Loading...
 

2e zondag van de veertigdagentijd A - eerste lezing

Genesis 12, 1-4a: De roeping van Abraham

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 25)

De Heer zei tegen Abram: ‘Ga weg uit je eigen land en ga weg van je familie. Ik zal je zeggen naar welk land je moet gaan. Ik zal je zo veel nakomelingen geven dat ze een groot volk worden. Ik zal je rijk en gelukkig en beroemd maken. Jij zult ook anderen gelukkig maken. Als de volken op aarde elkaar geluk toewensen, zullen ze zeggen: ‘Ik hoop dat je net zo gelukkig wordt als Abram.’
Ik zal goed zijn voor de mensen die goed zijn voor jou. Maar de mensen die jou slecht behandelen, die zal ik straffen.’
Abram deed wat de Heer gezegd had.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op een dag zei God tegen Abram:
Trek weg uit je land, je stam en je familie,
en ga naar het land dat Ik je zal tonen.
Ik zal een groot volk van je maken.
Ik zal je zegenen en je naam groot maken,
zodat je een zegen zult zijn.
Ik zal zegenen die jou zegenen,
maar die je versmaadt zal Ik vervloeken.
Alle volken op aarde zullen willen gezegend worden zoals jij. '
Toen ging Abram weg zoals de Heer hem had gevraagd.



Stilstaan bij ...

Zeggen
Wat God zegt, is eerder een vraag. Dat God mensen zo aanspreekt, komt regelmatig voor in de Bijbel: Mozes wordt geroepen om het volk van God uit Egypte te leiden; Samuel, Jeremia, Jesaja, Hosea ... worden geroepen om de mensen in zijn naam toe te spreken.
Het zijn steeds verhalen waarbij de mens ervaart dat God hem roept naar een leven dat meer beantwoordt aan wat God wilt, aan wat Hij droomt voor de mens.

Abram / Abraham
Abraham leefde rond 2000 voor Christus. Met hem begint de eigenlijke geschiedenis van het joodse volk. Daarom wordt hij hun stamvader genoemd. De verhalen over hem, werden verzameld in het boek Genesis rond 1000 voor Christus, toen David koning van Israël was.
Aanvankelijk heeft de Bijbel het over Abram, later over Abraham. Die naamswijziging valt samen met het ingaan op de roep van God.

Zowel joden, christenen als moslims zien Abraham als hun stamvader:
. voor de joden begint met hem het joodse volk
. voor christenen is hij hun geestelijke voorvader. Paulus noemt hem ‘de vader van het geloof’. (Romeinen 4; Galaten 3, 7)
. volgens moslims werd de Kaäba in Mekka door Abraham gebouwd, samen met zijn zoon Ismaël, de voorvader van de Arabieren.

Trek weg
Deze roep van God om het vertrouwde land te verlaten, staat niet los van de belofte die God doet: ‘Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken.’
Joodse schrijvers interpreteren dit vertrek als een breuk met de afgodendienst: Abraham verlaat het land van zijn voorouders om de ene God te volgen.
Die roep van God herinnert ook aan het gedwongen vertrek uit Juda, bij het begin van de ballingschap én aan het vertrek uit Babylonië bij het einde van de ballingschap. Want veel Judeeërs twijfelden om terug te keren. Ze hadden intussen een leven in Babylonië opgebouwd en vroegen zich af of ze wel een nieuwe start konden / wilden maken in een land waarvan ze intussen vervreemd waren.

Land
Dit land wordt later het ‘Beloofde Land’ genoemd.

Land, stam, familie
Drie banden worden verbroken. Omdat Abram en Sarai geen kinderen hadden, betekende dat dat niemand voor hen zou zorgen als ze oud waren. Abram zette dus heel wat op het spel als hij zijn familie achterlaat en verder trekt.

Zegenen
(Lat. : bene-dicere = het goede aanzeggen)
Iemand alle geluk toewensen.
Als God iemand geluk toewenst, heeft dat in het Oude Testament meestal te maken met het leven: vruchtbaarheid, 'leven'skracht, voorspoed.

