Loading...
 

32e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 12, 38-44: Jezus en de arme weduwe

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1603-1604)

Jezus gaf de mensen deze les: ‘Pas op voor de wetsleraren! Zij lopen graag rond in deftige kleren. Ze willen beleefd gegroet worden op straat. Ze willen de beste plaatsen hebben in de synagoge. En ze willen de mooiste plaatsen krijgen bij een feestelijke maaltijd. Ze doen net alsof ze uren aan het bidden zijn. Maar intussen pakken ze het bezit van weduwen af. God zal de wetsleraren extra streng straffen.’

Jezus ging in de tempel bij de geldkist zitten. Hij keek hoe de mensen geld in de kist deden. Veel rijke mensen gaven veel geld. Er kwam ook een arme weduwe. Zij deed twee muntjes in de geldkist. Die waren bijna niets waard.
Toen riep Jezus zijn leerlingen bij zich en zei: ‘Luister goed naar mijn woorden: Die arme vrouw heeft het meest gegeven van allemaal. Want de anderen gaven een deel van het geld dat ze overhadden. Maar die vrouw gaf geld dat ze niet kon missen. Ze gaf al het geld dat ze had, alles waarvan ze moest leven.’



Dichter bij de tijd

(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 12, 38-44)

Op een dag gaf Jezus les in de tempel.
Hij zei: ‘Let op voor de schriftgeleerden.
Ze lopen graag in lange kleren rond,
ze laten zich groeten op de markt,
ze willen op de belangrijkste zetels in de synagoge zitten
en op de ereplaatsen bij een maaltijd.
Maar intussen slokken ze de huizen van weduwen op,
terwijl ze voor de schijn lange gebeden opzeggen.
Zij zullen strenger beoordeeld worden dan anderen.’

Jezus ging zitten tegenover de offerkist in de tempel.
Hij zagt hoe de mensen kopergeld in de offerkist gooiden.
Veel rijken gooiden er veel in.
Er kwam een arme weduwe. Ze gooide er twee muntjes in.
Jezus riet zijn leerlingen bij zich en zei: ‘Je mag er zeker van zijn:
die arme weduwe gooide meer in de offerkist dan alle anderen.
Want de anderen gooiden er iets in van hun overvloed,
maar zij gooide er van haar armoede alles in wat ze had,
het geld waarvan ze moest leven.’



Stilstaan bij …

Schriftgeleerden
Schriftgeleerden waren vooraanstaande leraars in Jezus’ tijd. Ze bestudeerden de Wet, en waren de geestelijke leiders van het volk.
Naast de geschreven wet, hielden ze zich ook aan de mondelinge overlevering. Zij stonden hoog in aanzien bij de mensen.

Synagoge
(Grieks = bijeenkomst, vergadering)
In een synagoge komen joden bijeen om te bidden (God loven en danken) en de Bijbel (het woord van God) te bestuderen. Synagogen ontstonden tijdens de Babylonische ballingschap, toen de joden niet meer naar de tempel in Jeruzalem konden gaan. Synagogen zijn niet alleen religieus, maar ook sociaal gezien een belangrijke plaats.
In de tijd van Jezus was een synagoge een eenvoudig gebouw, met als belangrijkste meubel een kast, Ark genoemd, die vooraan stond in de richting van Jeruzalem. In die kast bewaarde men de boekrollen van de Bijbel. Verder was er een verhoog, waarop een tafel of een lessenaar stond. Daar werd uit een boekrol voorgelezen. Tegen de muren stonden banken waarop de vooraanstaande mannen uit de gemeente zaten. De andere mannen zaten op de grond. Vrouwen gingen in die tijd niet naar de synagoge.

Weduwe
In de Bijbel is een weduwe kwetsbaar, arm en hulpeloos: ze was aangewezen op de hulp van anderen. Volgens de wetten van Mozes moesten de Israëlieten goed voor weduwen zorgen. Zo moesten ze tien procent van hun oogst aan weduwen en andere arme mensen geven. Ook mochten ze mee-eten van sommige offers in de tempel.
Had een weduwe kinderen, dan moesten die zorgen voor haar levensonderhoud. Had ze er geen, dan kon ze eventueel trouwen met een broer van haar man (leviraatshuwelijk), anders keerde ze terug naar het huis van haar ouders.
De Bijbel spreekt meestal over weduwen samen met twee andere sociaal zwakke groepen: wezen en vreemdelingen.

Voorwaar, ik zeg u
Wat volgt op deze woorden is belangrijk voor wie leerling is van Jezus.

