Loading...
 

4e zondag door het jaar C - eerste lezing

Jeremia 1, 4-5 . 17-19: De zending van Jeremia

De tekst

Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

(Jeremia 1, 4-5)
God zei tot mij:
‘Voordat Ik je in de moederschoot vormde, koos Ik je uit.
Jij moet profeet worden voor alle volken.’

(Jeremia 1, 6-16)
Ik zei: ‘Ach God, ik kan niet spreken. Ik ben veel te jong.’
Maar God zei: ‘Zeg niet: “Ik ben veel te jong!”
Ga naar iedereen tot wie Ik je stuur
en vertel tegen hen alles wat Ik je zeg.
Je moet niet bang zijn voor hen,
want Ik ben bij jou om je te redden
– woorden van God.’

God stak toen zijn hand uit, raakte mijn mond aan en zei:
‘Ik leg hiermee mijn woorden in jouw mond.
Zie, Ik stel je vanaf vandaag aan over volken en over landen,
om ze uit te rukken en af te breken,
om ze te vernielen en te verwoesten,
om ze op te bouwen en te planten.’
God vroeg mij: ‘Wat zie je, Jeremia?’
Ik zei: ‘Ik zie een amandeltak.’
En God zei: ‘Dat heb je goed gezien.
Ik houd mijn woord en doe wat Ik zeg.’
Weer vroeg God: ‘Wat ziet je?’
Ik zei: ‘Ik zie een kokende ketel,
kantelend vanuit het noorden.’
En God zei: ‘Vanuit het noorden komen rampen
voor alle bewoners van het land.
Want zie, Ik roep alle volken van het noorden
– woorden van God.

Zij komen en plaatsen hun troon
vlak voor de poorten van Jeruzalem,
onder de muren die haar omringen
en voor de steden van Juda.
Zo zal Ik hen straffen voor het kwaad dat ze deden:
ze hebben Me verlaten,
offers gebracht aan andere goden,
en zich gebogen voor beelden
die ze zelf gemaakt hebben.

(Jeremia 1, 17-19)
Maak je klaar, sta op
en vertel hun alles wat Ik je zeg.
Laat je niet bang maken door hen.
Anders zal ik jou pas echt bang maken.
Ik zal vandaag van jou een versterkte stad maken,
een ijzeren zuil, een koperen muur tegenover het hele land:
koningen en edelen van Juda,
priesters en burgers.
Ze zullen tegen jou vechten,
maar kunnen jou niets doen,
want Ik ben bij jou om je te redden
– woorden van God.’


Merk op
In de liturgie wordt Jeremia 1, 6-16 niet voorgelezen.



Stilstaan bij ...

Profeet voor de volken
Deze bestemming lijkt ruimer dan Jeremia's werkelijke optreden. Een gevolg van het feit dat de geschiedenis van Juda in die tijd sterk verstrengeld was met die van de grote machten van het Nabije Oosten.

Amandeltak
Jeremia herkent de tak aan de bloesem. De bloesem van de amandelboom is de eerste die in het voorjaar bloeit.
In deze tekst is die bloeiende tak een beeld van hoop, van het naderen van betere tijden. Zoals de bloemen van die tak uitkwamen, zo zal alles uitkomen wat God zegt.

Noorden
God maakte zo duidelijk dat de vijanden van Juda uit het noorden zouden komen.
Assyriërs en later Babyloniërs kwamen uit die richting, maakten een einde aan de staat Juda en veroverden de stad Jeruzalem.

Lendenen omgorden / Maak je klaar
In het Oosten droegen mannen en vrouwen kledij, die tot de voeten reikte. Om die meer bewegingsvrijheid te geven, werd het kleed met een gordel opgehouden.
Als men wilde werken of reizen nam men het overkleed op en stak het in de gordel, of men trok het door de gordel omhoog.



Bij de tekst

Historische situering

Rond 627 begon koning Josia een religieuze hervorming met als doel de cultus van de afgoden uit Juda te verwijderen zodat de mensen zich weer tot Jahwe zouden richten.
De zending van Jeremia wordt in het jaar 626 voor Christus gesitueerd.



