Loading...
 

5e zondag van de veertigdagentijd B - evangelie

Johannes 12, 20-33: Als een graankorrel niet sterft

De tekst

Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Onder de joden die naar Jeruzalem gingen om het paasfeest te vieren,
waren er ook Grieken.
Ze gingen naar Filippus en vroegen:
- We zouden Jezus willen ontmoeten.
Filippus ging dit bespreken met Andreas
en samen vertelden ze het aan Jezus.
Jezus antwoordde:
- Nu is het uur gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt.
Echt waar, Ik verzeker jullie:
Eén graankorrel blijft één graankorrel als hij niet in de aarde sterft.
Maar als hij sterft, dan brengt hij veel vruchten voort.
Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het.
Maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld,
zal het behouden en eeuwig leven.
Wie Mij wil dienen, moet Mij volgen:
waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
Als iemand Mij dient, zal mijn Vader hem waarderen.
Nu het zover is, ben ik angstig.
Wat moet Ik zeggen? “Vader, red Mij uit dit uur van de dood”?
Nee, want Ik ben juist voor dit uur gekomen.
Vader, verheerlijk uw naam!’

Dan klonk er een stem uit de hemel:
- Ik heb Hem al verheerlijkt en ook nu zal Ik Hem verheerlijken.
De mensen die stonden te luisteren, zeiden:
- Het heeft gedonderd!
- Er heeft een engel met Hem gesproken, zegden anderen.
- Die stem was er niet voor Mij, maar voor jullie, zei Jezus.
Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld,
nu wordt de vorst van deze wereld van zijn troon gestoten.
Als ik van de aarde omhoog geheven wordt
haal Ik allen naar Me toe.
Hiermee kondigde Jezus aan hoe Hij zou sterven.



Stilstaan bij...

Grieken
Mensen die geen jood waren, Grieks spraken en sympathie hadden voor de joodse godsdienst.
Dat Johannes dit schrijft is duidelijk een reactie op wat de Farizeeën vlak voordien zegden: ‘Kijk maar, de hele wereld loopt achter Hem aan’ (Johannes 12, 19).

Pelgrim
Iemand die op bedevaart gaat. In dit geval naar Jeruzalem, om er het paasfeest te vieren.

Feest
Met dit feest bedoelt Johannes het joodse paasfeest.

Filippus
Deze apostel kwam uit Betsaïda, net als Andreas en Petrus (Johannes 1, 43-44). Betsaïda was een stadje aan het meer van Galilea. Hij sprak vermoedelijk Grieks. Op iconen is hij te herkennen aan zijn Griekse kapsel (verzorgde krullen).

Betsaïda
(= vissersdorp)
Betsaïda lag aan het meer van Galilea, waarschijnlijk ten oosten van de monding van de Jordaan.

Andreas
Hij is geboren in Betsaïda en woonde in Kafarnaüm. Samen met zijn broer Petrus was hij visser. Volgens de evangelist Johannes was hij eerst een leerling van Johannes de doper.

Mensenzoon
Hebreeuwse naam voor de Messias. Die naam gebruikte Jezus vaak om over zichzelf te spreken (69 keer in het evangelie). Op zich betekent ‘mensenzoon’: ‘mens’ (De profeten gebruikten het woord ‘mensenzoon’ om een mens aan te duiden in zijn sterfelijkheid en nietigheid), maar de profeet Daniël spreekt over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.
Later gebruikte men dit woord om er de menselijke natuur van Jezus mee aan te duiden.
Huub Oosterhuis vertaalde ‘Mensenzoon’ met ‘Mensenkind’.

Uur
Verwijst naar Jezus' dood en verheerlijking.

Verheerlijken
De heiligheid en de macht van God worden zichtbaar in Jezus: in zijn dood op het kruis en in zijn verrijzenis.

Voorwaar, voorwaar
In het Hebreeuws is dat 'amen, amen'. Hiermee wilde Jezus benadrukken dat het echt waar was wat Hij zei.

Dienen
Een leerling was vaak ook de dienaar van zijn leraar.

Vader
Typische manier waarmee Jezus God aanspreekt.
Door God zijn vader te noemen, wordt duidelijk dat Jezus de zoon van God is. Wanneer zijn volgelingen ook God als Vader mogen noemen, zijn zij dus ook zonen of dochters, dus kinderen van God. Een verwantschap die een hele taak met zich meedraagt.