Offerkist
In het voorhof van de tempel waar de vrouwen binnen mochten, bevond zich een hal met dertien offerblokken in de vorm van een trompet. Hierin legden de joden hun offeranden neer (hout, offerdieren, wierook, geld ...) De priesters ontvingen het geld samen met de reden waarom men wilde offeren (= intenties). Ze deden dit zo luid dat wie in de buurt stond, kon horen hoeveel men gaf.

Penningen
De twee munten (lepta) die de weduwe in de offerkist gooide, hadden de waarde van 1 quadrans. Een quadrans was 1/40 van een denarie, een Romeinse zilveren geldstuk dat de waarde had van het dagloon van een arbeider.
Van twee lepta kon men een handvol meel kopen om daar brood voor één persoon voor één maaltijd van te bakken.
Het is wellicht niet zonder betekenis dat de weduwe twee geldstukken offerde: het was voor haar nog mogelijk te delen en de helft voor zich te houden.





Bij de tekst

Context

In de tekst die aan dit verhaal voorafgaat, hekelt Marcus de eerzucht van de Schriftgeleerden, hun hebzucht (uitbuiting van weduwen) en hun schijnheiligheid bij het bidden.
Omdat zij de leiders van het volk zijn en dus een grotere verantwoordelijkheid dragen, zullen ze strenger beoordeeld worden.
Het verhaal over de arme weduwe is met deze uitspraak verbonden door het trefwoord 'weduwe'.


Dit verhaal en de voorgaande tekst werken een contrastbeeld uit:
. Tegenover de hebzuchtige Schriftgeleerden die de woningen van de weduwen opslokken staat de arme weerloze weduwe.
. Tegenover de hebzucht en de schijnvroomheid van de rijken en de Schriftgeleerden staat de offervaardigheid van de weduwe die de waarde van een dagloon in een offerblok gooit.


In de volgende tekst kondigt Jezus de ondergang van de tempel aan. De tempel was dé ruimte voor de eredienst en de beleving van het geloof. Voor Jezus echter heeft 'gelovig-zijn' te maken met de edelmoedigheid van het hart. Dit zal de tempel overleven.



Betekenis

. De weduwe schenkt weg wat ze nodig heeft om te leven. Daarom offerde ze het meest, want de anderen gaven slechts van hun overvloed.

. De gave van de weduwe is een voorbeeld van ware godsdienstigheid: nl. totale beschikbaarheid voor God.

. Dit verhaal zegt iets over het lijden van Jezus: zoals deze weduwe alles gaf wat ze bezat en waar ze van leven moest, zo zal Jezus zichzelf wegschenken.

. Het oordeel van Jezus over de gift van de weduwe zegt iets over het Rijk van God: wat men doet wordt bepaald door de mogelijkheden waarover men beschikt.





Bijbel en kunst

ANONIEM


Jezus en de arme weduwe (6e eeuw na Christus)

5 Santapollinare Nuovo Ravenna

(Basiliek Sant'Apollinare Nuovo, Ravenna)
(Bron: Worldpress)


Ravenna (Italië) was de hoofdstad van het West-Romeinse Rijk van 402 tot de val van het rijk in 476.

De rechterhand van Jezus maakt duidelijk dat Hij iets zegt. Bovendien zagen christenen in die houding ook:
. de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (de duim, samen met de ringvinger en de pink)
. de mensenlijk en goddelijke natuur van Jezus (de wijsvinger en de middenvinger)
Later werd dit handgebaar ook gebruikt bij het zegenen ('benedicere' = iemand iets 'goed' (bene) '(toe)zeggen' (dicere)).

Let eens extra op de sandalen van Jezus en één van zijn leerlingen.





F. DE BOECK

Zelfgave
Zelfgave werd gemaakt in 1979. Het is 80 op 60 cm groot. Het is te zien in het Felix de Boeckmuseum, Drogenbos

Een man (Jezus?) zit gevangen in een gloeiende zeepbel.
Hij reikt naar het goddelijke, voorgesteld door het gloeiende rood.
In zijn handen kan men een houding van gebed zien, of een overgave aan iets dat hoger is dan hemzelf.
Hij biedt zichzelf aan; hij vraagt om vriendschap en genegenheid.
De man ligt met zijn hoofd op de knieën en maakt zich zo klein mogelijk, nederig als hij is.
Het licht komt van uit het midden van het schilderij.
God staat niet boven, maar midden tussen ons.





