Loading...
 

4de zondag van de veertigdagentijd A - evangelie

Johannes 9, 1-41: Jezus en de blindgeborene

De tekst

Groeien naar het licht

(J. DEMEYERE in Simon, uitgeverij Averbode, 2005 nr 6, p. 8-9)

Op sabbat ontmoette Jezus een blinde man. Jezus zei:
– Ik ben het licht van de wereld.
Toen spuwde Jezus op de grond. Hij mengde zijn speeksel met wat
zand. Daarna wreef Hij het op de ogen van de blinde.
Hij zei tegen hem:
– Ga u nu wassen in het bad van Siloam.
De man ging er naartoe, waste zich en kwam ziende terug.
De buren van de man vroegen zich af:
– Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?
De man antwoordde:
– Jawel hoor, ik ben het! Ik kan terug zien. Een man die Jezus heet, zei:
– Ga naar de Siloam om u te wassen.
Sindsdien kan ik zien.

Toen brachten ze hem naar de farizeeën. Ook zij wilden weten
hoe het kwam dat hij kon zien. Sommigen vroegen hem:
– Wat denk jij van die man?
De man antwoordde:
– Hij is een profeet.
Omdat ze niet overtuigd waren, ging de man verder:
– Jullie zouden toch moeten weten wie Hij is. Alleen een man van God kan zoiets!
Toen werden de farizeeën boos en joegen hem weg.
Toen Jezus dit hoorde, zocht Hij de man op. Hij vroeg:
– Geloof je in Mij, de Mensenzoon?
De man wierp zich voor Jezus’ voeten en zei:
– Ik geloof.
Daarna zei Jezus:
– Wie niet ziet, zal zien. En wie ziet, zal blind worden.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Jezus gaat met zijn leerlingen door de stad. Daar ziet Hij een bedelaar die al blind is vanaf zijn geboorte.
- Rabbi, vragen zijn leerlingen, waarom is die man blind geboren? Hebben zijn ouders vroeger soms iets verkeerd gedaan? Of hijzelf misschien?’
- Dat heeft er niets mee te maken. Het is belangrijk dat de daden van God in hem te zien zijn.
Ik ben het licht van de wereld.
Jezus spuwt op de grond, maakt wat slijk van zand en speeksel en strijkt dat op de ogen van de blinde.
- Ga u nu wassen in het bad van Siloam.
De man doet dat. Als hij terug komt, ziet hij.

- Is dat niet de man die altijd zat te bedelen? vragen zijn buren en kennissen.
- Ja ja, zeggen sommigen.
- Welnee, zeggen anderen, maar hij lijkt er wel op.
- Jawel hoor, ik ben het, zegt de man zelf.
- Maar wat is er dan met je ogen gebeurd, dat je nu ineens kunt zien?
- Een zekere Jezus maakte wat slijk en streek dat op mijn ogen. Toen zei Hij dat ik mij moest wassen. Ik heb dat gedaan, en sindsdien kan ik zien.
- Waar is die man?
- Dat weet ik niet.
Ze brengen de man die blind geweest was bij de farizeeën.
- Hoe komt het dat je nu kunt zien? vragen de farizeeën.
- Wel, Hij deed wat slijk op mijn ogen, ik heb me gewassen en nu zie ik.
- Zo iemand kan niet van God komen, zeggen sommige farizeeën, want Hij deed dat op een sabbat.
- Maar hoe kan een zondaar zo iets doen? vragen ander farizeeën zich af.
- Wat denk jij er zelf van? Hij heeft toch je ogen geopend!
- Ik denk dat Hij een profeet is.
De farizeeën willen maar niet geloven dat de man die nu kan zien ooit blind geweest is. Daarom roepen ze zijn ouders erbij.
- Is dit wel zeker uw zoon die volgens u blind geboren is?
- Dit is onze zoon en hij is blind geboren.
- Maar hoe komt het dan dat hij nu kan zien?
- Dat weten we niet. Dat kunt u beter aan hem vragen. Hij is oud genoeg en kan dat zelf wel zeggen.
Daarop roepen de farizeeën de man die blind was geweest een tweede keer bij zich.
- Wees nu eens eerlijk! We weten dat die man die jou heeft doen zien een zondaar is.
- Of Hij een zondaar is, dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat ik eerst blind was en nu kan zien.
- Wat heeft Hij met jou gedaan? Hoe heeft Hij jouw ogen geopend?
- Dat heb ik toch al verteld, maar u hebt niet geluisterd. Waarom wilt u het nog eens horen? Willen jullie soms leerlingen van Hem worden?’
- Wij zijn leerlingen van Mozes, zegen de farizeeën kwaad. Wij weten dat God heeft gesproken tot Mozes. maar waar Hij vandaan komt, daar weten we niets van.
- Dat is toch wel raar, dat mensen als jullie niet weten waar Hij vandaan komt! En Hij heeft mij nog laten zien. Iedereen weet toch dat God niet naar zondaars luistert. Maar Hij luistert wel naar iemand die zijn wil doet, Als die man niet van God kwam, dan had Hij mij nooit kunnen genezen.
De farizeeën worden heel kwaad en jagen hem weg.
Wanneer Jezus dit hoort, gaat hij op zoek naar de man. Als Hij hem gevonden heeft, vraagt Hij:
- Gelooft u in de Mensenzoon?
- Wie is dat, Heer? Dan zal ik in Hem geloven.
- Het is degene die met u spreekt.
- Heer, ik geloof.
- Wie niet ziet, zal zien, en wie ziet, zal blind worden.’
Enkele farizeeën horen dit.
- Zijn wij soms ook blind?
- Was u maar blind, zegt Jezus, dan zou u zonder zonde zijn. Maar u beweert dat u ziet. Daarom zit u vast in uw zonde.