Vorst van deze wereld
= de satan.

Omhoog heffen
Verwijzing naar de dood op het kruis.

Allen
Joden en niet-joden.





Bij de tekst ...

Nieuw leven!

Het geheim van het zaad is het levensverhaal van de echte mens: wie alleen van zichzelf houdt, is niet veel waard. Men is pas echt mens als men ook echt van de ander houdt.

Jezus maakt duidelijk dat Hij moet sterven. Wie Hem wil volgen zal ook die weg moeten gaan. Maar zoals een graankorrel maar voedsel kan voortbrengen als hij ‘sterft’ in de grond, zo zal ook met Hem en zijn leerlingen gebeuren. Anders kan Hij geen nieuw leven voortbrengen. (Opmerking: biologisch sterft een graankorrel niet! Wat hier telt is het beeld: in de grond stoppen = begraven)





Bijbel en kunst

J. TISSOT

De Grieken vragen om Jezus te zien

Juan 12 20 33 2 Tissot


Tissot    Grieken Vragen Naar Jezus


De Franse kunstschilder en graficus James Tissot (Jacques Joseph Tissot) werd geboren op 15 oktober 1836 te Nantes, en stierf 8 Augustus 1902 te Doubs.

Vanaf 1886 maakte hij Bijbelillustraties. Daarvoor reisde hij verschillende keren naar het Midden-Oosten om er vertrouwd te raken met het landschap en de mensen die er leefden.





Suggesties

Kleine kinderen

VERTELLEN

De tuin

(Naar A. LOBEL, Kikker en Pad zijn altijd samen, Uitgeverij Ploegsma Amsterdam)

Pad komt voorbij.
Hij ziet Kikker hard in zijn tuin werken.
Pad wil ook wel zo’n mooie tuin.
Kikker geeft hem wat zaadjes.
- Stop ze maar in de grond, zegt Kikker,
dan krijg je ook gauw een tuin.
Pad holt naar huis en stopt de zaadjes in de grond.
Maar de zaadjes groeien niet.
Pad loopt heen en weer.
- Zaadjes, ga maar groeien! roept hij hard.
Kikker hoort dat.
- Pad je moet de zaadjes een paar dagen met rust laten.
De zon moet erop schijnen en daarna moet het regenen.
Dan pas gaan de zaadjes groeien.

’s Avonds kijkt Pad uit zijn raam.
Hij ziet nog niets.
Hij gaat met kaarsen aan in de tuin zitten
en leest zijn zaadjes een lang verhaal voor.
De volgende dag zingt hij liedjes.
De dag daarna maakt Pad muziek voor zijn zaadjes.
Maar er gebeurt niets.
Pad is zó moe geworden dat hij in slaap valt.

- Pad! Pad! word wakker, roept Kikker.
Kijk eens naar je tuin!
Pad ziet dat er allemaal kleine plantjes uit de grond zijn gekomen.
- Nu krijg jij ook een mooie tuin, zegt Kikker.
- Je hebt gelijk Kikker, zegt Pad, je moet er hard voor werken.





DOEN

Kruis

Zorg voor een kruis in karton.
De kinderen kleven het vol met echte of getekende korenaren.





Grote kinderen

VERDIEPEN

Vrucht dragen

Maak gebruik van dit werkblad om met kinderen te ontdekken wat Jezus met die ‘vruchten’ bedoelt en om na te gaan hoe ze zelf ‘vruchten’ kunnen zijn’.



Hoe ga jij vrucht dragen?

(G. ROUSSEAU in Simon 2006 nr 6, p. 11)

Zoals graan in de aarde sterft en vrucht voortbrengt, zo heeft Jezus zijn leven voor ons gegeven. Hij kon ons geen mooier bewijs geven van Gods liefde.
Jezus vraagt ons ook om ‘vrucht’ te dragen. We kunnen anderen gelukkig maken en zo op onze manier rijke vruchten dragen.
Door een beetje tijd geven aan papa om hem te helpen bij het afwassen.
Door een beetje vriendschap geven aan klasgenootjes die je niet zo leuk vindt...
...
En jij?
- Hoe ga jij vrucht dragen?
- Wat kun jij geven aan de mensen om je heen?