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Kleurvertelboekje

Kopieer dit kleurvertelboekje.
Vertel het verhaal met behulp van de tekst die bij de illustraties staat.
Nadien kleuren de kinderen het ‘boekje’.


TIPS
Kopieer het ‘boekje’ voor elk van de aanwezige kinderen. Nadien kunnen ze het meenemen naar huis om verder in te kleuren en het daar opnieuw te laten voorlezen.

Iets grotere kinderen kunnen al heel wat meelezen.





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Wie geeft het meest?

(C. LETERME in Samuel plus, uitgeverij Averbode 2009 nr 2)

De kinderen vertellen over hun verzamelingen autootjes, knuffels, strips ...
Ze vertellen waar ze het meest aan gehecht zijn en waarom.

Vertel daarna over Louise. Die heeft veel knuffels, wel zeven.
Ze geeft er één aan de actie ‘Speelgoed voor kinderen in nood’
Ralf heeft wel vijftig autootjes.
Wanneer Yannic ziek is, laat Ralf hem één autootje kiezen.

Tijdens het vertellen schrijf je op een blad:

Louise Ralf
zeven poppen vijftig autootjes
één weg één weg

Wie gaf het meest? Waarom?


Vertel daarna het evangelieverhaal
Tijdens het vertellen schrijf je op het blad:

Rijke mensen Arme weduwe
veel geld Twee muntjes


Gesprek:
- Wie offert het meest? Waarom?
Stel die vraag aan de kinderen nadat Jezus die vraag stelde aan zijn leerlingen.
Lees uit de Bijbel het antwoord dat Jezus gaf.



Snoep voor iedereen?

Materiaal
Twee zakjes snoep.
In het eerste zakje zitten er net zoveel snoepjes in als er kinderen zijn min één.
In het tweede zakje zitten er zeker voor elk kind twee snoepjes en nog extra.


Verloop
Geef een kind een zak snoepjes (bijvoorbeeld: nic-nacjes). In de zak zit er één snoepje minder dan het totaal aanwezige kinderen in de groep. Er blijft dus niets over voor wie uitdeelt. De deler zal zichzelf dus moeten uitsluiten.
Deel daarna zelf snoep uit. Je beschikt duidelijk over een grotere voorraad. Geef elk kind twee snoepjes. Na het uitdelen heb je nog veel over.
Wie heeft nu het meeste gegeven?





KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

De arme weduwe

Samen met zijn leerlingen gaat Jezus naar de tempel te Jeruzalem.
Tegen de muur van het voorhof staan dertien grote kisten.
De mensen kunnen er geld in werpen.
Daar komt een man. Hij is heel mooi gekleed.
Al de leerlingen kijken in zijn richting. Hij steekt veel geld in de offerkist.

Hij doet het zo, dat iedereen het goed kan zien.
Een andere wacht tot er veel volk bij de kist staat.
Zo kunnen de mensen zien dat hij veel aan de tempel geeft.
Dan komt er een vrouw. Aan haar kleren te zien is ze arm.
Ze laat twee geldstukjes in de offerkist vallen.

Dan vraagt Jezus aan zijn leerlingen: 'Hebben jullie dat gezien?
Mag ik jullie eens wat vragen?
Wie van al deze personen heeft er nu het meest gegeven?'




Onderbreek het verhaal om de kinderen de kans te geven de vraag van Jezus te beantwoorden.
Lees dan verder voor:




Het antwoord van de leerlingen was vlug klaar:
'De mensen die veel hadden gegeven, natuurlijk.'
'Jullie hebben het verkeerd voor', zegt Jezus.
'Die arme vrouw, die weduwe, die gaf het meest.
Die anderen konden missen wat ze gaven.
Maar die vrouw gaf alles wat ze bezat,
alles waarvan ze moest leven.’




Vergelijk deze ontknoping met de antwoorden van de kinderen.



Twee muntjes

Materiaal
. muntstukken
. Versierde blikken doos.
Het is belangrijk dat de doos in blik is, omdat zo het geluid van vallende muntstukken beter te horen zal zijn.