Vervloeken
Iemand kwaad toewensen.

Heer
Gewoonlijk is ‘Heer’ een respectvolle manier om iemand aan te spreken. De joden gebruiken het woord ‘Heer’ ook wanneer ze over God spreken. Want uit eerbied voor God willen ze zijn eigen naam
niet gebruiken.





Bij de tekst

Als je deze tekst vertelt ...

... vergeet dan niet dat die al heel oud is, waardoor heel wat elementen die het individu ‘Abraham’ konden kleuren, vervaagd zijn, zodat Abraham nu een supergelovige lijkt.

... maak dan van Abraham geen supermens, noch een supergelovige. Hij is een man die durft te vertrouwen.

... leg ook niet teveel nadruk op wat hij moet achterlaten en de pijn die dit kan doen ... de Bijbel zegt daar niets over.

... vergeet dan niet dat de verhalen van Abraham meer willen doen dan te informeren wie hij was en wat hij deed. Joden vertellen deze verhalen om duidelijk te maken: zo zijn we begonnen. Als een volk dat van het begin af rekening hield met de aanwezigheid van God.



De tekst in zijn context

De vernietiging en de verspreiding van de mensen ziet de Bijbel als een middel dat God gebruikt om de mens terug te brengen binnen de grenzen waarvoor hij geschapen was.
In tegenstelling tot Genesis 2-9, waar God na elke straf steeds opnieuw begint met de mensen (zonde en straf waren nooit zijn laatste woord), lijkt de straf van God naar aanleiding van de bouw van de toren van Babel uitzichtloos voor de mensheid. Daarom is het verantwoord Genesis 12, 1-3 te lezen als het vervolg op Genesis 11,1-9, want God blijft zijn verbond met de mensen trouw, ook als de mens Hem verloochent. De roeping van Abraham toont de zorg van God voor het geluk van alle mensen.

StructuurAdam en EvaKaïn en AbelNoachToren van Babel
Kwaadeten van de boom van kennis van goed en kwaadKaïn doodt Abel uit jaloersheidGewelddadigheid van de mensHoogmoed
StrafEva: pijnlijke bevalling; Adam: hard werk. Ze worden uit het paradijs gezetKaïn moet weg van de grond die hem voedtZondvloedTaalverwarring
God laat de mens niet losmaakt kleren uit dierenhuidenKaïnstekenGod maakt alles droog; Regenboog?
Abraham krijgt de kans om opnieuw te beginnen




Historische achtergrond

Rond de 18e / 17e eeuw voor Christus vestigden zich in Kanaän verschillende nomadenstammen met Abraham, Isaak, Jakob, Israël ... als clanhoofden. Ze waren een soort sjeiks die in familieverband (getrouwde zonen, knechten en meiden met hun kinderen) van de ene plaats naar de andere trokken met hun kudden (vooral schapen en geiten). Dit rondtrekken zag de leider of de groep als een bevel van de godheid. Zo werd het risico dat aan zo'n opbreken verbonden was, beschermd door een goddelijk bevel.



Ontstaan van de tekst

De meeste verhalen van Abraham werden verteld in de koningstijd, toen het volk gesetteld was en ze zich realiseerden dat ze niet altijd landbouwers waren en afstamden van nomaden en herders, een tijd die werd voorgesteld als een model van leven. ('Goede oude tijd')

Na de Babylonische ballingschap herlazen de ballingen uit Juda die verhalen tegen de achtergrond van hun toenmalige situatie: zonder land, zonder koning en zonder tempel. Ze bleken nietig en zwak te zijn en ontrouw aan het verbond met God. In die context herlazen ze de oude teksten als verhalen waarin de hoop werd verwoord om terug te keren naar hun land, het te herstellen en hun verbond met God te hernieuwen.