VERTELLEN

Het kleine bange zaadje

In een papieren zak, zaten eens veel bloemenzaadjes bijeen.
De lente kwam en de zak werd hevig dooreen geschud.
- Wat gebeurt er? vroeg een klein zaadje.
- De tuinman haalt ons hieruit,
en zal ons in de grond stoppen,
antwoordde een ander zaadje.
Als je het daar goed doet,
zwel je tot je openbarst.
- Vreselijk! Dan ga ik sterven, riep het kleine bange zaadje.
- Ja, maar, zei het andere zaadje,
als je je levenskracht doorgeeft, zul je groeien en...

Plotseling lagen ze in de hand van de tuinman,
die ze zaaide.
Het zaadje kwam in de donkere aarde terecht.
Het water drong overal door.
En toen het zaadje tweemaal zo dik geworden was,
groeiden er een stengeltje en een worteltje uit.

En op een morgen...
groeide uit het kleine bange zaadje
een mooie jonge plant.



De boer en de bamboe

C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 151.

In de tuin van een boer
stond een grote bamboe.
De boer hield ervan
en verzorgde hem goed.

Op een dag kwam de boer bij de bamboe en zei:
‘Lieve bamboe, het spijt me,
maar ik moet enkele van je bladeren afsnijden.
Ik heb ze nodig als borden voor mijn gasten.’
‘Dat kun je niet doen,’ riep de bamboe,
ik ben zo fier op mijn bladeren.’
‘Toch moet het,’ zei de boer,
ik heb je bladeren nodig voor mijn gasten.’
De boer sprak nog een hele tijd tegen de bamboe,
en sneed toen zijn bladeren af.

Wat later ging de boer terug naar zijn bamboe en zei:
‘Lieve bamboe, het spijt me,
maar ik moet je omkappen.’
‘O nee,’ huilde de bamboe,
‘dat kun je toch niet doen!
We zijn toch altijd goede vrienden geweest.’
De boer sprak nog een hele tijd tegen de bamboe,
Met gebroken hart liet de bamboe zich omkappen.

Met krachtige slagen hakte de boer de bamboeplant om,
bond de stammen aan elkaar
en maakte er een lange waterleiding van,
van de bergstroom tot het dorp,
zodat iedereen daar te drinken had.

(Naar een verhaal uit Afrika)



De mier en de graankorrel

C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 107.

Er was eens een graankorrel,
die na de oogst op het veld was blijven liggen.
Een mier kwam voorbij,
zag de korrel,
bond die op haar rug
en begon moeizaam de weg naar haar nest.

‘Waarom sjouw je zo?
Waarom leg je me niet neer?’
vroeg de graankorrel.
De mier hijgde:
‘Als ik je neerleg,
heb ik deze winter geen eten.’

‘Maar ik ben niet gemaakt
om zomaar opgegeten te worden,’
zei de graankorrel,
‘Ik ben een zaadje, vol leven.
Ik wil uitgroeien tot een plant!
Mag ik je een voorstel doen?
Als je me hier laat liggen,
in plaats van me mee te slepen naar je nest,
zal ik je honderd graankorrels geven.’

‘Honderd korrels in ruil voor één enkele?
Dat is de moeite!
Hoe gebeurt zo’n wonder?’ vroeg de mier.
‘Maak een kuiltje in de grond,
begraaf me erin,
en kom over een jaar terug,’
zei de graankorrel.

Na een jaar keerde de mier terug.
De graankorrel had woord gehouden.

(Een verhaal van Leonardo da Vinci)




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 28 maart 2018, p. 1)

Wie dicht bij de natuur staat
kan er zich blijven over verwonderen
hoe planten groeien
uit één klein zaadje.

Dat zaadje brengt na een tijd een plant voort
die op haar beurt zorgt voor nieuwe zaadjes.
Maar eer het zover is,
moet een zaadje in de grond gestopt worden.

Het is het grote verhaal van:
doen wat je te doen hebt
en dan alles loslaten:
laten komen wat komt.

Jezus gebruikte dit proces
als beeld voor wat verrijzenis betekent:
Iemand sterft en wordt begraven
– zoals een zaadje in de grond wordt gestopt.

Maar zoals een zaadje zich na een tijd
ontplooit tot een plant
die zelf leven kan doorgeven
verrijzen mensen, leven ze over de dood heen.

Is daarmee alles gezegd over verrijzenis?
Helemaal niet!
Leven na dit leven is één ding,
voluit leven in dit leven is een opdracht.

Christenen willen alles in het werk stellen
om ‘verrijzenis’ nu al te realiseren
in de vele situaties van ‘dood’
die ze op hun levensweg tegenkomen.