Verloop
Ga met de kinderen rond de ‘offerkist’ zitten. Leg wat munten voor u.
Vertel dan over de arme weduwe:

Jezus gaat zitten
tegenover de offerkist in de tempel.
Hij ziet hoe de mensen
kopergeld in de offerkist gooien.
(gooi drie munten in de blikken doos)

Veel rijken gooien er veel in.
(gooi negen munten in de blikken doos)

Er komt een arme weduwe.
Ze gooit er twee muntjes in.
(gooi twee munten in de blikken doos)

Jezus roept zijn leerlingen bij zich en zegt:
‘Je mag er zeker van zijn:
die arme weduwe gooide meer in de offerkist
dan alle anderen.
Want de anderen gooiden er iets in
van hun overvloed,
maar zij gooide er van haar armoede
alles in wat ze had,
het geld waarvan ze moest leven.’





EVEN TESTEN

Invuloefening / schuifraadsel

Materiaal
Schuifraadsel


Verloop
Na het verhaal vullen de kinderen de invultekst in. De woorden uit die tekst passen ook in het schuifraadsel.





VERDIEPEN

Drie pakjes

(Inspiratiebron: J. BRUGMAN, Prettige zondag! Kinderwoorddiensten voor het jaar B, Gooi en Sticht, 1993, p. 178)

Materiaal
Maak drie pakjes:
een groot pak in kleurrijk inpakpapier; een middelgroot pak met een mooie strik, een klein pakje in bruin inpakpapier. In het kleinste pakje steek je iets om met anderen te delen.


Verloop
Leg de drie pakjes op een tafel. Onder elk pakje leg je een blanco blad papier. Als de kinderen voor een bepaald pakje kiezen, mogen ze hun naam op het papier onder het pakje schrijven.

Vertel dan over de arme weduwe. Ze geeft niet zoveel op het eerste zicht: twee muntjes. Maar ze geeft ze met een groot hart. Ze had immers nog één muntje voor zich kunnen houden.
Jezus trekt de aandacht van zijn leerlingen op die arme vrouw, en leert hen oog te hebben voor de ‘binnenkant’, voor wat in het hart van de mensen gebeurt. Als daar niets gebeurt, dan is wat men te zien krijgt: ‘schijnheiligheid’.

Als de kinderen verder zouden doordenken over wat Jezus leert over de weduwe, zouden ze dan nog steeds voor hetzelfde geschenk kiezen? Waarom wel? Waarom niet?
Eén van de kinderen maakt het grootste pak open. Daar zit niets in. Dan wordt het middelgrote pak geopend. Ook daar zit niets in.
In het kleinste pakje zit wat om met anderen te delen.



Wat wil Jezus zeggen?

Materiaal
Maak eventueel gebruik van dit blad.


Gesprek
Waarom denk jij dat Hij zegt dat de weduwe meer gegeven heeft dan alle anderen?
Omcirkel jouw keuze
. zij heeft goudstukken gegeven
. ze heeft veel gegeven in verhouding tot wat ze bezit
. ze heeft zich het noodzakelijke ontzegd om te kunnen geven
. zij heeft met haar hart gegeven.

Wat maakt iemand arm of rijk? Maak hiervan je eigen lijstje:
Men kan rijk zijn aan: ………………………………
Mijn grootste rijkdom is: ………………………………

Men kan arm zijn en tekort hebben aan: ………………………………
Mijn grootste armoede, (wat ik het meeste mis) is: …………………………



Om over na te denken

Weduwe van Sarefat: geeft haar laatste eten
De weduwe van Jeruzalem: geeft haar laatste geld
Martinus: geeft de helft van zijn mantel (de andere helft behoorde toe aan het leger en kon hij dus niet geven)
Kinderen: kunnen niet geven van hun bezit, want het behoort toe aan hun ouders

MAAR
wat van hen is (speelgoed, snoep) kunnen ze wel delen.
Ze kunnen ook geven van hun aandacht, hun hulp, hun tijd ...





INLEVEN

Naspelen

Zes kinderen spelen het verhaal na: arme weduwe, twee rijke mensen, Jezus, twee leerlingen.
Doel: de kinderen de kans te geven in de huid van die mensen te kruipen.

De kinderen verwoorden daarna in een kort gesprek hun bevindingen hierbij.
(Vraag: Hoe voelde het aan om die weduwe / ... te zijn?)





BELEVEN

Twee muntstukjes

Wat zou jij gedaan hebben met die twee geldstukjes?
O ze alle twee houden voor jezelf?
O er één aan de tempel geven en één voor jezelf houden?
O ze alle twee aan een andere arme geven?
O er één aan een andere arme geven en één voor jezelf houden?
O (nog een ander idee) ...............................


Als je geen muntstukjes hebt, kun je misschien wat anders geven:
1. tijd?
2. aandacht?
3. verstand?
4. liefde?
5. een helpende hand?
6. meeleven?
7. de keuze van jouw beroep?
8. iets wat je fijn vind?