Stilstaan bij...

Blind
In de tijd van Jezus, zag men een verband tussen ziekte, lijden, dood... én zonde. De uiterlijke ziekte zag men als het symptoom van innerlijk kwaad. Door zieken te genezen maakte Jezus duidelijk dat de zending die Hij van God kreeg, erin bestond het kwade te verwerpen en toonde Hij dat Hij macht had over het kwaad.
Voor Johannes is een blinde het symbool van iemand die in ‘duisternis’ zit en het licht van de Messias niet ziet. Genezen van blindheid is daarom voor hem het beeld van de genezing van geestelijke blindheid, waarbij men komt tot gelovig 'zien' van Jezus: een profeet, man van God, Mensenzoon.

Licht
Licht is het eerste wat de mens ziet bij zijn geboorte (het levenslicht zien). Daarom wordt licht met leven verbonden, en is het een symbool van geluk en zegen.

Speeksel
Geneesmiddel in de oudheid.

Slijk
Wellicht wilde Johannes hiermee de herinnering aan het scheppingsverhaal oproepen waarbij God de mens uit aarde boetseerde.

Wassen
In de reinigende werking van het water kan men de reinigende werking van het doopsel zien. Dit zou er kunnen op wijzen dat deze tekst in de doopliturgie en -catechese gebruikt werd.

Siloam (d.i. Gezonden)
Het bad van Siloam lag op de Zuid-West helling van de rots waarop Jeruzalem gebouwd is. Het water was afkomstig van de Gihonbron buiten de stadsmuur. In de 8e eeuw voor Christus liet koning Ezechias een tunnel van 520m in de rots uithakken om het water binnen de stadswallen te brengen. Zodat, men in alle omstandigheden (ook bij belegering) veilig kon putten en baden.
Voor Johannes verwijst Siloam naar Jezus die ook de Gezondene wordt genoemd. Op die manier zegt hij dat de blinde zich moet onderdompelen in de relatie met Jezus

Farizeeër
Iemand die de wet van God nauwkeurig kende en er ook naar leefde: tweemaal per week vasten, tienden geven van zijn inkomsten, leven in eerlijkheid en trouw: niemand bestelen, geen belastingen ontlopen, geen echtbreuk plegen. Gewone mensen bewonderden hen in hoge mate.

Sabbat
Bij de joden is dit de zevende dag van de week, dé dag om dankbaar te zijn om wat God geschapen heeft. Omdat die dag aan God gewijd was, mochten/mogen de joden op sabbat niet werken. Deze verplichting werd in meer dan 360 wetten omschreven. Zo mocht men een zieke alleen genezen of verzorgen als er levensgevaar was.
Omdat Jezus vaak de wetten voor de sabbat overtrad (in dit geval deed Hij het verboden werk: ‘deeg kneden’), konden de farizeeërs in Hem moeilijk de Messias zien. In hun ogen was Jezus een zondaar.

Zonde
In de tijd van Jezus leefde bij de joden de overtuiging dat wanneer iemand zwaar ziek was, of (in dit geval) blind, dit het gevolg was van de foute levenswandel van hemzelf of van zijn ouders.

Eruit gooien
Men kan dit woord letterlijk lezen, maar het kan ook betekenen: 'uitsluiten'.

Mensenzoon
Een titel uit het boek Daniel. Hiermee bedoelt men: een koning die zorgt voor vrede en ook recht spreekt.
Deze naam wordt gebruikt voor de Messias.



Als je deze tekst aan kinderen vertelt...

... kun je die pas in zijn volle rijkdom laten verstaan als kinderen zelf reeds met de dubbele betekenis van woorden experimenteren (v.b. vertellen van moppen die deze vaardigheid veronderstellen)
Bij jongere kinderen blijft het accent liggen op het feit dat Jezus oog en aandacht heeft voor mensen in nood – net zoals God.





Bij de tekst

Context

De tekst over de blindgeborene wordt in het evangelie van Johannes voorafgegaan door de uitspraak van Jezus over het licht van de wereld, die aan dit wonderverhaal een extra dimensie en betekenis geeft.



Spreken op twee niveaus

Deze tekst van Johannes is een soort preekverhaal. Het kunnen zien van een blinde is voor Johannes de aanleiding om zich te bezinnen over de betekenis van Jezus Christus: Hij wordt ervaren als een licht in de wereld. Mensen kunnen dat zien (bedoeld wordt: inzien), maar ze kunnen het ook niet zien (inzien). Zo staat op het eind van de tekst de merkwaardige zin: de niet-zienden (letterlijk: blinden) zullen zien (figuurlijk: zullen inzien) en de zienden (letterlijk: zienden) zullen blind (figuurlijk: niet inzien) worden.
Tegelijk zegt Johannes ook wat geloven is: oog hebben voor wie Jezus is. En niet geloven: zich afsluiten voor de openbaring.