Jessica en haar pop

(bewerking van een verhaal van Anneke van Wijngaarden - klapnet)

Jessica woont in Brazilië. Ze heeft een pop waar ze dol op is.
Die pop is gemaakt van een maïskolf.
Haar jurkje is van maïsblad.
De hele dag door speelt Jessica met haar pop.
Ze wast haar, doet het jurkje aan en uit, wiegt haar in de hangmat
en neemt haar overal mee naar toe.
- Jessica, kom helpen opruimen, roept moeder.
Maar Jessica hoort niets. Ze is druk in de weer met haar pop.
- Je komt nooit als ik je roep, roept moeder boos,
als je niet wilt luisteren, neem ik je pop weg.
Jessica schrikt. Moeder mag haar pop niet wegnemen.
Jessica holt naar de rivier waar ze zich elke morgen wast.
Ze houdt haar pop stevig in haar armen.
- Waar zal ik jou verstoppen?
Dan ziet ze een schildpad.
Die graaft altijd een gat in het zand om haar eieren in te leggen.
- Ik zal dat ook zo doen, denkt Jessica en ze begint te graven.
Ze legt haar pop in het holletje en doet er zand over heen.
Ze zet een takje in de grond.
- Let jij op mijn pop? vraagt Jessica aan de schildpad.

Niet lang daarna begint de regentijd.
Heel die tijd kan Jessica niet naar haar pop.
Als het eindelijk droog wordt,
gaat ze bij de rivier kijken of haar pop er nog is.
Maar de rivier is door de vele regen buiten haar oevers getreden.
De plek waar ze de pop heeft verstopt, vindt ze niet meer terug.
En op de plek waar ze dacht dat de pop lag, ziet ze twee bladeren.
Jessica is ontroostbaar. Haar pop is voorgoed verdwenen.

Het wordt zomer. Wanneer Jessica bij de rivier komt,
ziet ze op de plek waar ze dacht dat ze haar pop had begraven,
heel wat maïsplanten staan. Ze wiegen in de wind.
Wat later zitten er grote gele maïskolven in.
Jessica plukt er één en maakt er een pop van.
Van de bladeren maakt ze een jurkje.
- Jij bent mijn nieuwe pop, fluistert ze.
Van de andere maïskolven bakt ze samen met haar moeder lekkere maïskoekjes.





DOEN

Zaadjes worden plantjes

Zorg voor een bloempot of een bakje met aarde.
Doe een deel tuinkerszaad in de grond. Bewaar het andere deel.
Over een week is te zien hoe de zaadjes zich ontkiemd hebben.





Jongeren

VERDIEPEN

Redactieraad

Stel je voor...
je zit in de redactie van een blaadje dat materiaal verspreidt bij het evangelie van deze zondag. Een kunstenaar stuurde jullie deze tekening op.

Tekening 5B

- Bij welke zin uit het evangelie zou jij deze tekening gebruiken?
- Welke tekst zou je er zelf bij schrijven?

Een andere kunstenaar stuurde jullie het volgende op:

Fano

In de vreemde groeiwijze van het graan is het woord 'vida' (= leven) te lezen.
- Bij welke zin uit het evangelie zou jij deze tekening gebruiken?
- Welke tekst zou je er zelf bij schrijven?


- Aan welke illustratie zou jij de voorkeur geven?
Probeer je keuze goed te verantwoorden.




TIP
Inspireer je aan beide illustraties om zelf een tekening te maken die de bedoeling van dit evangelie weergeeft.
Of, als je niet zo best kunt tekenen... formuleer enkele suggesties voor een kunstenaar.





MEDITEREN

Winnen door te verliezen

(Agnes Lameire)

We klampen ons vast aan leven en welzijn,
aan have en goed,
aan alles wat we veroverd hebben.

Maar toch ondervinden wij af en toe
dat vooral geven gelukkig maakt.
Gratuit iets doen voor een ander,
ongevraagd bijspringen,
tijd maken om iemands verdriet te beluisteren...
het zijn die dingen die het verschil maken.

Met open handen in het leven staan
geeft diepe vreugde.
Toch zijn we geneigd
die handen krampachtig gesloten te houden.





Overwegingen

Frans Mistiaen s.j.