De God van Abraham

Typisch voor nomaden is dat hun god gebonden is aan de clan, niet aan een plaats (Bijvoorbeeld: een tempel). Die god trekt met de clan mee en zorgt er voor. Hij wijst weidegronden aan, maakt de familie talrijk en sterk en doet beloften.

Later kwamen de profeten steeds terug op dit dynamische beeld van God, tot en met Jezus Christus. die zegt dat men God niet moet aanbidden in een of andere tempel, maar in geest en waarheid.

Elke clan had zijn 'God-van-onze-voorvader' of 'God-van-onze-sjeik'. (Bijvoorbeeld: 'De god van Abraham') Hiermee drukte men uit dat God verbonden was met het hoofd van de clan en door hem heen met alle leden van de clan. Elke nieuwe sjeik 'erfde' de god van de clan over van zijn stervende vader en had er op zijn beurt ervaringen mee die in de lijn lagen van die van zijn vader.

Wanneer de verschillende nomadenstammen in Kanaän kwamen, namen ze de plaatselijke God El over en sloten een verbond met elkaar. Toen zij 'broeders' werden, vertelden ze over hun respectievelijke voorouders alsof ze verwanten waren: Abraham werd de vader van Isaak en de grootvader van Jakob, die gelijkgesteld werd met Israël. Over God spraken ze dan als de 'God van onze vaderen'.



Betekenis

. Israël ervaart de aanwezigheid van God in de geschiedenis van Abraham.
. In dit verhaal wordt voor het eerst het geloof in één God uitgesproken.
. Deze tekst ligt aan de basis van de titel 'Vader van het geloof', die Abraham kreeg. Hij durfde het aan zijn stad en land te verlaten, vol vertrouwen op God die hem ten goede zou leiden.
. Telkens als iemand ingaat op de zin 'Trek weg uit uw land, uw stam, uw familie...' ontstaat er een nieuw Abraham-verhaal. Zo kun je Abraham zien in: Mother Teresa, Roger Schutz, Pater Damiaan ...


Soort verhaal

Dit verhaal wordt een roepingsverhaal genoemd. Dat van Abraham is herleid tot zijn kern: God roept Abraham naar het Beloofde Land en Abraham gaat in op die roep. Elke mogelijke individuele inkleuring ging verloren door het vele vertellen en doorvertellen. Een groot verschil met het roepingsverhaal van Mozes waarin men kennismaakt met de aarzelingen en twijfels van Mozes.





Suggesties

Kleine kinderen

DOEN

Het Beloofde Land

De kinderen bedenken hoe het Beloofde Land eruit ziet.
Daarna zoeken ze in tijdschriften naar kleuren en voorwerpen die kunnen helpen om dit Beloofde Land te illustreren.



Kleuren

Maak gebruik van deze tekening.





EXTRA

Klik hier om informatie en suggesties te vinden bij een iets ruimere Bijbeltekst over God die Abraham roept.





Grote kinderen

VERDIEPEN

In de voetsporen van Abraham ...

(Bron: 'Regenboog 3a' p. 42)

Footsteps

Elk kind lijnt een voet af op een blad papier of karton en knipt die 'voetstap' uit.
Leg uit: 'Wie gelovig is droomt van 'een land', van een wereld die er komt als mensen opstaan en aan de slag gaan.
Willen we eens nadenken over 'dat land', waar we naartoe willen trekken.
- Hoe droom je dat land?
- Hoe zou die wereld er voor jou kunnen uitzien?
- Wat is je diepste wens? Denk daar eens over na en schrijf die wens, die droom op je voetstap.





INLEVEN

Abraham neemt mee ...

Nadat je over Abraham verteld hebt, laat je de kinderen in een kring een voor een zeggen:

Zeg eerst voor:
'Abraham gaat naar het Beloofde Land en hij neemt mee: (bv.) een tent
Kind 1 zegt 'en' en vult aan:
'Abraham gaat naar het Beloofde Land en hij neemt mee: een tent, (bv.) een kameel
Kind 2 zegt 'en' en vult aan:
'Abraham gaat naar het Beloofde Land en hij neemt mee: een tent, een kameel, (bv.) zijn vrouw
Kind 3 ...