Bijbel en kunst

G. FRIELING

Genezing van een blinde (1999)

5 Gijs Frieling

Als je het schilderij van de Nederlandse kunstenaar Gijs Frieling (1966) diagonaal (van onderaan links naar bovenaan rechts) verdeelt, dan staat de blinde links en Jezus (gezicht en twee handen) rechts.
Maar in elke diagonale helft komt een element voor dat betrekking heeft op de andere helft:
. In de helft van de blinde smeert Jezus een donker goedje (speeksel en aarde) op zijn ogen.
. In de helft van Jezus wil de blinde met zijn linker arm Jezus aanraken.


Wat opvalt
. De blinde is een man uit deze tijd en uit onze streken (zie de gebreide trui)
Wil de kunstenaar hiermee duidelijk maken dat Jezus ook nu nog mensen doet zien / inzien?

. De aanwezigheid van bloesems
Wil de kunstenaar hiermee duidelijk maken dat mensen door Jezus een nieuw leven kunnen beginnen?





Suggesties

Kleine kinderen

Klik hier (Jezus en Bartimeüs) voor enkele suggesties.





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Braille

Braille

Braille is een schrift in reliëf. Het werkt met bultjes in papier. Elke letter is een andere groep bultjes. Een blinde voelt die letters met zijn vingers en kan zo lezen.
Op de verpakking van nogal wat geneesmiddelen kun je zo'n tekens aantreffen.



Schrijf het woord LICHT in Brailleschrift op een blad.
- Wie kent deze tekens?
Dit zijn letters die blinden kunnen voelen. Waar een vet bolletje staat, is bij hen op het blad een ‘bultje’. Zo kunnen ze teksten lezen met hun vingertoppen.

- Wat weet je over blind zijn?
- Hoe wordt men blind?
- Welke moeilijkheden zou een blinde allemaal kunnen ondervinden?
- Wat moet die missen?
- Wat kan die niet doen? of met veel moeilijkheden?
Nodig eventueel een slechtziende in de klas om ervaringen uit te wisselen.

- Denk je nog hetzelfde over blind zijn?
- (Eventueel) Wat is anders geworden?



Anders zien

(C. LETERME in Simon Plus, 2005 nr 6)

Leg de volgende voorwerpen in het midden: tak, bloem, kei.
Laat de kinderen ernaar kijken en zeggen wat ze zien.
Drie kinderen mogen naar voren komen. Ze worden geblinddoekt;
Elk van de drie krijgt een ander voorwerp in zijn handen en beschrijft luidop wat hij/zij ‘ziet’.

Bespreek deze activiteit:
- Kun je ook zien ‘zonder ogen’?
- Zie je dan beter?
(Niet noodzakelijk – men ‘ziet’ vooral anders: andere aspecten krijgen een groter belang)





SPREKEN MET BEELDEN

Twee betekenissen van licht/donker

(C. LETERME in Simon Plus, 2005 nr 6)

Lees de volgende tekst voor.
Kunnen de kinderen uit zichzelf de ontbrekende zinnen invullen?

(Noteer eventueel de volgende zinnen op een bord:
- Er ging hem een lichtje branden.
- Hij zag het leven nogal donker in.
- Hij gunde haar het licht in de ogen niet.
- Hij ging zijn licht eens opsteken.)

Fred, journalist van het weekblad Dumo, was aan het wandelen.
Plotseling viel er een reuzenbanaan uit de lucht.
Precies op de auto die vlak voor hem reed.
Toen Fred eindelijk van de schrik bekomen was,
had iemand al de politie verwittigd.
Met loeiende sirenes kwamen ze aangereden.
Fred was ondertussen in actie gekomen.
Een reuzenbanaan? Daar moest hij meer van weten.
Hij ging naar de politie om zijn licht eens op te ........
Maar de politieman was razend kwaad.
‘Denk maar niet dat ik je iets van die banaan ga vertellen.
Daar heb ik geen tijd voor.’
Fred was verontwaardigd. Hij dacht bij zichzelf:
‘Als die kerel mij het ....... in de ogen niet gunt,
zoek ik het zelf wel uit.

Toen de grote banaan al lang weggetakeld was,
had Fred het nog steeds niet gevonden.
Die avond lag hij in bed, hij kon niet slapen.
Voor één keer in zijn leven
was hij er als journalist het eerst geweest
en toch hij had er niets van kunnen achterhalen.
Fred dacht na over zichzelf.
Hij zag zijn leven echt wel ...... in.
Verdrietig viel hij in slaap,
midden in de nacht schoot hij wakker.
Hij snapte het van die banaan.
Er ging bij Fred een .............branden.
(Naar een verhaal van K. Van Cleynenbreugel)


Bespreek met de kinderen de verschillende uitdrukkingen, en vraag wat ze betekenen.
Doe alsof je de uitdrukkingen zelf letterlijk verstaat, om zo de kinderen uit te dagen de tweede betekenis ervan te verwoorden.





KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Jezus en een blindgeboren man

(C. LETERME in Simon Plus, 2005 nr 6)

Vertel het verhaal van de blindgeborene na in de ‘ik-vorm’. Baseer je hiervoor op Johannes 9, 1-41, zoals je het in de bijbel leest. Je kunt die tekst ook vertellend voorlezen uit de bijbel. Je zult zeker de vertelcapaciteiten en de fijne humor van Johannes kunnen waarderen.
De kinderen zoeken in de tekst de woorden op die iets zeggen over Jezus:
. licht van de wereld
. een man, Jezus is zijn naam
. een profeet
. een man van God
. de mensenzoon

Welke woorden zijn van Jezus, en welke woorden zijn van de blinde man?

