Loading...
 

Christus Koning C - evangelie

Lucas 23, 35-43: Jezus aan het kruis 

Lucas 23, 35-43 // Matteüs 27, 27-61 // Marcus 15, 16-41



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1669-1670)

Tegelijk met Jezus werden ook twee misdadigers weggebracht om gedood te worden. Op een heuvel die de Schedel heet, hingen de soldaten Jezus aan het kruis. Ook de misdadigers werden aan een kruis gehangen. Het kruis van Jezus stond tussen de twee andere kruisen in.
Jezus zei: ‘Vader, vergeef de mensen die mij doden, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden de kleren van Jezus onder elkaar door erom te loten. En het volk stond ernaar te kijken. Ook de leiders van het volk stonden naar Jezus te kijken. Ze lachten hem uit en zeiden: ‘Hij is toch de messias, de man die door God uitgekozen is? Hij heeft toch andere mensen gered? Dan moet hij ook zichzelf kunnen redden!’ Ook de soldaten bespotten Jezus. Ze kwamen bij het kruis staan en gaven Jezus zure wijn. Ze zeiden: ‘Red jezelf! Jij bent toch de koning van de Joden?’ Boven Jezus’ hoofd hing een bordje. Daarop stond: ‘Dit is de koning van de Joden.’
Eén van de twee misdadigers die naast Jezus hingen, begon hem te beledigen. Hij zei tegen Jezus: ‘Jij bent toch de messias? Red dan jezelf en ook ons!’ Maar de andere misdadiger zei: ‘Houd toch je mond! Ook jij hangt aan een kruis, ook jij zult snel dood zijn. Ben je niet bang voor God? Wij zijn misdadigers en hebben onze straf verdiend. Maar Jezus heeft niets verkeerds gedaan.’ En tegen Jezus zei hij: ‘Wilt u aan mij denken wanneer u koning bent in de hemel?’ Jezus antwoordde: ‘Luister goed naar mijn woorden: Vandaag nog zul jij bij mij in de hemel zijn.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Samen met Jezus werden twee misdadigers weggevoerd.
Ze moesten alle drie gedood worden.
Toen ze op de Calvarieberg kwamen,
sloegen de soldaten Jezus aan het kruis.
Ook de twee misdadigers werden gekruisigd,
de een rechts en de ander links van Hem.
Jezus zei: 'Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen'.
De mensen stonden te kijken.
De leiders van het volk lachten Jezus uit en zeiden:
'Anderen heeft Hij gered.
Nu moet Hij zichzelf maar redden als Hij door God gezonden is!'
Ook de soldaten spotten met Jezus.
Ze brachten Hem zure wijn en zeiden:
'Ben Jij de koning van de Joden? Red dan jezelf!'
Boven het hoofd van Jezus hing het opschrift
in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: ‘
Dit is de koning van de joden’.
Eén van de misdadigers die daar hingen zei uit de hoogte:
'Ben jij de Messias? Red dan jezelf en ons erbij!'
Maar de ander zei: 'Heb jij dan helemaal geen eerbied voor God?
In ons geval is deze straf terecht: wij krijgen ons verdiende loon.
Maar Hij heeft niets verkeerds gedaan'.
Daarop zei hij tegen Jezus: 'Vergeet me niet
wanneer Je in je koninkrijk komt’.
Jezus zei: 'Dat beloof Ik je,
vandaag nog zul je bij Me zijn in het paradijs'.



Stilstaan bij...

Redden
Dit woord verwijst naar de naam ‘Jezus’, die betekent: ‘Jahwe redt’.

Zure wijn
Een goedkope wijn die door soldaten werd gedronken. Oudere vertalingen hebben het zelfs over azijn, een verwijzing naar psalm 69 waar staat: ‘... en lesten mijn dorst met azijn’ (Psalm 69, 22b)
Zure wijn lijkt een verdovingsmiddel geweest te zijn.

Koning
Jezus is een merkwaardige 'koning': Hij houdt een ‘blijde intrede’ op een ezel. Doornen vormen zijn kroon. Een kruis wordt zijn troon.

Opschrift (I.N.R.I.)
Het opschrift dat op het kruis van Jezus is een letterwoord voor
‘Jezus (I - Iesus)
van Nazaret (N - Nazarenus),
koning (R - rex)
van de Joden (I - Iudaeorum)’.