Voorbeelden om verder in te vullen: zijn neef, een schaap, geiten, eten, dekens, vuur ...

Deze activiteit is een speelse werkvorm die de kinderen doet inleven in wat zo'n 'verhuis' met zich kan meebrengen, maar onrechtstreeks ook in wat men moet achterlaten.



TIPS
. Met kinderen die 10 jaar en ouder zijn, kun je dezelfde activiteit overdoen met de vraag om erop te letten dat wat Abraham meeneemt dingen zijn die niet te zien zijn, maar toch heel belangrijk.
Bespreek best even vooraf met de kinderen wat dit kan zijn.
Bijvoorbeeld: vriendschap, liefde, eerlijkheid, rechtvaardigheid, solidariteit, verdraagzaamheid, vrede ...
Het spel is dan een speels hulpmiddel om deze woorden in het geheugen vast te zetten.

. Het gaat er in deze activiteit vooral om dat kinderen zich realiseren dat men niet zomaar alles achterlaat.





SPREKEN MET BEELDEN

Het 'land' van God

Dit verhaal van Abraham zegt iets over geloven: het is wegtrekken uit 'zijn eigen' land om te gaan wonen in het land van God.
Omdat men van het 'land van God' heel vaak 'zijn eigen' land maakt, worden mensen telkens opnieuw opgeroepen om weg te trekken.





EXTRA

Klik hier om informatie en suggesties te vinden bij een iets ruimere Bijbeltekst over God die Abraham roept.





Jongeren

VERTELLEN

Abraham en God

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode, 2007, p. 69)

Toen Abraham, de stamvader van de joden, geboren werd,
vluchtte zijn vader met hem in een grot,
omdat Nimrod, een wrede koning, hem wilde doden.
Want men had aan Nimrod gezegd:
‘De nakomelingen van Abraham zullen uw volk veroveren.’
Daarop besloot Nimrod alle jongens te doden.

Abraham zag jarenlang geen daglicht.
Toen hij voor het eerst de zon zag, riep hij verbaasd:
‘Zoveel licht kan alleen diegene verspreiden
die de wereld regeert!’
En Abraham boog diep voor de zon.

Maar ’s avonds ging de zon onder.
Aan de hemel verscheen de maan, begeleid door sterren.
Abraham dacht: ‘Ik heb me vergist.
Dit licht is machtiger.
Het is wel kleiner en zwakker dan het vorige,
maar het wordt door duizenden stralende helpers begeleid.’
Abraham hief de handen op naar de hemel
en prees de maan.

Toen het morgen werd,
verdween de maan en kwam de zon weer op.
‘Wat vreemd,’ dacht Abraham,
‘die twee lossen elkaar precies af.
Ze zijn zeker het eigendom van een macht,
die sterker is dan zij,
een groot heerser,
aan wie alles onderworpen is.’

Zo ontdekte Abraham God.
Maar hij zei er niets over aan niemand.
Ook niet aan zijn vader.

Naar een joods verhaal



Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 4 maart 2020, p. 1)

In de godsdiensten van de naburige landen van Israël,
vereerden de mensen natuurfenomenen als een god:
ze vereerden zon, maan, planeten, regen, vruchtbaarheid ...
Men bouwde tempels, bracht offers en organiseerde feesten voor die goden
om ze gunstig te stemmen en om weldaden te bekomen.

De Israëlieten hadden een heel andere kijk op God.
Dit kun je merken aan het scheppingsverhaal dat ze vertelden.
Daarin worden zon en maan door God geschapen
als lampen aan de hemel om tijd en belangrijke feesten aan te duiden.
God was voor hen Diegene dit alles in gang zette en in gang houdt.