Jeremia

Jeremia werd geboren rond 650 in het dorp Anatot. Zijn vader Chilkia behoorde tot een priesterfamilie uit Anatot (lag in het stamgebied van Benjamin, aan de rand van de woestijn, een zevental km ten NO van Jeruzalem.) Als kind was hij getuige van de godsdienstvervolging onder de afvallige koningen Manasse en Amon. Hij vestigde zich later als een onafhankelijk man, die rijk genoeg was om te leven zonder zorg voor zijn inkomen: hij bezat grond en kon er zelfs bij kopen. Hij bleef ongehuwd, wat erg ongewoon en onsympathiek was in die tijd.
Hij trad op als profeet onder de regeringen van Josia, Jojakim en Sedekia.



Een typisch roepingsverhaal

Bij zijn roeping stribbelt Jeremia tegen - net zoals Mozes - en zegt: 'Ach Heer, ik kan niet spreken, ik ben veel te jong.'

De opdracht van Jeremia wordt omschreven met beelden uit de boerenwereld (uitrukken, planten) en uit de bouwwereld (afbreken, opbouwen)
Jeremia moet uiteindelijk:

AFBREKEN:menselijke hoogmoed, eigengereidheid, absolute autonomie.
OPBOUWEN:een nieuwe gemeenschap






Bijbel en kunst

ANONIEM, miniatuur

De roeping van Jeremia

Bestand niet gevonden.

(La Bible historiale - Begin 15e eeuw – Parijs, Frankrijk)





M. CHAGALL (1887-1985)

De profeet Jeremia ontvangt de gave van profetie

Chagall

32, 6cm op 24, 7 cm (Musée national Marc Chagall, Nice)


Werk van Marc Chagall (1887-1985), een Frans kunstschilder van Joods-Wit-Russische afkomst.





Suggesties

Grote kinderen

VERTELLEN

Mama roept Fien

(naar een tekst in 'Kind op maandag')

Fien kijkt tv.
Het is echt spannend!
Haar broer speelt buiten.
Mama is aan het werk.
'Fien', zegt moeder,
'ik hoor dat Peter en zijn vriendjes ruzie hebben.
Ga jij er even naar toe?
Zeg maar: 'Mama zegt
dat jullie moeten stoppen met ruzie maken.
Zo is spelen helemaal niet leuk.
Hou ermee op.'
Maar Fien heeft geen zin.
Ze durft ook niet goed.
Ze is bang dat ze tegen haar zullen schelden.
'Ik ben nog te klein', zegt ze,
'Ik weet niet wat ik moet zeggen.'
Maar mama zegt:
'Zeg maar precies wat ik je heb voorgezegd.'
En dan gaat Mies.
Ze ziet de jongens vechten.
Ze hebben inderdaad ruzie.
'Hou ermee op!', zegt ze,
'zo is spelen niet leuk.
Jullie moeten ophouden.'
De jongens komen nu naar haar toe ...


Laat de kinderen reageren:
- Wat zeggen de jongens?
- Hoe loopt het verhaal af?


Bespreek die verder met de kinderen: herkennen ze dit:
Je ziet iets gebeuren op de speelplaats, op straat, of thuis ... wat niet goed is. Je wil er wel iets van zeggen, maar je durft niet.
Vergelijk met de opdracht van de profeten.





Jongeren

VERTELLEN

Redding

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 164)

Op een dag regende het zo lang en zo hard,
dat de hele streek overstroomde.
Een heel gelovig man klom op zijn dak.
Er kwam een reddingsboot langs
die hem wilde meenemen.
Maar de man zei: ‘God zal wel voor mij zorgen’
en hij stuurde de boot weg.
Het bleef stormen en regenen,
en het water bleef stijgen.
Nu stond het water tot aan zijn kin.
Er kwam een roeiboot langs
die hem wilde redden,
en weer weigerde de man.
‘Ik vertrouw op God’, zei hij,
‘Hij komt me wel helpen.’
Het water steeg nog hoger.
De man kon nauwelijks ademhalen.
Toen kwam er een helikopter.
De bemanning liet een ladder zakken
om hem te redden.
Maar de man zei: ‘Ga maar weg.
God zal me redden.’
Maar het bleef regenen
en het water bleef stijgen.
Tenslotte verdronk de man.

Hij ging naar de hemel.
Toen hij God zag, riep hij:
‘God, ik had zoveel vertrouwen in U.
Ik geloofde heel sterk in U.
Waarom heeft U mij niet gered?’
Toen krabde God zich op het hoofd en zei:
‘Ik begrijp er niets van!