VERTELLEN

Aardappelen

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode, 2007, p. 194)

In één van de sloppenwijken van Rio de Janeiro
werkte een verpleegster
al 15 jaar in een dispensarium(1).
Daar zorgde ze voor zowat 10 000 mensen
die woonden tegen de bergflank.
Op een dag, toen ze een verband aanlegde,
zette een arme zwarte vrouw,
zonder iets te zeggen een pak op tafel neer.
Daarna ging ze weg.
De verpleegster riep haar
en vroeg: ‘Wat is dat?’
De vrouw glimlachte
en zei: ‘Dat is voor jou!’
De verpleegster zei:
‘Wacht even, ik ben zo klaar met dit verband.’
Toen ze het pak opende,
zag ze dat er aardappelen in zaten.
‘Waarom doe je dit?’ vroeg de verpleegster,
‘Ik ben wel niet rijk,
maar ik heb al wat ik nodig heb.
Neem die aardappelen terug mee
voor je kinderen, en je familie.’
De vrouw drong aan.
Maar de verpleegster bleef het geschenk weigeren.
Toen zei de vrouw:
‘Mag ik dan echt niet één keer,
het plezier hebben om jou iets te geven?’

(1) Dispensarium = centrum waar men medische zorgen geeft
in gebieden waar er geen hospitaal is.

(Naar een verhaal van Abbé Pierre)





BIDDEN / MEDITEREN

Alles geven

Lieve God,
het is niet gemakkelijk
om iets aan anderen te geven.
Mijn snoep eet ik liever zelf op...
Mijn racewagen is voor mij alleen...
Er mag niemand
aan mijn computerspelletje komen ...
Met mijn pop speel ik liever zelf.

Maar de arme weduwe
gaf alles wat ze had
en ook Jezus
heeft niets voor zichzelf gehouden.
Wil Je me helpen
om wat meer te geven
van wat IK HEB,
Amen.

(Zonnestraal, Averbode, 1998, nr 33, p. 12)





Jongeren

VERDIEPEN

Wat maakt iemand arm of rijk?

Schrijf op een flap: JE BENT RIJK ALS …
Laat de jongeren deze zin verder aanvullen. Hoogst waarschijnlijk vullen ze die verder aan met aspecten van materiële rijkdom.
Indien sommige jongeren dit niet materieel verder invullen … Ga daar dan dieper op in.
In het ander geval confronteer je ze met het getuigenis van Colas:
‘De rijkste man ter wereld, kan misschien heel arm zijn …
... aan vrienden bijvoorbeeld.’

Doe daarna hetzelfde met: JE BENT ARM ALS …

Verdiep de inbreng van de kinderen vanuit de uitspraak van Colas, voor zover je die nog niet aan bod liet komen.

Jezus waardeert de houding van ‘het niet gehecht zijn aan materiële zaken’. Maar eens men die stap gezet heeft, is men nog maar halfweg. De volgende stap is er een van liefde voor de medemens, dé grote rijkdom van zijn volgelingen.
‘Armoede’ is in de ogen van Jezus: zich niet hechten aan het materiële.
‘Rijkdom’ is voor Jezus: liefde voor de medemens. Want zo beantwoordt men aan Gods droom over de wereld.




Prentbespreking

Fano

Bekijk eerst heel goed wat de kunstenaar heeft getekend:
Links
een rijk man met een brandkast en wel zeven zakken vol geld.
In de zak van zijn broek steekt een klein hartje.


Rechts
een arme vrouw met een groot hart en twee kleine geldstukken in de zak van haar jas.
Een poes zoekt haar gezelschap op.


In het midden
Een offertafel.


Als de man de zak geld heeft gegeven, zal hij nog zijn brandkast en zes zakken geld overhouden.
Als de vrouw haar twee muntstukjes heeft gegeven, heeft zij niets meer aan materiële zaken.

Jezus waardeert het offer van de arme vrouw veel meer dan dat van de rijke man. Haar manier van doen toont haar grote hart. Het hart van de man steekt in zijn zak en is heel klein!


De weduwe gaf iets van zichzelf met liefde.
De rijke man gaf iets van zijn overvloed.