Dienstbaar als de graankorrel

In de natuur kennen wij één grote levenswet:
er bestaat geen leven zonder groei; leven is altijd groeien.
Maar groeien doet pijn.
Want groeien betekent nu eenmaal altijd
een vorige levensfase loslaten,
waar nochtans ook heel goede dingen werden beleefd.
Maar op een bepaald moment moeten die worden achtergelaten
juist om verder te kunnen groeien.
De graankorrel moet sterven,
opdat het koren zou kunnen opschieten
en opdat het brood aan de mensen leven zou kunnen bieden.

Een rups wordt vlinder, een foetus wordt boreling,
maar slechts doorheen een groeipijn, die het leven zelf vraagt.
Het kleine mensje dat zich ontwikkelt in de moederschoot
beleeft daar een heerlijke tijd
in die donkere, warme, vochtige, beschermende holte.
Maar na negen maanden
duwt het leven zelf het kind naar buiten.
Elke geboorte is een pijnlijke doorgang,
met veel bloed en tranen,
naar een heel ander soort leven.
Bij de boreling is dat: een leven in hel licht,
in koude, droge lucht, minder beschermd,
maar onafhankelijk, weldra op eigen benen staand,
met een originele persoonlijkheid.
Terugkeren naar de moederschoot kan niet,
- ook al zou men dat soms verlangen -
want dit zou juist de dood betekenen
zowel van het kind als van de moeder.
Neen, het leven zelf vraagt dat wij groeien naar nieuw leven.

Welnu, onze God staat aan de kant
van het leven, dus van onze groei.
Onze God wil ons geen pijn doen.
Hij wil ons laten leven, echt leven.
Maar echt leven vraagt groei,
en dus loslaten van een aantal ervaringen
die wij vroeger meemaakten en die ons toen deugd deden.

Een kind groeit moeizaam, maar onvermijdelijk, op
tot een jongvolwassene
met verantwoordelijkheidszin voor relaties en engagementen
en moet dus het onbezorgd spelen van de kindertijd echt achterlaten.
Ouders moeten hun kleine, afhankelijke kinderen loslaten,
om, doorheen een soms pijnlijke, innerlijke verscheurdheid,
te groeien tot ouders
van groter wordende, meer en meer zelfstandig adolescenten.

Eigenlijk maken wij voortdurend zulke “nieuwe geboortes” mee,
telkens opnieuw, bij elke belangrijke verandering
in onze relaties, in ons werk,
bij elke ingrijpende evolutie
in onze engagementen, in onze leeftijd.
Steeds weer loslaten, om te groeien.
Als wij ouder worden zal ons worden gevraagd
los te komen van het actief, hard werken,
en innerlijk te groeien om een gelukkige bejaarde te worden
door tevredenheid te vinden
in de nieuwe mogelijkheden van de oude dag:
rust, bezinning, bezadigdheid, genieten van het samenzijn,
met veel tijd voor de kleinkinderen
en om anderen bij te staan met wijsheid en goede raad.
Uiteindelijk komt voor allen de dood,
waar ons zal worden gevraagd alles los te laten.
Maar dan wel om ook hier weer te groeien
en een heel nieuw soort leven binnen te treden,
een leven in het hart en de gemeenschap van onze liefdevolle God.

Die gestadige groei naar nieuw leven,
met voortdurend loslaten
van vroegere, weliswaar deugddoende ervaringen,
dat vraagt het leven zelf van ons.
Wij kunnen dat tegenwerken,
door te proberen ons vast te klampen
aan een aantal dingen van vroeger.
Maar die ontglippen ons uiteindelijk toch
of worden ons finaal toch uit handen geslagen.
Alleen maken wij het ondertussen zoveel moeilijker
voor onszelf
en voor de anderen rondom ons.


Jezus koos er vrijwillig voor te leven,
niet tégen, maar ín die basiswet van
"zijn leven loslaten om nieuw, echt leven te winnen".
Het werd zijn levensweg.
Hij koos bewust voor
de dienstbaarheid aan het echte leven dat steeds groeit.
Leerlingen van Jezus willen proberen Hem te volgen op die weg.
Dan beleeft ook onze liefde van elke dag
de ervaring van de graankorrel.

Mijn liefde blijft onvruchtbaar,
als zij eenzaam blijft, voor mijzelf gebruikt voor eigenbaat.
Dan gaat zij zelfs verrotten en dood brengen rondom mij.
Maar laat ik mijn liefde in de aarde van de mensen vallen,
ga ik anderen belangrijker achten,
dan wordt mijn liefde belangeloos,
onthecht van mijn zelfzucht, dienstbaar.
Dan ontvangt zij de groeikracht van God en wordt zij vruchtbaar.

