Loading...
 

2e zondag van de advent A - 2e lezing

Romeinen 15, 4-9: Vorm een eenheid

De tekst

Dichter bij de tijd

Alles wat lang geleden opgeschreven werd in de Bijbel,
werd opgeschreven om ons iets bij te brengen.
Dankzij de moed en troost die wij eruit putten, leven wij in hoop.

Ik bid dat God, die moed en vertroosting schenkt,
jullie helpt om in harmonie te leven met elkaar in de geest van Christus Jezus.
Dan kunnen jullie één van hart en uit één mond
God verheerlijken, die de Vader is van onze Heer Jezus Christus.

Aanvaardt elkaar daarom als leden van een gemeenschap,
zoals ook Christus ons in zijn gemeenschap heeft aanvaard,
om zo God te eren.

Eigenlijk wil ik dit zeggen:
Christus is een dienaar geweest van het Joodse volk,
Hij moest de beloften van God aan de aartsvaders realiseren.
Maar ook wie geen jood is moet God verheerlijken om zijn barmhartigheid.
Want dit staat in de Bijbel:
‘Daarom zal ik U loven onder de heidenen
en uw naam met psalmen bezingen.’



Stilstaan bij ...

Schrift
Met 'Schrift' bedoelt Paulus de joodse Bijbel zoals hij, Jezus en alle eerste christenen die toen kenden. Die Bijbel bestond uit - wat wij nu noemen - het Oude Testament.





Bij de tekst

Paulus

Klik hier voor meer informatie over Paulus.



De brief aan de christenen van Rome

In Rome leefde een grote groep christenen van Joodse en heidense afkomst. Ze waren verspreid over verschillende huisgemeenten. Paulus wilde naar Rome gaan om van daaruit en met hun hulp, verder naar Spanje te gaan. Zijn brief aan de christenen in Rome is een van zijn laatste brieven.

In die brief stelt Paulus zichzelf voor als dienaar van het goede nieuws waarvan hij de inhoud beschrijft. De kern ervan is: God wil de mensen redden door Jezus Christus. De weg waarlangs die redding verloopt is het geloof in Jezus Christus. Dat geldt voor Joden én voor niet-Joden, zonder onderscheid. Dit hangt samen met Paulus’ ideaal van de eenheid van alle christenen: alle christenen zijn op dezelfde manier kinderen van God, ze hebben hun oude ‘ik’ achter zich gelaten, ze zoeken niet meer hun eigen eer en succes, maar alleen de eer van God.

De brief aan de Romeinen is anders dan de andere brieven van Paulus, die gingen naar zijn ‘eigen’ gemeenten. Daarin zag Paulus zichzelf als de spirituele vader van de christenen in die kerken en sprak ze ook zo toe.
In de brief aan de christenen in Rome stelt hij zich bescheidener op, omdat hij niet vertrouwd is met hen.



Hoofdstukken 14-15

Paulus gaat in op een concrete situatie in Rome die het ideaal van de christelijke eenheid in de weg staat: er wordt ruzie gemaakt over wat men mag eten. Hij wil de eenheid van de christenen in Rome redden en versterken. Alle mensen die ‘één in Christus’ zijn, staan op dezelfde manier tegenover God. In die eenheid zijn de verschillen onder elkaar ondergeschikt.

In Romeinen 15,1 pakt hij de draad van 14, 1 op en beschrijft hij het ideaalbeeld van de kerk. Tegenover ‘geen ruzie maken over dat soort verschillen’ (14, 1-2) plaatst hij: ‘Wij moeten hen helpen, en niet bezig zijn met wat goed is voor onszelf’ (15, 2).
Het element ‘zorg ervoor dat zij welkom zijn’ (14, 1) wordt: ‘Jullie moeten elkaar vol liefde accepteren, tot eer van God. Want ook Christus heeft jullie allemaal vol liefde geaccepteerd.’ (15, 7).



Eenheid van alle christenen

Paulus wijst er voortdurend op dat alle christenen op dezelfde manier voor God staan: ze worden gered langs de weg van het geloof, de basis van de eenheid van de christenen. Er is één Heer, die allen dienen (14, 4), één God die allen oordeelt (14, 12) en één Geest die allen leidt (14, 17).





Suggestie

Grote kinderen

VERTELLEN

Samen sterk

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 33)

Er was eens een man die drie zonen had.

Op een dag zei hun vader:
‘Breng me zoveel takken
als jullie kunnen dragen!’
De jongens renden het bos in
en keerden na een tijd terug
met een bos takken.
‘Neem elk één tak,’ zei de vader,
‘en probeer hem te breken.’
‘Da’s gemakkelijk’ zeiden de jongens,
en ze braken hun stokken in twee.
‘Bind nu alle stokken samen met een touw,’
zei de vader,
‘en probeer dan die bussel te breken.’
Ze probeerden het om beurt,
maar de takken
die afzonderlijk zo gemakkelijk te breken waren,
waren samengebundeld zo sterk als staal.

‘Wel,’ zei hun vader,
‘wat jullie met deze stokken deden,
kan ook met jullie gebeuren.
Als je alleen voor jezelf opkomt,
kan men je gemakkelijk aanvallen en breken.
Maar samen
zijn jullie zo sterk als deze bussel takken.’

Naar een verhaal van Aesopus