sterven, en nu doet hij met nog meer nadruk (Marcus 10, 32-34). Het doet er niets toe: de leerlingen nemen zijn woorden niet op. Zoals de vorige malen (Marcus 8, 31-33 en 9, 30-32), laat Marcus hier een staaltje volgen van het onbegrip bij de leerlingen. De zonen van Zebedeüs vragen, noch min, noch meer, de eerste plaatsen aan in Jezus’ koninkrijk!
Jacobus en Johannes generen zich niet! Matteüs zal die benadering op rekening zetten van hun moeder. En het is meer dan waarschijnlijk. We zijn hier in Judea, en de vrouw van Zebedeüs zou normaal bij haar man moeten zijn, die visser is op het meer van Galilea! Lucas vermeldt echter dat er vrouwen meetrokken met de groep der apostelen (Lucas 8, 1-3), en die hadden hun woordje mee te spreken. Dat Jezus vrouwen betrok bij zijn prediktochten, was ongehoord. Jezus’ manier van mannen en vrouwen gelijk te behandelen bracht de eerste christelijke gemeenten ertoe leadership van vrouwen te aanvaarden: zij zijn het die de Goede Boodschap van de Verrijzenis verkondigen aan de apostelen! Die opvallende vrouwelijke aanwezigheid vinden we terug in de brieven van Paulus (“in Christus is er noch man, noch vrouw” - Galaten 3, 28), de Handelingen en andere geschriften van de eerste Kerk. Maar naar gelang het christendom zich aanpast aan de cultuur van de patriarchale Grieks-Romeinse wereld, wordt de gelijkheid tussen man en vrouw in de gemeenschappen verdoezeld, en de originele visie van Jezus die de vrouwen niet discrimineert, schijnt verloren te gaan voor de volgende 2000 jaren …

Jacobus en Johannes hebben Jezus gevolgd vanaf het eerste uur, en hebben voor hem alles verlaten (Marcus 1, 19-20). Hun verzoek, zo voor de neus van de andere apostelen, getuigd van lef: “wij willen dat ge voor ons doet wat we zullen vragen” (v. 37)! Niet voor niets heeft Jezus “hen de bijnaam Boanerges gegeven, het is te zeggen donderzonen” (Marcus 3, 17). Hun ambitie is niet zomaar een ereplaats te krijgen naast de Messias-koning, maar een echte machtspositie in de regering. Dwaze droom: Marcus zal noteren dat links en rechts naast Jezus op het kruis twee bandieten zullen tronen (Marcus 15, 27).

Jezus reageert met de vraag: “ Kunnen jullie de beker drinken die Ik zal drinken?” (Marcus 10, 38). Zelf zal hij op het beslissende ogenblik bidden: “Abba, Vader, U kunt alles. Neem deze beker van Mij weg!” (Marcus 14, 36). Jacobus en Johannes beweren dat zij dat kunnen (Marcus 10, 39), maar met alle leerlingen zullen ze wegvluchten (Marcus 14, 50), en de plaats rechts en links van Jezus op het kruis overlaten aan twee bandieten (Marcus 15, 27).

De verontwaardiging van de andere leerlingen is evident niet voorbeeldig (v. 41). Marcus heeft reeds de koers naar de eerste plaatsen aangestipt in de leerlingengroep (cf. 9, 33-34). Jezus zal van de gelegenheid gebruik maken om de leerlingen nog eens de les te herhalen over de eerste plaatsen. Wij zijn zelf ook geen goede leerlingen, want paus Franciscus moet ons nog steeds dezelfde les herhalen dat de eerste plaatsen deze zijn van dienstbaarheid en niet van macht! Jezus’ woorden zijn zo te zeggen nog steeds actueel!

Om zijn leerlingen te overtuigen zal Jezus zichzelf als model voorstellen. Zo onthult hij de uiteindelijke zin van zijn bestaan en van zijn zending. Hij is niet gekomen om zich te laten dienen als een autoritaire chef van zijn leerlingen en van het volk Gods dat is komen verzamelen: hij is de nederige dienaar van allen (cf. 9, 35-37). Hij zal daar, de avond voor zijn dood nog een laatste testament van maken voor zijn vrienden: “Jezus stond van tafel op, legde zijn bovenkleren af en bond een linnen schort om zijn middel. Daarna goot Hij water in een waskom en begon Hij de voeten van zijn leerlingen te wassen” (Johannes 13,4-5), met de verklaring: “als Ik, jullie Heer en meester, jullie voeten heb gewassen, dan behoren jullie ook elkaar de voeten te wassen. Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie heb gedaan” (Johannes 14,14-15).

Daarbij stopt deze dienstvaardigheid niet. Jezus voert ze op tot het geven van zijn leven voor het heil van alle mensen. Hij drukt het uit in de beeldspraak van zijn tijd. Hij zal zijn leven geven ‘als losgeld’, wat betekent dat hij de prijs zal betalen voor de zonden van de mensheid. Die gave van zijn leven ‘voor velen’ (v. 45), betekent ‘voor alle mensen zonder uitzondering’.
Marcus ontleent deze beeldspraak aan de mysterieuze figuur van de ‘lijdende dienaar’ waar Jesaja het over heeft: “Waarlijk, hij heeft zichzelf tot een zoenoffer gemaakt, hij zal zijn nakomelingen mogen zien … Vanwege het doorstane lijden zal … mijn dienstknecht de velen rechtvaardigen” (Jesaja 53, 10-11).

Jezus legt het accent op de heel originele opvatting die hij heeft van de macht in zijn Kerk. Ze is dienst. Het woord ‘dienstknecht’ (Grieks: diakonos, v. 43) dat Hij gebruikt, versterkt Hij nadien met het woord ‘slaaf’ (Grieks: doulos, v. 44). In de dienst, zal men zich als een slaaf overleveren aan de wil van de andere. Wat Jezus wil is wel het tegenovergestelde van alle heerszucht.