Ga dieper in op de woorden van de blinde man:
. een man, Jezus is zijn naam
= gewone eenvoudige omschrijving van wie Jezus is

. een profeet
= Iemand die spreekt in naam van God

. een man van God
= de blinde legt de nadruk op de band tussen Jezus en God.

. de mensenzoon
= naam voor de Messias, die persoon die God zou sturen om de mensen te redden.

Hoewel de drie laatste woorden voor Jezus, inhoudelijk dicht bij elkaar liggen, toch is er een gradatie, in die zin dat – bij manier van spreken – de ogen van de blindgeborenen telkens groter worden, omdat hij bij elk verder nadenken over zijn ontmoeting met Jezus, hij steeds beter de betekenis van Jezus ziet, inziet. In wat Jezus doet en zegt, ziet hij iets van God.






EVEN TESTEN

Wie zegt wat?

Blindgeboren man; ouders; buren en kennissen; Farizeeën; Jezus, leerlingen van Jezus;

O Hebben zijn ouders vroeger soms iets verkeerd gedaan?
O Ik ben het licht van de wereld.
O Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?
O Ik denk dat Hij een profeet is.
O Hij kan niet van God komen, want Hij heeft je genezen op een sabbat.
O Hoe het komt dat hij nu kan zien, kunt u beter aan hem vragen.


Correctiesleutel
Leerlingen van Jezus: Hebben zijn ouders vroeger soms iets verkeerd gedaan?
Jezus: Ik ben het licht van de wereld.
Buren en kennissen: Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?
De blindgeboren man: Ik denk dat Hij een profeet is.
Farizeeën: Jezus kan niet van God komen, want Hij heeft je genezen op een sabbat.
Ouders: Hoe het komt dat hij nu kan zien, kunt u beter aan hem vragen.





INLEVEN

Beeldenmuseum

Vraag de kinderen om de passage uit te beelden die hen het meeste treft. Ze doen dan alsof ze een beeldengroep zijn (in een museum of als een monument) Speel dan zelf de rol van een reporter (neem een micro, of maak iets wat daarvoor kan doorgaan). Na elke uitbeelding ga je dan aan de verschillende kinderen vragen stellen - in de rol die ze uitbeelden. B.v.:
. Wie ben je?
. Wat doe je hier?
. Wat denk jij over Jezus?
. Ga je akkoord met wat de anderen over Jezus zeggen?

Bij Jezus:
. Wie ben je?
. Wat doe je hier?
. Wat denk je over de mensen die... over jou zeggen?

Stel eventueel ook vragen aan het 'publiek':
. Vinden jullie dat ook?
. Hoe denken jullie daarover?



Wat als...

... ik een farizeeër zou zijn, wat zou ik dan zeggen?
... ik de blinde zou zijn, wat zou ik dan zeggen?
... Ik Jezus zou zijn, wat zou ik dan zeggen?





ACTUALISEREN

Licht in de wereld

Als christenen zeggen dat Jezus voor hen het licht in de wereld is, dan zeggen zij tegelijk dat zij in die wereld een licht willen zijn zoals Jezus dat was.
Klik hier voor een werkblad dat uitnodigt om daarop door te denken.





VERTELLEN

Het raam

(C LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007)

Er waren eens twee mannen
die in een ziekenhuis een kamer deelden.
De ene moest in bed liggen,
de andere zat vaak bij het raam.
Aan zijn buur die in bed lag
vertelde de man bij het raam
over alles wat er buiten te zien was:
bomen, bloemen, kinderen…
De man bij het raam was al oud
en kwam zijn ziekte niet meer te boven.
Op een dag stierf hij.

De andere man werd langzaam beter.
Toen hij kon rechtzitten,
vroeg hij aan de verpleegster:
‘Mag ik in die zetel bij het raam zitten?’
De verpleegster bracht hem naar de zetel.
Toen riep de man:
‘Hoe kan dat nu?
Ik zie alleen een muur!
Toen mijn buur hier zat,
vertelde hij me honderduit
over alles wat er te zien was.’

Toen zei de verpleegster:
‘Je vriend was een blinde man.
Hij dacht dat zijn verhalen je goed zouden doen.’




Bij het verhaal
C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 22 maart 2017, p. 1

Er lopen veel meer mensen rond op de wereld die blind zijn,
dan dat er blinden zijn.
En niet alle mensen die blind zijn, zijn blind.
Op die manier spreken, is heel moeilijk,
want het woord ‘blind’ wordt telkens in een andere betekenis gebruikt,
zonder dat dit in de tekst duidelijk gemaakt wordt.

In het verhaal hierbij gaat het over een blinde man die echt blind is,
maar die ‘ziet’ wat zijn buur in het ziekenhuis nodig heeft.
Hij ‘zag’ hoe hij zijn buurman kon opmonteren.
Daarom vertelde hij honderduit
over alles wat door het raam van het ziekenhuis te zien was,
een raam dat uitgaf op een blinde muur!

Zo schreef de apostel Johannes in zijn evangelie
over Jezus die een blinde geneest (Johannes 9).
De hele tijd gebruikt Johannes het woord blind
in één van de bovenstaande betekenissen.
Zo zag de blindgeboren man in Jezus een profeet,
terwijl de Farizeeën in Jezus alleen maar een zondig mens zagen.