Méér leerling van Jezus willen worden,
betekent dat wij Hem nog van meer nabij willen volgen
op die weg van nog grotere groei in dienstbaarheid
en in concrete, dagelijkse zorg voor de anderen.
Het vraagt een steeds vernieuwde keuze,
om vrij te worden van dat vastklampen aan onszelf
en vrij te worden voor het leven voor anderen,
om ons innerlijk toe te vertrouwen aan de levenswet en Gods groei.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Het uur (2012)

Johannes heeft in zijn evangelie dag na dag de eerste week van Jezus’ openbaar leven verteld. Met dezelfde nauwkeurigheid verslaat hij de laatste dagen van Jezus’ leven. Filippus en Andreas, de voornaamste acteurs van de eerste week, komen hier terug op het voorplan. Zij worden aangesproken door Grieken die Jezus wensen te zien. Beiden zijn van het vissersdorp Betsaïda, gelegen in het uitgesproken hellenistische deel van Galilea. Dat ze aangesproken worden door Grieken is waarschijnlijk omdat ze onder elkaar Grieks aan het praten zijn. Wat heel normaal is, omdat beide een Griekse naam hebben.

De belangstelling van die Grieken voor Jezus is een hoogtepunt in de opbouw van Johannes 11-12. Het project van het universele heil, over de joodse grenzen heen, krijgt een eerste begin. Dat betekent tegelijk dat het uur van de passie die naar de heerlijkheid leidt, aangebroken is. En Jezus antwoordt aan Andreas en Filippus: ”Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden”.

Het “uur” van Jezus speelt door heel het Johannesevangelie. Eerst horen we tot driemaal toe, dat zijn uur nog niet gekomen is. Wanneer Maria op de bruiloft van Kana aan Jezus zegt dat de wijn op is, krijgt ze als antwoord: “Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn uur is nog niet gekomen.” (Johannes 2, 4). Wat betekent dat “uur” in het antwoord van Jezus aan zijn moeder? Een beleefde weigering, en tòch komt hij zijn moeder met een wonderteken tegemoet. Daarmee loopt hij vooruit op zijn uur, zodat de evangelist besluit: “Dit heeft Jezus gedaan als begin van de tekenen, te Kana in Galilea, en Hij heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn leerlingen geloofden in Hem” (Johannes 2, 11). Het “uur” van Jezus is hier duidelijk dat van de openbaring van zijn heerlijkheid.
Maar dat “uur” komt terug. Jezus onderwijst in de tempel en “Zij probeerden Hem dan te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan Hem, want zijn uur was nog niet gekomen.” (Johannes 7, 30). Hier gaat het zeker over het uur van zijn dood, want wij lazen een paar verzen eerder: “Is Hij het niet die zij proberen te doden?” (Johannes 7, 25). Maar welk verband is er hier met het “uur” van Kana?
Hetzelfde thema komt terug: Jezus verklaart zich Zoon van de Vader: “Deze woorden sprak Jezus bij de schatkist, terwijl Hij onderwijs gaf in de tempel, en niemand greep Hem, omdat Zijn uur nog niet gekomen was “ (Johannes 8, 20). Hier is het duidelijk: het betreft ook hier het uur van zijn dood. De context laat daar geen twijfel over, want de tekst vervolgt: “Jezus dan zei opnieuw tegen hen: «Ik ga heen en u zult Mij zoeken, en in uw zonde zult u sterven; waar Ik heen ga, kunt u niet komen». De Joden nu zeiden: Hij zal toch Zichzelf niet doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt u niet komen?” (Johannes 8, 21 - 22).

Nu zullen we ook driemaal horen dat Jezus’ “uur” gekomen is. De eerste keer nu. De tweede keer als Johannes het tweede deel van zijn evangelie begint: “En vóór het feest van het Pascha, toen Jezus wist dat Zijn uur gekomen was dat Hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader, heeft Hij de Zijnen, die in de wereld waren en die Hij liefgehad had, liefgehad tot het einde (Johannes 13, 1). En de derde keer in zijn laatste gebed: “Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt” (Johannes 17, 1).

