Loading...
 

31e zondag door het jaar A - eerste lezing

Maleachi 1, 14b-2,2b.8-10: Kritiek op de priesters

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1514)

Want ik ben een machtige koning, en alle volken hebben eerbied voor mij.’ Dat zegt de machtige Heer. (…)

Ik zal jullie straffen en ongelukkig maken. En ik zal ook jullie kinderen straffen. Ja, ik zal jullie zeker straffen, want jullie willen toch niet luisteren! Ik zal het afval van jullie offers in je gezicht gooien, en jullie wegjagen uit mijn tempel.’(…)

Jullie zijn geen goede priesters, en jullie leven niet zoals je voorvader Levi. Jullie leven niet zoals ik het wil. Door jullie woorden hebben veel mensen slechte dingen gedaan. Jullie houden je niet aan mijn regels, jullie behandelen de mensen niet gelijk. Daarom zal ik zorgen dat niemand meer respect voor jullie heeft.’ Dat zegt de machtige Heer.

We hebben allemaal dezelfde vader, want we zijn allemaal gemaakt door dezelfde God. Maar toch zijn we niet trouw aan elkaar en niet trouw aan God. Want we houden ons niet aan de regels die hij aan onze voorouders gegeven heeft.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

‘Ik ben een machtige koning,’ zegt God.
‘Alle volken hebben eerbied voor Me.

Daarom geldt dit besluit voor jullie, priesters:
Wanneer jullie niet luisteren
en wanneer jullie geen eerbied hebben voor mijn naam
- zegt Jahwe van de machten -
dan zal Ik jullie vervloeken.
dan vervloek Ik de zegen die Ik jullie heb gegeven.
Jullie zijn van de weg afgeweken.
Door jullie woorden zijn veel mensen slecht gaan leven.
Jullie hebben zich niet gehouden aan het verbond met Levi,
- zegt God van de machten.
Daarom zal Ik zorgen dat jullie het hele volk jullie minacht,
want jullie hebben mijn wegen niet bewandeld
en in jullie woorden hebben jullie de mensen naar de ogen gezien.’

Hebben we niet allen dezelfde vader?
Heeft niet dezelfde God ons geschapen?
Waarom bedriegen we dan elkaar
en schenden daarmee het verbond,
dat God met onze voorouders sloot?



Stilstaan bij …

De zegen die aan u gegeven is
Hiermee wordt verwezen naar de materiële goederen die aan de Levieten werden gegeven.

Levi
Levi was de derde zoon van de twaalf zonen van Jakob. Zijn moeder was Lea.
De stam Levi was de enige van de twaalf stammen van Israël die geen grondgebied bezat in het Beloofde Land. In plaats daarvan zorgden de Levieten voor het heiligdom. Tijdens de Uittocht uit Egypte was dat de tabernakel, de tent waarin de ark van het verbond werd bewaard en bij iedere tussenstop terug moest opgebouwd worden.
Na de vestiging in het Beloofde Land was dat de tempel te Jeruzalem, waar ze als bewakers, schatbewaarders of musici werkten.

Dezelfde vader
Hiermee wordt God bedoeld. Hij ligt aan de basis van de onderlinge solidariteit van de Judeeërs.
Dat God ‘Vader’ genoemd wordt, komt zelden voor in het Oude Testament omdat men waarschijnlijk elke associatie met vadergodheden van omringende religies wilde vermijden. Hun gedrag was niet te vergelijken met het beeld van God dat men in de Bijbel had.





Bij de tekst

Maleachi

(= Hebreeuws: ‘mijn bode’)
Deze profeet in het Oude Testament is een grote onbekende.
Dat dit profetenboek de naam Maleachi draagt, is gebaseerd op Maleachi 3, 1: ‘Let op, ik zal mijn bode zenden’.



Historische context

Het boek Maleachi, werd waarschijnlijk geschreven na de Babylonische ballingschap, rond 450 voor Christus. De Judeeërs werden toen geregeerd door een Perzische gouverneur (Maleachi 1, 8). Hoewel de tweede tempel klaar was (515 voor Christus), boette de eredienst in aan belang. Men was ook erg teleurgesteld: de verwachtingen die profeten in ballingschap wekten, waren niet uitgekomen. Daarom werd getwijfeld aan de liefde van God voor Israël en vroeg men zich af of het nog nuttig was om God te dienen en zijn voorschriften te onderhouden.



Kritiek op de priesters

De profeet Maleachi zegt dat de priesters, verbonden aan de tempel in Jeruzalem, geen eerbied voor God hebben. Ze beantwoorden niet aan de verwachtingen van God: trouwe dienst en betrouwbare verkondiging van de Tora.
De offers die ze brengen zijn gestolen, kreupele zieke dieren (Maleachi 1, 13). Volgens hen heeft dit toch geen belang. Maar zo schieten ze tekort als priesters.
Met zijn kritiek wil de profeet dat ze van levenshouding veranderen om te komen tot een eerlijke relatie met God. Dit uit zich in hoe ze God dienen en hoe ze met de medemens omgaan.