Hebreeuws
Taal die de joden heel vroeger spraken. Ten tijde van Jezus spraken de Joden Aramees en was het Hebreeuws de taal van de Bijbel. Grieks was de taal van de burgerij en de ontwikkelde lieden.
Sinds hun terugkeer naar Israël (stichtingsdatum 14 mei 1948) gebruiken de Joden het Hebreeuws opnieuw in het dagelijkse leven.
In die taal worden alleen de medeklinkers geschreven. Soms worden de klinkers weergegeven met punten, strepen, komma's. Hebreeuws wordt van rechts naar links gelezen.

Messias
(Hebreeuws = ‘gezalfde’; Latijn = Christus)
Vroeger werden de koningen van Israël gezalfd. Hiermee toonde men dat ze een bijzondere zending van God ontvangen hadden. Ook personen met een bijzondere religieuze zending werden soms gezalfd. (Bijvoorbeeld: profeten)
De Bijbel zegt dat de Gezalfde (Messias, Christus) het rijk van God op aarde zal vestigen. Daarvoor zou hij de mensen bevrijden / redden van de vreemde overheersing. Hij zou een nieuwe koning zijn in de lijn van koning David. Daarom verwachtten de mensen van Jezus dat Hij hen als Messias zou bevrijden van de Romeinen.

Denk aan mij / vergeet me niet
Deze vraag komt voor in een bekend joods gebed voor de stervenden.

Koninkrijk
Dit Rijk heeft te maken met een levensstijl waarbij men de juiste plaats geeft aan het woord van God. Dit Rijk heeft niets te maken met het materiële noch met succes, of met werelds machtsvertoon. Op dit punt botste Jezus op onbegrip en verzet bij zijn leerlingen en bij het volk. Want die dachten dat de Romeinse bezetter verdreven zou worden bij de komst van het Rijk van God.

Paradijs
(Perzisch = ‘park’ of ‘tuin’)
Toen Jezus leefde, was het paradijs voor sommige joden de plaats waar de rechtvaardige overledenen verbleven in afwachting van de verrijzenis.
Men gebruikte dit woord om de eenheid met God weer te geven.
In de Griekse vertaling van de Bijbel, verwees ‘paradijs’ naar de Tuin van Eden, het 'aards paradijs'. Bij Lucas ging het om de oorspronkelijke gelukzaligheid die hersteld was.





Bij de tekst

Merk op

. In de houding van de twee medegekruisigden, kan men de houding zien die mensen tegenover Jezus kunnen aannemen: ongeloof en geloof.

. Jezus doet wat Hij heeft geleerd in het gebed ‘Onze Vader’: Hij vergeeft de beulen die Hem kruisigen.



Christus Koning

Deze tekst uit het evangelie van Lucas wordt voorgelezen op het feest Christus, Koning van het heelal. Op het eerste zicht een heel merkwaardige keuze.
Lees meer over het feest waarmee elk liturgisch jaar afgesloten wordt.





Bijbel en kunst

V. TITIAAN

Jezus en de goede moordenaar (ca. 1563 - 1566)

Christus Koning C Titiaan

Olie op doek, 137 x 149 cm
Pinacoteca Nazionale, Bologna, Italië


Men twijfelt er sterk aan of dit werk wel van Titiaan is. De manier waarop de kleuren werden aangebracht, herinnert wel aan zijn late werk, maar het ruimtelijk effect, dat bekomen wordt door het draaien van het kruis van de goede moordenaar, komt men in geen enkel laat werk tegen. Ook de manier waarop het licht valt, is ongewoon in zijn werken van rond 1560.


Mocht dit kunstwerk toch niet van Titiaan zijn … dan is het een goed voorbeeld van het gebruik van zijn stijlelementen door een andere kunstenaar.





Suggesties

Grote kinderen 

VERDIEPEN

Een koning op een kruis


Fano


Materiaal
Twee 'kronen' (strook licht karton dat rond het hoofd past)




Verloop
De kinderen schrijven op de eerste kroon wat - naar hun aanvoelen - typisch is voor een koning.
Lees daarna de evangelietekst voor.
Jezus wordt er koning genoemd.
Laat de kinderen op de kroon voorlezen wat zij typisch vinden voor een koning.
- Is Jezus ook zo'n koning?
- Omcirkel de eventuele eigenschappen die ook voor Jezus gelden.
- Waarom leest men deze tekst voor op een dag waarbij men Jezus herdenkt als een koning?
(De kinderen denken hierover luidop na)

Op de tweede kroon schrijven ze op welke manier Jezus een koning geweest is.