De betekenis van “zijn uur“ is daarmee duidelijk. “Overgaan uit deze wereld” slaat op Jezus’ dood, “overgaan naar de Vader” slaat op zijn verrijzenis. Het “uur” van Jezus is dus onafscheidelijk het uur van zijn dood, én het uur van zijn verrijzenis. Jezus’ dood en verrijzenis zijn de twee kanten, kop en munt, onafscheidelijk van het ene paasmysterie. Verheven op het kruis is hij ook verheven in de heerlijkheid van de verrijzenis die niets anders is dan “de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was “(Johannes 17, 5).

Jezus duidt de weg aan van de verheerlijking met het beeld van de graankorrel: “… zo de graankorrel in de aarde gevallen niet sterft …“ (Johannes 12, 24). God is mededeelzame liefde. Jezus gaat zijn leerlingen daarin voorop: “Zichzelf beminnen is zich verliezen”, want men sluit zich af van Gods liefde. Zoals Jezus, kan ook de leerling tegenover dit zichzelf-verliezen uitroepen: “Nu ben ik doodsbang. Wat moet ik zeggen ? Vader, laat dit ogenblik van lijden aan mij voorbijgaan ?”(Johannes 12, 27). Maar ook voor de leerling geldt dan Gods antwoord: “‘Ik heb mijn grootheid getoond en ik zal mijn grootheid weer tonen in zijn leerlingen” (Johannes 12, 28).
Dat is ons vertrouwen door Jezus bevestigd: “Die stem heeft niet voor mij gesproken, maar voor u” (Johannes 12, 30).



Sterven vooraleer vrucht te dragen (2015)

De Grieken, die vragen om Jezus te zien, vervolledigen Jezus’ messiaanse intrede te Jeruzalem. Het perspectief verbreedt zich. De Grieken overstelpen het onthaal dat het volk van Israël Jezus geboden heeft. En toch beantwoordt Jezus hun vraag niet rechtstreeks. In plaats daarvan geeft hij een verklaring van zijn dood. Zijn uitspraak : “Het uur is gekomen waarop de Mensenzoon verheerlijkt wordt” (Johannes 12, 23) drukt immers zijn nabije dood uit. Door de Grieken geen onmiddellijke afspraak te gunnen, betekent Jezus dat de ontmoeting met de hellenistische wereld een vrucht zal zijn van zijn dood. Na zijn verheffing op het kruis zullen de heidenen Jezus kunnen “zien”: “als ik van de aarde verheven zal zijn, zal ik alle mensen tot mij trekken” (Johannes 12, 32). De heidenen dagen op bij het einde van Jezus’ zending. Maar Jezus verhaast zich te zeggen dat het graan eerst sterven moet vooraleer het veel vrucht kan dragen.

“Het uur is gekomen”, zegt Jezus Het woord “uur” komt 26 maal voor in het Johannesevangelie. Het drukt de gunstige tijd uit waarop Jezus zijn heerlijkheid openbaart. Wanneer op de bruiloft van Kana de wijn ontbreekt, komt Maria tussen bij haar zoon. Maar Jezus antwoordt haar dat “zijn uur nog niet gekomen is” (Johannes 2, 4). Jezus zal toch haar vraag inwilligen met het teken van het water dat in wijn verandert: “hij openbaarde zijn heerlijkheid, en zijn leerlingen geloofden in hem” (Johannes 2, 11). Jezus heeft hier zijn heerlijkheid geopenbaard “vòòr zijn uur”. Hij openbaart zijn heerlijkheid op zijn uur als hij sterft aan het kruis

Deze plechtige verklaring wordt ingeleid door een dubbel: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u”. Zijn uur is terzelfder tijd, en zijn dood, en zijn verheerlijking. Om verstaanbaar te maken dat zijn juist dood leidt tot zijn verheerlijking, gebruikt Jezus de vergelijking van het graan dat sterft om vrucht te dragen. De tegenstelling die Jezus er uitdrukt is niet zozeer deze tussen sterven en leven, dan wel tussen sterven en vrucht dragen. Om vrucht te dragen voor de wereld, zal Jezus, zoals het graan, eerst moeten sterven.