Echt blind is iemand
die niet ziet wat een ander waard is,
die blind is voor wie iemand echt was,
die geen oog heeft voor het leed van anderen.
Iemand die ziet, is iemand die liefdevol in het leven staat
en licht en ruimte creëert in zijn omgeving.





BIDDEN

Zie je'r wat in? Maak er wat van!

Iemand zegt:
ik zie het niet meer! ...
Help hem zien ...

Iemand zegt:
ik heb geen vriend ...
Wees een vriend.

Iemand heeft verdriet,
angst, pijn ...
maar je ziet het niet,
hoe kan die geholpen worden?

De meesten van ons
zijn gruwelijk bijziende;
we leven en eten dagelijks
met eenzaamheid en verdriet,
met de honger naar geluk
en geborgenheid,
met wanhoop en uitzichtloosheid;
mensen verkommeren
onder onze ogen:
en wij zien het niet!

Bidden we maar
dat wij van onze blindheid
zouden genezen ...



Genezen

Soms ziet mijn leven
er zwart en moeilijk uit.
Ik weet niet meer
welke weg op te gaan.
Ik heb het gevoel
te stappen in een donkere nacht.
Ik zie niets.

Jezus,
Jij kunt me genezen.
Jij kunt me de weg tonen.
Jouw weg van licht en liefde.





EXTRA

Klik hier (Jezus en Bartimeüs) voor nog meer suggesties.





Jongeren

INLEVEN

Wie ben ik?

(Agnes Lameire)

"Toen Johannes zijn evangelie schreef, deed hij dit niet enkel voor de christenen van het jaar 100, maar ook voor ons. We mogen vandaag onze plaats zoeken binnen dit genezingsverhaal.

Zien wij onze medemens? Zien wij die ene die hulp nodig heeft? We zijn het verleerd om echt naar anderen te kijken. Alsof het bijna onwellevend is...

Of zijn wij de blindgeborene? Gevangen in oude wetten, voorschriften en godsbeelden die ons het zien belemmeren?

Of hoor ik bij de farizeeën, de wetgeleerden, de betweters die met hun beter weten anderen hooghartig in de hoek drummen?

Hoor ik bij de bange ouders?

Of bij de op sensatie beluste buren?

Of mag ik me al een stukje in het spoor van Jezus weten lopen: een mens die het leed van de ander ziet, aanvoelt en ter hulp snelt."





VERDIEPEN

Fano

(C. Leterme 18/03/2017)

3 Graduacion De Vista Fano

Johannes schrijft dat Jezus een man heeft genezen,
die blind was vanaf zijn geboorte.
Die man kon zien
nadat hij Jezus had ontmoet.

Johannes schrijft daarover nogal dubbelzinnig.
- Wat is 'zien' eigenlijk?
Fano tekent Jezus die de blinde brilglazen laat proberen.
De glazen die gepast worden blijken te werken.
Op de glazen staan de letters F en E,
van het Spaanse woord FE, dat GELOOF betekent.

De sleutel voor het begrijpen van dit wondere verhaal over Jezus?





ZINGEN / BELUISTEREN

Als alles duister is … (Taizé)

Klik hier om het lied te beluisteren.

Dit is een mogelijke Nederlandse vertaling:
Als alles duister is
ontsteek dan een lichtend vuur
dat nooit meer dooft,
vuur dat nooit meer dooft.





Overwegingen

Herman Servotte

Het grote wonder

(H. SERVOTTE, Wegen naar het woord, Interpretaties van evangelieteksten, uitgeverij Averbode, 1991, p. 67-68)

Het grote wonder ligt niet in het feit dat hier aan een mens het gezicht wordt geschonken, maar wel in het feit dat hem een groeiend inzicht in Jezus te beurt valt.

Wanneer hij de eerste keer ondervraagd wordt, weet de blinde niet waar Jezus is: hij kan Hem niet thuiswijzen.

De tweede keer, in het gesprek met de Farizeeën, is zijn inzicht gegroeid. Hij interpreteert nu wat hem is gebeurd, en noemt Jezus een profeet. Hij ziet in Hem de Godsgezant die de anderen niet kunnen of niet willen zien. Zij vervolgen de man met hun vragen, ze zouden hem Jezus willen horen afzweren, maar de blinde blijft trouw.

Dan komt, in een derde fase, de eerste echte ontmoeting met Jezus. Aan deze blindgeborene, die herschapen werd tot een nieuwe mens, die de wereld ziet als was het de eerste keer, aan deze blinde, onze lotgenoot, openbaart Jezus zich in zijn volheid – met een woord dat ons vreemd is, maar dat de toehoorders van Johannes goed begrepen: hij noemt zich de Mensenzoon. De reactie van de ziende is prachtig: één gebaar; één woord. ‘Ik geloof’ en hij wierp zich voor Jezus neer.

Wat de man verder heeft gedaan, vermeldt het evangelie niet. Dat hoeft ook niet, want de gelovige gemeenschap voor wie dit verhaal werd geschreven, weet uiteraard wat ‘geloven in Jezus’ betekent. Zijn verhaal is immers het hunne.



Frans Mistiaen s. j. 