Deze visie heeft gevolgen voor de manier waarop met leven wordt omgegaan.
De Bijbel maakt dit duidelijk met een bijzonder verhaal
over God die aan Abraham vraagt om zijn zoon Isaak te doden
als offer voor Hem.
Abraham ging op die vraag in zonder te verpinken
en ging samen met zijn zoon een berg op om hem te offeren.

Nu vinden wij zo'n opdracht onmenselijk en zelfs een reden
om niets meer met zo'n God te maken te willen hebben.
Maar in het land, waar Abraham naartoe was gegaan,
was het gewoon om de eerstgeborene te doden en aan een god te offeren,
om zo de vruchtbaarheid van de vrouw of de kudde bewaren.

De profeten in het Oude Testament verzetten zich hier heel fel tegen,
omdat dit niet strookte met hun geloof in God als schepper van alle leven.
Daarom vertelden ze dat toen Abraham de opdracht kreeg
om zijn zoon te offeren
een engel uit de hemel riep dat God dit niet wilde.

Toen zag Abraham een ram en droeg dat als offer op in plaats van zijn zoon.
Wanneer het gebruik van de kinderoffers in de vergetelheid was geraakt,
werd dit een bijzonder vreemd en wreed verhaal
en trok men bij het vertellen ervan dan maar de aandacht
op het sterke geloof van Abraham in God.

Maar de God die Abraham toen heeft ontdekt,
was een God is die geen offers wil krijgen.
Hij wil dat mensen voluit konden leven: rechtvaardig en eerlijk.
Niet de dood, maar het leven heeft het laatste woord.
Dit is het wat met Pasen gevierd wordt.



Abraham wil weg

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 79)

Abraham zat in de winkel van zijn vader Terach.
Hij verkocht beelden en beeldjes van de goden in zijn land.
Maar Abraham had daar zo zijn bedenkingen bij:
‘Stel je voor: iemand van zestig jaar koopt zo’n beeldje...
Toch wel zielig dat zo iemand buigt
voor een beeldje dat maar een paar dagen oud is.’

Op een dag kwam er een vrouw in de winkel.
Ze had een mandje brood bij zich.
‘Abraham, wil je dit brood aan de goden geven?’ vroeg ze.
Toen de vrouw weg was, stond Abraham op.
Hij nam een hamer en sloeg alle beelden stuk, behalve de grootste.
Voor dat beeld legde hij zijn hamer.

’s Avonds kwam zijn vader terug. Hij zag de brokstukken.
‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg hij.
‘Een vrouw kwam met een mandje brood’, zei Abraham.
‘Ze vroeg me om het brood te geven aan de goden.
Maar toen ik dat deed, zei elk beeld: “Ik wil het eerst eten.”
Dan stond de grootste beeld op en sloeg met een hamer alle andere stuk.’

'Wat probeer je me toch wijs te maken?' zei zijn vader Terach,
‘Beelden kunnen niet denken
en spreken kunnen ze ook niet!’
‘Luister even naar wat je zelf zegt’, zei Abraham,
‘als godenbeelden niets kunnen,
waarom moeten wij ze dan aanbidden?’

Met grote stappen liep Abraham naar zijn eigen huis.
‘Kom’, zei hij tegen zijn vrouw Sara, ‘we gaan hier weg!'
'We gaan naar een land, waar de echte God woont.’
Ze pakten al hun bezittingen bijeen
en vertrokken de dag nadien vroeg in de morgen.
Ze gingen op weg naar dat land.

(naar Midrasj Bereishit 38, 13)



Overweging bij het verhaal
C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 8 maart 2017, p. 1

Het verhaal hierbij is een midrasj.
Dat is verhaal dat joodse rabbijnen vertellen
om de Bijbel beter te kunnen verstaan.
Met deze midrasj over Abraham probeerden ze een antwoord te geven
op de vraag waarom Abraham op een dag uit zijn land wegtrekt.