Jezus verklaart hiermee dat zijn uur eindelijk gekomen is. De terugkeer naar het leven van Lazarus (Johannes 11 - 12, 11) was daar reeds een voorafbeelding van geweest. De vraag van de Grieken wijst erop dat zijn uur zich nu aan het verwezenlijken is. Jezus kan dan ook in het breed uitleggen, hoe in “zijn uur” dood en verheerlijking samenvallen. Hij is gekomen voor dit uur. Maar Hij heeft er schrik van. Voor Jezus betekent dit uur, met het ondergaan in de dood, een pijnlijke passage waar er ontsteltenis en angst heersen.
Wanneer Johannes Jezus’ lijdensverhaal zal brengen, zal hij daarin alles weglaten wat er de menselijke kant van zou onderlijnen, zoals zijn doodstrijd en de vele mishandelingen die Jezus er moet ondergaan. Maar hij bewaart deze elementen die hij verdeelt over zijn evangelie. Hier citeert hij woorden en uitdrukkingen die Jezus’ angst uit drukken in verband met zijn uur: “Verlos mij van dit uur” (Johannes 12, 27). Wij vinden deze terug bij Marcus: “Hij begon ontroerd en angstig te worden … en bad dat dit uur, zo het mogelijk was, van Hem zou voorbijgaan. Hij zei: ”Abba, Vader, voor U is alles mogelijk, verwijder van Mij deze kelk” (Marcus 14, 33-36). Zijn aanvaarding: “nochtans niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt” (Marcus 14, 36), is even sterk onderlijnd bij Johannes, en het woord: “Vader, verheerlijk uw naam” (Johannes 21, 27), klinkt als een samenvatting van het “Onze Vader” dat Johannes niet in zijn evangelie opgenomen heeft. Jezus wil vooral luisteren naar zijn Vader.

Het Johannesevangelie zegt niets over de Gedaanteverandering. Maar hier vinden wij er wel een equivalent van: “Uit de hemel klonk een stem” (Johannes 12, 28). Voor de eerste maal in dit evangelie richt de stem van de Vader zich tot Jezus. In de synoptici spreekt de Vader tot Hem bij het doopsel en bij de gedaanteverandering. De Vader bemoedigt er de Zoon en sterkt er Hem in zijn zending. Wij mogen hier ook denken aan het doodsangstverhaal bij Lucas, waar een engel uit de hemel Jezus sterkte komt geven (Lucas 22, 43). Zo zien we hoe Johannes elementen uit de traditie selecteert en herwerkt in zijn theologisch project.

Door zijn enig karakter en zijn plaats op het einde van het eerste deel van het Johannesevangelie komt de tussenkomst van de Vader voor als een plechtig erkennen van zijn zoonschap en zijn zending. De dood van Jezus is immers niet alleen de verplichte passage om te komen tot de heerlijkheid, maar hij is ook de voorwaarde tot het ontstaan en de groei van de Kerk. Jezus associeert alle christenen aan zijn leven: “daar waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn“ (Johannes 12,26). Hier ook is er sprake van het geloof, zelfs al wordt het niet zo expliciet uitgedrukt als de synoptici het doen voor de relatie met Jezus: ”Wie zijn leven verliest omwille van mij en de Goede Boodschap, zal het winnen” (Marcus 8, 35). De leerling moet de weg van Jezus gaan, en zoals Hij de dood ingaan om deel te hebben aan zijn heerlijkheid: Indien iemand Mij wil dienen, dat hij Mij volgt” (Johannes 13, 26). In dat geval, zegt Jezus: “Mijn Vader zal hem eren” (Johannes 12, 26).

Eigenaardig genoeg, het woord van God dat Jezus moest doen kennen bij zijn toehoorders (v. 30) wordt gehoord, maar niet begrepen: “een donderslag, of een engelenstem?”. Jezus moet zelf de stem van de Vader interpreteren. Het uur dat Jezus zal verheerlijken, zal de tijd van het Oordeel inluiden: het gebrek aan geloof in Jezus brengt als automatisch gevolg de veroordeling met zich mee. Bij de verheffing van Jezus is de bestemming van alle mensen betrokken, en zelfs, op radicale manier, de nederlaag van de “Prins van deze wereld”, die de tegenstander personifieert van God en Christus. Jezus’ overwinning op het kwaad is reëel, maar het komt de gelovigen toe deze zichtbaar te maken in zichzelf en rondom zich. Jezus onderlijnt het spoedeisend karakter van de tijd waarin we leven. Hijzelf, het licht, zal heengaan, en nu moet er gekozen worden. Marcheren in het licht is geloven in Hem die het licht der wereld is, en dat betekent voor ons dat we zouden leven als zonen van het licht.
En Jezus besluit: “Terwijl gij het licht hebt, geloof in het licht, dan zult gij zonen van het licht zijn” (Johannes 12, 36).