Dieper zien

In dit lange evangelieverhaal voelen wij
dat de evangelist Johannes ons wil leren
dat er twee verschillende manieren zijn om naar Jezus te kijken,
en dat die niet zomaar even waardevol zijn.
Langs de ene kant is er de houding van de Farizeeën,
die moedwillig “oppervlakkig, uiterlijk” naar Jezus blijven kijken
en dan ook in Hem alleen maar
een schender van de sabbat willen zien, een zondaar,
die onmogelijk mensen kan genezen vanuit Gods kracht.
Zij blijven verstokt verblind voor de diepere persoon van Jezus.
Daartegenover maakt de blinde die werd genezen
gaandeweg ook een innerlijke genezing mee.
Hij gaat niet alleen uiterlijk zien,
maar Hij krijgt ook inzicht in de persoon van Jezus.
Het is omdat hij eenvoudig ontvankelijk is
dat de blinde ertoe komt méér in Hem te zien
en te begrijpen dat Jezus wél van God moet komen.

Gelovigen zijn dus mensen die dieper naar Jezus kijken
en die doorheen de Mens Jezus de Vertegenwoordiger van God zien,
de Redder van de wereld.
Wie ongelovig blijft, is volgens Johannes,
door zijn zelfingenomenheid schuldig aan moedwillige zelfverblinding.
Alleen door nederige ontvankelijkheid
kan iemand groeien tot een gelovige mens.

Nu gaat het wel niet zozeer over twee categorieën mensen,
een “groep ongelovigen” langs de ene kant
en daartegenover, wij, als “groep gelovigen” langs de andere kant.
De scheidingslijn loopt veeleer binnenin onszelf.
Laten wij maar goed beseffen dat ook in ons hart
nog een stuk verblinde Farizeeër zit,
maar dat in ons hart ook reeds een genezen blindgeborene steekt,
die nog kan groeien tot een meer overtuigde gelovige.
Zo nodigt dit evangelie ons uit tot groter geloof
en tot bekering uit onze hedendaagse verblindheid.

In onze tijd bestaat immers een mentaliteit die ons,
méér dan vroeger, meesleept in een soort collectieve blindheid.
Wij leren heel goed de uiterlijke, zichtbare dingen observeren
en wij worden daarbij geholpen
door allerlei middelen en de meest vernuftige technieken.
En dat is heel goed.
Alleen wordt daarbij een wazig scherm, een soort cataract, gevormd
op de ogen van ons hart
en wordt het ons zo moeilijk gemaakt
om ook de onzichtbare, geestelijke wereld te zien en te ervaren.
Het is de zelfzekerheid van de wetenschap en de techniek
die ons verleidt om onze ogen te sluiten
voor de geestelijke kern van de dingen,
voor de diepte, die spreekt van God.
Een schuldige zelfverblinding, zegt Johannes ons vandaag.

Waarom is die blindheid zo gevaarlijk?
Omdat, wie beperkt kijkt, ook beperkt oordeelt en handelt.
Wie er van overtuigd is
dat er alleen maar zichtbare dingen bestaan,
zal uiteindelijk ook de mensen rondom hem
als dingen, als objecten, gaan behandelen,
zonder respect voor de onzichtbare kern van hun persoon,
die onaantastbaar is.
Heden ten dage worden nog steeds mensen zonder papieren
als nummers, als objecten,
van het ene bureau naar het andere gestuurd,
met hetzelfde misprijzen waarmee de Farizeeën
die eenvoudige blindgeborene van vandaag behandelden.
Wie alleen maar naar eigen volk kijkt,
kijkt beperkt, oordeelt en handelt ook beperkt,
want hij zal heel vlug de mensen van over de grenzen
als minderwaardig uitsluiten.
Broederlijk Delen nodigt ons vandaag uit
met Senegal broederlijk te delen.
Het is een teken van ruim kijken,
van ruim oordelen en van ruim handelen.

Is het evangelie dan
tegen de vooruitgang van wetenschap en techniek?
Neen, op voorwaarde dat de competente technici, die wij zijn,
maar bescheiden genoeg blijven om,
ondanks het vele manipuleren en experimenteren,
toch het respect te bewaren voor de geestelijke kern van de dingen,
dat wil zeggen:
toch God dankbaar blijven voor de wondere diepte van het leven.
Laten wij onze computer maar goed gebruiken.
Het is een onmisbaar, deugdelijk instrument,
waarmee wij veel dingen kunnen beheersen.
Maar wij zouden eigenlijk evenveel tijd van de dag
moeten besteden aan het bewonderen van de diepte van het leven.
Wellicht is daarbij de ervaring van de natuur belangrijk.
Want daar leren wij misschien gemakkelijker
het respect en de dankbaarheid
voor de diepe kern van de eenvoudige dingen.

Waar leren wij vooral erkennen
dat er in onze wereld een onzichtbare liefdeskracht bestaat?
Hier in de Eucharistie,
waar wij uitgenodigd worden
met gelovige ogen te kijken naar het Brood en de Wijn
en doorheen deze eenvoudige Tekens de diepte te zien
van Jezus' gevende Liefde voor ieder van ons.
"Ja, Heer, ik zie U! Ja, Heer, ik geloof!"