Geconfronteerd met de vele vluchtelingen naar Europa,
kunnen we ons daar nu gemakkelijk een voorstelling bij maken.
Misschien was er hongersnood in het land waar Abraham woonde,
of was er niet genoeg graasland voor de dieren …
of waren er overstromingen, of oorlog, of …

Waarom Abraham uiteindelijk uit zijn land wegtrok …
daar kan men nu alleen maar naar gissen.
Maar de Bijbel zag er wel altijd de hand van God in
en vertelt dat Abraham beantwoordde aan de opdracht van God:
‘Trek weg uit je land, en ga naar het land dat Ik je zal tonen.’

Joodse rabbijnen vonden die tekst in de Bijbel
heel waarschijnlijk veel te beknopt.
Daarom vertelden ze in een nieuw verhaal waarom Abraham weg wou.
Een geschikte gelegenheid om het over geloven te hebben,
zullen ze gedacht hebben.

Voor Abraham was geloven niet zomaar
zonder nadenken een beeld vereren en daar offers voor brengen.
Hoe mooi beelden ook kunnen zijn,
het blijven voorwerpen die door mensenhanden gemaakt zijn.
God was voor Abraham een levende God.

De hele Bijbel door wordt dit als refrein herhaald:
God is een God die leven wil:
een kwaliteitsvol leven zonder onderdrukking,
zonder ziekte of handicap
zelfs een leven over de dood heen.



Abraham over God

(C. LETERME, Bewerking van een tekst in de ‘Apokalyps van Abraham’, 1e eeuw na Christus)

Abraham zei tegen zijn vader Terach:

‘Vader, vuur is veel belangrijker
dan je goden van hout of goud
want vuur kan ze verbranden of doen smelten.

Toch noem ik God geen vuur
want water overwint het vuur
en doet vruchten op aarde bloeien.

Toch noem ik God geen water,
want water sijpelt weg in de aarde
of droogt op in de zon.

Toch noem ik God geen zon,
want als de nacht komt
wordt ze helemaal duister.


Luister vader,
laat me je vertellen over de God die alles schiep,
die de zon maakte van goud,
die de aarde liet opdrogen middenin het water
en die daartussen de mens plaatste.’





Overweging

Paul Kevers

God roept Abraham

(P. KEVERS in Samuel Plus, Uitgeverij Averbode, januari 2007)

Abraham gelooft in één God en niet in vele goden zoals men dat vroeger deed. God roept hem naar een land dat Hij hem belooft.
Het korte verhaal over de roeping van Abraham is zeer rijk aan inhoud en bevat eigenlijk heel de Bijbel in een notendop.
God wordt ervaren als een stem die mensen aanspreekt. Een stem die opklinkt uit heel concrete ervaringen en die ook beluisterd kan worden in het innerlijke van de mens. Die stem is een oproep: 'Trek weg uit uw land', maar ook een belofte: 'Ik zal een groot volk van u maken, Ik zal u zegenen'. God treedt men mensen in gesprek. Hij wil verbondenheid.
Hij is 'een woord dat antwoord vraagt'. Het verhaal laat ook zien wat geloven is. Abraham gaat op weg en vertrouwt zich toe aan de Stem.

Geloven is wegtrekken uit vastgeroeste situaties, in het besef dat dit Gods wil is, en op weg gaan in het vertrouwen dat God gids en zegen zal zijn. Abraham gaat in op Gods roeping. Zo wordt hij de eerste van een langer rij gelovigen, 'die vertrokken zonder te weten waarheen, maar die uitzagen naar de stad met fundamenten (brief aan de Hebreeën 11, 8-10).
Ten slotte biedt dit verhaal uit het eerste Bijbelboek al uitzicht op wat er verderop in de Bijbel zal gebeuren. Het verhaal van de Bijbel begint als een familiegeschiedenis. In de tijd van Mozes en de uittocht wordt het de geschiedenis van het volk Israël ('Ik zal een groot volk van u maken'). In de tijd na de ballingschap en in het Nieuwe Testament wordt het een verhaal dat heel de mensheid aangaat ('Door u zal zegen komen over alle volken der aarde').