VERTELLEN

Het korreltje rijst

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p.75)

Een bedelaar bedelde van deur tot deur.
Op een dag verscheen
een gouden wagen in de verte.
De bedelaar vroeg zich af:
‘Wie is die koning?’
Hij begon te hopen:
‘Ik zal aalmoezen krijgen,
zonder ze te moeten vragen.’
De wagen hield stil bij de bedelaar.
Met een glimlach stapte de koning uit.
Hij stak zijn rechterhand uit en zei:
‘Wat hebt u mij te geven?’
Bedremmeld en besluiteloos
stond de bedelaar daar.
Toen nam hij langzaam uit zijn zak
een korreltje rijst
en gaf het aan de koning.

Groot was zijn verrassing,
toen hij die avond zijn zak leegschudde,
en het korreltje rijst terugvond,
veranderd in goud.
De bedelaar weende bitter:
‘Ach, had ik die koning maar alles gegeven.’

Naar een verhaal van Rabindranath TAGORE



Het koperen muntje

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p.75)

Mahatma Gandhi ging van stad tot stad
om geld te verzamelen voor zijn beweging.
Op een van die reizen ging hij naar Orissa.
Nadat hij tot de mensen gesproken had,
ging een oude arme vrouw naar hem toe.
De mensen probeerden haar tegen te houden
maar zij vocht zich een weg door de menigte
naar de plaats waar Gandhi zat.
‘Ik moet hem zien,’ zei ze.

Toen ze bij Gandhi was, raakte ze zijn voeten aan.
Dan zocht ze tussen de plooien van haar sari (1)
een koperen muntje en legde het naast zijn voeten.
Gandhi nam het koperen muntje op
en legde het zorgvuldig opzij.
De man die het geld voor de beweging beheerde,
vroeg aan Gandhi:
‘Geef je me het muntstukje?’
Maar Gandhi weigerde.
‘Ik zorg voor cheques die duizenden roepies(2) waard zijn
en nu vertrouw je mij niet voor een koperen muntje,’ zei de man.
Gandhi zei:
‘Dat koperen muntje is veel meer waard dan al die cheques.
Als iemand heel rijk is, en hij geeft een paar duizend roepies weg,
dan betekent dat niet zo veel.
Maar dit muntje is misschien wel alles wat die arme vrouw bezit.
Daarom is het meer waard
dan wel duizend roepies.’

(1): Sari: Indische kleding voor vrouwen
(2): roepie: Indisch geld




Overweging bij het verhaal
(C. Leterme)

Gandhi vond het koperen muntje van de arme vrouw
belangrijker dan cheques die hij kreeg
en die stukken meer waard waren.
Dat koperen muntje doet denken aan de weduwe
die Jezus in de tempel zag,
toen ze twee koperen muntjes in de offerblok gooide.

Een belachelijk lage waarde!
Met die twee muntjes konden de mensen toen
amper de dag mee doorkomen.
Voor die weduwe een belangrijk bedrag!
Had ze niet beter één muntje voor zichzelf gehouden
in plaats van alles zomaar aan de tempel te geven?

Gandhi had een grote waardering voor Jezus.
Misschien heeft dit verhaal in de Bijbel
hem wel geïnspireerd bij wat hem overkwam.
Zo had hij minder oog voor de rijkdom van de grote bedragen
dan voor het ene koperen muntje
dat voor de vrouw een klein fortuin waard was.

Zo werken Bijbelverhalen:
men leest ze of beluistert ze
en ze bieden een levenshouding
waar men zich kan aan inspireren.
Zo had Gandhi oog voor de grote waarde
van het koperen muntstukje van de vrouw.





Overwegingen

Rabbijn uit de tijd van Jezus

Waarde

Twee tortelduiven door een arme aangeboden,
zijn meer waard
dan duizend offers van koning Agrippa.





Mark Van de Voorde

Hebberigheid

"Misschien niet onbelangrijk is dat in dat stukje evangelie Christus niet de 'vrijgevigheid' van die arme vrouw wil prijzen, maar de schijnheiligheid en de hebberigheid van de rijken wil aanklagen. Meer bepaald het gedrag van de Schriftgeleerden die enerzijds groot geld deponeren in de offerblok, maar anderzijds er nog meer uit halen."



Paul Kevers

Wanneer ben je echt rijk?