Marc Gallant, trappist (Orval)

Het geloof van de blinde man (2014)

Jezus zegt aan zijn eerste leerlingen: “Komt en ziet” (Johannes 1,39). Hij nodigt ze uit te zien, te oordelen naar de werkelijkheid. Zien is van belang. Het woordje ‘zien’ komt zestien keer voor in dit evangelie. Maar het verhaal begint met iemand die blind is en die men dan nog slijk in de ogen gaat strijken: wat kan dat toch wel betekenen?!

In het scheppingsverhaal lezen we dat God een mens boetseerde van aarde en er een levensadem in blies. Bij een stervende gaat de levensadem weg en hij krijgt een droge mond. Daarom beschouwde men in Jezus’ tijd het speeksel als gecondenseerde levensadem. De geste van Jezus die slijk maakt van aarde en gecondenseerde levensadem wijst op een nieuwe schepping. De blindgeborene is van nature blind. Hij wordt herschapen. Van blind wordt hij niet alleen ziende, maar helderziende. Zoals overal bij Johannes is het helingsverhaal een heilsverhaal. Een feit uit het mensenleven verwijst ons naar het leven met God, naar het geloof.

Die blindgeborene is ieder van ons. Wij worden niet geboren met het geloof. Jezus komt ons echter onverwacht en ongevraagd tegemoet en wrijft ons de ogen in met de mogelijkheid ziende te worden. Maar daarmee zijn we nog niet ziende. Geloven is doen wat Jezus zegt. We worden maar ziende in het geloof als we, op Jezus’ woord, blindelings het risico nemen ons op nog onbekende wegen te begeven om ons te gaan wassen in het water dat Siloam heet. Johannes voegt er hier fijntjes aan toe dat Siloam ‘gezondene’ betekent. ‘Gezondene’ is de titel die hij voor Jezus gebruikt. We hebben het begrepen: het water van Siloam is het water van het doopsel in Jezus.

Het is voor ons niet altijd evident in te gaan op hetgeen Jezus ons vraagt. Als Hij ons zo nabij komt, durft onze reactie wel eens weigerachtig te zijn. Wij stellen uit wat Hij ons vraagt, we wikken en we wegen het voor en het tegen: zal Jezus’ opdracht van verzoening, van navolging, van delen, geven en vergeven, ons wel gelukkig maken? Zolang we dralen komt er van geloven niet veel in huis. We worden maar ziende als we de stap zetten.

Maar als we de stap zetten overstraalt het licht onze ogen. De genezen blinde kan zijn geluk niet als een privébezit voor zichzelf houden: hij vertelt onbevangen aan buren en kennissen wat hem is overkomen: hij is zelf een ‘gezondene’ geworden. Het geloof is maar compleet als wij er ons eigen verhaal over hebben. We hebben het trouwens allen zelf ervaren: het Jezusgeloof krimpt als we er alleen maar in de eigen binnenkamer mee bezig zijn, en het vermeerdert door het met anderen te delen. Het geloof is als de vreugde: gedeelde vreugde is dubbele vreugde, gedeeld geloof is dubbel geloof. We leven in een tijd die het geloof naar de privésfeer wil verbannen: meer dan ooit hebben we er nood aan ons geloof met anderen te delen, actief deel te hebben aan een geloofsgemeenschap.

Ons geloof is echter niet altijd evident voor onze omgeving. Dat mocht de genezen blinde ook ervaren. Het eerste wat hij ziet, zijn mensen die niet geloven. Hij staat er alleen mee. Zijn geloof stuit op scepsis eerst, op vijandigheid ten slotte. Hij wordt onder druk gezet om Jezus als ongeloofwaardig te verklaren. Doorheen die beproevingen rijpt zijn geloof. Men bevraagt hem, men stelt hem objecties waar hij voordien nooit eerder aan gedacht had: hij moet zijn geloof tegen anderen verdedigen en voor zichzelf in het reine brengen. Hij geeft echter zijn identiteit niet prijs: hij heeft een persoonlijke keuze gemaakt, en hij slikt zijn Jezusgeloof niet in. Omdat zijn geloof uit zijn hart komt kan hij vasthouden aan zijn innerlijke overtuiging, wat de anderen hem ook maar kunnen zeggen.

Zo is het ook nog vandaag. Wie zijn geloof tot Jezus bekent, moet niet veel spontaan applaus verwachten. Je wordt eerder met vragen bestookt, je zou je zelfs moeten verantwoorden voor alles wat zogenaamde christenen in duistere eeuwen gedaan hebben, en dat trouwens niet volgens het evangelie was. Zolang er geen tegenwind was, bleef geloven eerder gemakkelijk. In dit uur van storm en ontij, maar ook van moed, verstevigt ons geloof.

De genezen blinde moet voor zijn geloof een hoge prijs betalen. Hij wordt door de religieuze overheden buiten gegooid. Maar in die tegenspoed komt Jezus hem heel dicht nabij. Het Jezusgeloof dat hij met anderen had gedeeld en in moeilijke omstandigheden trouw gebleven was, mondt nu uit in een houding van aanbidding. Hij werpt zich voor Jezus neer. Wie bidt doet niet anders dan geloven. Wij laten ons door de Heer beminnen. Wij gaan de stilte binnen en ontdekken dat ze gevuld is door de Heer die ons niet in de steek laat.

Wanneer wij de liefde van God zien waarmee Hij ons bemint als enig ter wereld, dan zijn wij niet alleen ziende geworden, dan zijn wij helderziend geworden.