(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode 2005 nr 5, p. 12)

Als je veel geld hebt? Een dure auto? Een villa met een zwembad? Geld maakt niet gelukkig, zegt men. Ware rijkdom is iets anders. Misschien is het beter niet zoveel geld te hebben, maar wel enkele trouwe vrienden. Of een goed hart. En als je iets kunt weggeven en daarmee anderen blij kunt maken, dan voel je je ook gelukkig.
Jezus bezat niets, maar Hij had een groot hart en schonk zijn liefde aan iedereen. Daarom kwamen de mensen zo graag naar Hem toe. Vooral de armen en de kleinen. Omdat Jezus hen liet voelen dat ze waardevol waren in de ogen van God.
Mensen die veel rijkdom bezitten zijn dikwijls erg gesloten en egoïstisch. Terwijl armen vaak heel open en ontvankelijke mensen zijn. Veel verhalen en parabels in het evangelie gaan over die tegenstelling tussen arm en rijk.
Zo ook het verhaal over de arme weduwe. De rijken geven op het eerste zicht veel. Maar de blinkende goudstukken die zij in de offerkist werpen, zijn voor hen eigenlijk maar een peulschil. Zij doen het alleen maar om indruk te maken. 'Arme rijken' zegt Jezus. Kijk liever naar die weduwe. Zij geeft maar een paar centen. Maar voor haar is dat veel. En ze geeft ze van harte. Zij is rijk in de ogen van God.



Frans Mistiaen s.j.

God geeft ons alles waarvan hij leeft

Jezus zit tegenover de offerkist in de tempel
en ziet de aanschuivende rij mensen die iets geven:
de ene wat licht kopergeld, de andere een zwaar rinkelende munt.
Maar Hij heeft er vooral één opgemerkt,
een arme weduwe, die een cent offert,
en Hij vindt het zo belangrijk dat Hij er Zijn leerlingen bij roept,
vooral om hun attent maken op haar innerlijke houding.

Dit verhaal van het penningske van de weduwe,
die “alles gaf waarvan zij leefde”,
is geen moraliserende les
om ons aan te sporen méér te geven bij de volgende collecte.
Jezus heeft ook niet de bedoeling
bepaalde categorieën van mensen,
rijken tegenover armen, met elkaar te vergelijken
of tegen elkaar op te zetten.
Neen, zoals dikwijls bij Hem, is dit niet zozeer
een verhaal over mensen, maar over God.
Jezus heeft in dat gebaar van die arme weduwe
de houding van God Zelf herkend tegenover ieder van ons.
De weduwe schonk twee penningen, alles wat zij bezat,
alles waarvan zij moest leven.
God schenkt ons elke dag alles wat Hij bezit,
Zijn vriendschap, het volle leven, alles waarvan Hij leeft.
De parabel gaat dus niet
over de kwantiteit van onze vrijgevigheid
("Moeten wij niet méér geven?"),
maar over de kwaliteit van Gods vrijgevigheid
en van ons antwoord daarop.
("Met welke ingesteldheid van het hart
beantwoorden wij Gods vrijgevigheid?").

Rijken denken veel te geven,
maar geven alleen van de overvloed van hun uiterlijke rijkdom,
dus niets van zichzelf, niets van hun hart.
Eigenlijk kost hun vrijgevigheid hun niet zoveel.
Zij engageren zichzelf niet, zij behouden hun veiligheid
en lopen nooit het gevaar veel te verliezen.
Jezus wil ons leren dat onze God niet geeft zoals de rijken,
maar zoals de arme weduwe.
Hij schenkt ons geen uiterlijke weldaden.
Hij geeft ons Zijn vriendschap, Zijn hart.
En daarbij loopt Hij het risico veel te verliezen.
Wij mensen hebben immers de vrijheid en de mogelijkheid
om Zijn aanbod van vriendschap af te wijzen.
Maar onze God engageert Zichzelf en geeft Zichzelf totaal.

In ons bidden vragen wij soms teveel aan God.
Wij denken dat Hij een rijke is die ons veel geschenken kan geven:
gezondheid, succes op het werk en de relaties, en winst bij de lotto.
Maar Jezus zegt ons vandaag: kijk!
Onze God geeft niet zoals een rijke, maar eerder zoals de weduwe.
Hij overlaadt ons niet met spectaculaire, verbluffende geschenken.
Hij biedt ons vooral Zijn gestadige, dagelijkse vriendschap.
En die vriendschap blijkt de meest waardevolle schat
en bron van heel veel kracht om te leven en te werken.
Wie echt wil geven, geeft dus, zoals God,
niet vanuit de hoogte van zijn rijkdom,
wel vanuit de bescheidenheid van zijn armoede en kwetsbaarheid.
Hij neemt het risico zijn eigen zekerheid kwijt te spelen
en geeft vooral zichzelf, zijn hart, totaal.

Wij kunnen soms lang aarzelen eer wij onszelf écht geven, totaal!
Tot zolang blijven wij onvoldaan en krampachtig.
Niets of niemand kan er ons van buitenaf toe dwingen,
zelfs niet met de rijkste cadeaus.
Wij kunnen er alleen toe komen onszelf écht te geven
vanuit de ervaring van dankbaarheid,
omdat wij nl. dankbaar worden voor de overstelpende ervaring
reeds zoveel vriendschap te hebben ontvangen van God,
zoveel levenskansen en liefdeblijken.
Alleen een dankbaar hart is in staat zich totaal te geven.

Door het voorbeeld van de arme weduwe te benadrukken,
en ons daarmee eigenlijk iets te willen leren over God,
nodigt Jezus ons vandaag uit
meer en meer mensen te worden naar het hart van Zijn Vader,
die niet vanuit de hoogte iets van hun rijkdom weggeven,
maar die dankbaar zichzelf wegschenken, totaal.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Zonder maat (2015)

Om God te beminnen met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw geest, zijn er geen twee maten. “De maat om God te beminnen, zegt sint Bernardus, is Hem te beminnen zonder maat”. Gedraag u dus niet zoals de Schriftgeleerden, maar zoals de arme weduwe die alles heeft gegeven. De Schriftgeleerden zijn nochtans mannen van God. Zij brengen hun dag door, hun leven lang, met de Heilige Schrift. Zij blijven daarom toch niet opgesloten in hun werkkamer. Zij zijn tegenwoordig in de wereld. Politiek geëngageerd, bekleden ze de eerste plaatsen in het sociale leven, en dat geeft hun de mogelijkheid tot sociale actie en bijstand voor de weduwen die, in die tijd, aan hun lot overgelaten zijn. En met dit alles gelukt het hen nog lang te bidden in het openbaar, als goed zichtbare getuigen (vgl. Matteüs 6, 5). Is dat juist niet het type heiligheid dat we vandaag kennen?
De Heer merkt echter scherp de mogelijke valkuilen op bij al het hoogstaande dat een mens kan verwezenlijken. De zelfingenomenheid is er een der ergste. Onomwonden zegt Hij ons op te passen voor zelfingenomen geestelijke leiders. Ze zijn invloedrijk bij het volk, maar ze gedragen zich onbescheiden. De Meester brandmerkt het ijdel vertoon van deze notabelen die naar bewieroking zoeken (v. 38-39). En het is niet alles. “Het zijn mensen die de huizen van de weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden opzeggen” (v. 40a). Hun schijnheiligheid is nog erger dan hun gebrek aan bescheidenheid, want ze aarzelen niet om weerloze armen uit te buiten en dit te bedekken met voor de schijn lange gebeden. Als contrast stelt Jezus een arme weduwe in het licht. Die gaat onopgemerkt voorbij, en verschilt maar van de menigte door haar innerlijke gesteldheid van puurheid en totale zelfgave aan God. Op haar manier leeft ze zoals Jezus geleefd heeft te Nazaret.
Jezus heeft die weduwe opgemerkt in de tempel. In de zuilengalerij der vrouwen in de tempel, was er een hall die men de “schatkamer” noemde en waar er 13 offerblokken stonden. De tempelbezoekers staken er niet zelf hun gaven in, maar overhandigden deze aan de priester van dienst. Die stak ze in de offerblok voor wie ze bestemd waren en zei luidop wat het bedrag was en de bestemming.
De les die Jezus in deze context aan zijn leerlingen en aan de toekomstige gemeenschap gaf, is duidelijk. De ware eredienst is de overgave aan God, de innerlijke houding waardoor men zich zonder voorbehoud aan God toevertrouwt. Deze vrouw gaf niet van haar overvloed, maar putte uit haar armoede. Ze heeft alles gegeven wat ze had. Ze had maar twee muntjes. Ze had er eentje voor zich kunnen houden. Ze gaf alles. Ze dacht niet aan zichzelf. Ze heeft zichzelf gegeven. Liefde geeft niet mild. Liefde geeft zichzelf. Ze gaf alles wat ze had. Een muntje geven van de twee, zou zoveel zijn als blijven steken in de zekerheid van het egocentrisme. Het enige ongelijk van de Schriftgeleerden, is te beminnen met maat. In hun liefde zonder risico’s gebruiken zij God om ‘mannen van God’ te zijn, aan sociale en politieke actie te doen. En als ze bidden, dan moet God lang naar hen luisteren.
Zijn wij in staat het anders te doen?