Helder zien (2017)

Dat is een lang evangelie. Het handelt over zien - het woordje ‘zien’ komt er zestien keer in voor - maar het begint met iemand die blind is en die men dan nog slijk in de ogen gaat strijken: wat kan dat toch wel betekenen?!
In het scheppingsverhaal lezen we dat God een mens boetseerde van aarde en er een levensadem in blies (Genesis 2, 4). Bij een stervende gaat de levensadem weg en krijgt hij een droge mond. Daarom beschouwde men in Jezus’ tijd het speeksel als gecondenseerde levensadem. Het gebaar van Jezus die slijk maakt van aarde en gecondenseerde levensadem wijst op een nieuwe schepping.

De blindgeborene is van nature blind. Hij wordt herschapen. Van blind wordt hij niet alleen ziende, maar helderziende. Zoals overal bij Johannes is het helingsverhaal een heilsverhaal. Een feit uit het mensenleven verwijst ons naar het leven met God, naar het geloof.
Die blindgeborene is ieder van ons. Wij worden niet geboren met het geloof. Jezus komt ons echter onverwacht en ongevraagd tegemoet en wrijft ons de ogen in met de mogelijkheid ziende te worden. Maar daarmee zijn we nog niet ziende. Geloven is doen wat Jezus zegt. We worden maar ziende in het geloof als we, op Jezus’ woord, blindelings het risico nemen ons op nog onbekende wegen te begeven om ons te gaan wassen in het water dat Siloam heet. Johannes voegt er hier fijntjes aan toe dat Siloam ‘gezondene’ betekent. ‘Gezondene’ is de titel die hij voor Jezus gebruikt. We hebben het begrepen: het water van Siloam is het water van het doopsel in Jezus door God gezonden.

Het is voor ons niet altijd evident in te gaan op hetgeen Jezus ons vraagt. Als Hij ons zo nabij komt, durft onze reactie wel eens weigerachtig te zijn. Wij stellen uit wat Hij ons vraagt, we wikken en we wegen het voor en het tegen: zal Jezus’ opdracht van verzoening, van navolging, van delen en geven, ons wel gelukkig maken? Zolang we dralen komt er van geloven niet veel in huis. We worden maar ziende als we de stap zetten.

Maar als we de stap zetten overstraalt het licht onze ogen. De genezen blinde kan zijn geluk niet als een privébezit voor zichzelf houden: hij vertelt onbevangen aan buren en kennissen wat hem is overkomen: hij is zelf een ‘gezondene’ geworden. Het geloof is maar compleet als wij er ons eigen verhaal over hebben. We hebben het trouwens allen zelf ervaren: het Jezusgeloof krimpt als we er alleen maar in de eigen binnenkamer mee bezig zijn, en het vermeerdert door het met anderen te delen. Het geloof is als de vreugde: gedeelde vreugde is dubbele vreugde, gedeeld geloof is dubbel geloof. We leven in een tijd die het geloof naar de privésfeer wil verbannen: meer dan ooit hebben we er nood aan ons geloof met anderen te delen, actief deel te hebben aan een geloofsgemeenschap.

Ons geloof is echter niet altijd evident voor onze omgeving. Dat mocht de genezen blinde ook ervaren. Het eerste wat hij ziet, zijn mensen die niet geloven aan zijn genezing door Jezus. Hij staat er alleen mee. Zijn geloof stuit op scepsis eerst, op vijandigheid ten slotte. Hij wordt onder druk gezet om Jezus als ongeloofwaardig te verklaren. Doorheen die beproevingen rijpt zijn geloof. Men bevraagt hem, men stelt hem objecties waar hij voordien nooit eerder aan gedacht had: hij moet zijn geloof verdedigen tegen anderen, en het voor zichzelf in het reine brengen. Hij geeft echter zijn identiteit niet prijs: hij heeft een persoonlijke keuze gemaakt, en hij slikt zijn Jezusgeloof niet in. Omdat zijn geloof uit zijn hart komt kan hij vasthouden aan zijn innerlijke overtuiging, wat de anderen hem ook maar kunnen zeggen.

Zo is het ook nog vandaag. Wie zijn geloof tot Jezus bekent, moet niet veel spontaan applaus verwachten. Je wordt eerder met vragen bestookt, je zou je zelfs moeten verantwoorden voor alles wat “christenen” in duistere eeuwen uitgehaald hebben, en dat trouwens niet volgens het evangelie was. Zolang er geen tegenwind was, bleef geloven eerder gemakkelijk. Men kon er zich laten dragen door de kudde. Dit uur van storm en ontij, maar ook van moed, verstevigt ons geloof.

De genezen blinde moet voor zijn geloof een hoge prijs betalen. Hij wordt door de religieuze overheden aan de deur gezet. Maar in die tegenspoed komt Jezus hem heel dicht nabij. Het Jezusgeloof dat hij met anderen had gedeeld en in moeilijke omstandigheden trouw gebleven was, mondt nu uit in een houding van aanbidding. Hij werpt zich voor Jezus neer. Wie bidt doet niet anders dan geloven. Wij laten er ons door de Heer beminnen. Wij gaan de stilte binnen en ontdekken dat ze gevuld is door de Heer die ons niet in de steek laat.

Wanneer wij de liefde van God zien waarmee Hij ons bemint als enig ter wereld, dan zijn wij niet alleen ziende geworden, dan zijn wij helderziend geworden.