BIDDEN

Koning van het heelal

(Vertaling en bewerking van een gebed uit: ‘Le livre de toutes les prières’, Edifa/Mame 2006)

Jezus,
Je woonde niet in een paleis.
Je vrienden waren niet rijk en machtig.
Je kracht was niet verbonden met macht.
Maar toch noemen we Je: Koning van het heelal.

Jezus,
je huis is dat van God,
je vrienden zijn de kinderen van God,
je kracht is de liefde van God.
Daarom noemen we Je: Koning van het heelal.

Jezus,
Laat me verlangen om in je huis te leven.
Laat me je trouwste vriend zijn,
Geef me de kracht om van anderen te houden.
Want Je bent: de Koning van het heelal.





Jongeren

INLEVEN

Waar sta ik bij het kruis?

(Geïnspireerd door een preek van Marc Gallant, trappist te Orval)

Materiaal
. een eenvoudig kruis
. zes bladen papier, waarop een van de volgende woorden staat:
VOLK, OVERHEID, SOLDATEN, MISDADIGER, VRIENDEN, GOEDE MOORDENAAR
. een blanco blad papier (alleen gebruiken indien nodig)




Verloop
Leg het kruisbeeld in het midden van de kring deelnemers.
Lees het evangelie voor van vandaag.

Het evangelie plaatst mensen voor het kruis waarop Jezus stierf.
- Waar namen deze personen plaats?
Leg de zes bladen papier op de grond met de namen van de verschillende personen uit het evangelie. (Bv. Links en rechts van het kruisbeeld de twee 'misdadigers'. De 'vrienden' dicht bij de deur van het lokaal.)

Stel daarna de vraag: Waar zou ik plaats nemen?
Ga een voor een bij de papieren staan en geef wat toelichting bij de keuzemogelijkheden. Blijf hierbij zo dicht mogelijk bij de Bijbeltekst. Zorg er vooral voor geen waarde-oordelen te formuleren, die de eigen reflectie van de deelnemers in de weg kan staan.

WIEHOUDING
VOLK Kijkt passief toe
OVERHEIDSpot met een redder die zichzelf niet kan redden. De naam Jezus betekent: 'God redt'.
SOLDATENZijn gefrustreerd omdat die wonderdoener niet eens een klein mirakel wil doen.
MISDADIGERVoelt zich rot en verwacht niets meer van het leven.
VRIENDENStaan veilig ver weg.
GOEDE MOORDENAAROp het ogenblik dat alles verloren schijnt, bevestigt hij Jezus in zijn zending om te redden wat verloren was, met de woorden: 'Jezus, denk aan me ...


Nadien maken de deelnemers de keuze: waar willen ze bij staan?
Wanneer iedereen staat op de plaats die hij gekozen heeft, vraag je - als 'reporter' - waarom ze die keuze maakten.

Mocht het gebeuren dat iemand geen keuze wil of kan maken, neem dan het blanco blad en maak zo een nieuwe groep. Nadien bevraag je die deelnemers in je rol als 'reporter' waarom ze geen keuze konden of wilden maken.




Belangrijk
. In deze activiteit bestaan geen goede of slechte keuzes. Het gaat erom dat de deelnemers nadenken over hun eigen positie t.o.v. Jezus.

. Het blanco blad wordt best niet vanaf het begin als mogelijkheid voorgesteld om de deelnemers te bewegen tot nadenken over hun positie.

. Mocht een bepaalde keuzemogelijkheid niet aan bod gekomen zijn, dan kun je er in een gesprek nadien op ingaan.





Overwegingen

Paul Kevers

(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2002, nr 6, p. 9)

Jezus is gestorven aan het kruis: dat weet iedereen. Het verhaal van zijn dood staat beschreven in de vier evangelies. Het belang van dit gebeuren wordt er sterk onderstreept. Het kruis is ook hét teken geworden van het christendom. Maar wat betekent de kruisdood van Jezus eigenlijk? Was het 'Gods wil' dat Jezus aan het kruis stierf? Heeft Jezus ons door zijn kruisdood gered?

Jezus heeft het kruis niet gezocht. Niet God, maar mensen hebben dat gewild. Mensen die Jezus niet meer konden verdragen. Omdat Hij zo eerlijk en rechtuit was. Omdat Hij de kleinen optilde en de groten neerhaalde. Omdat Hij zich thuis voelde bij de eenvoudigen. Dààrom werd Hij uitgestoten en uit de weg geruimd.
De kruisdood van Jezus mogen we niet losmaken van zijn leven dat eraan voorafging. Jezus is trouw gebleven aan zijn levenskeuze tot het uiterste, ook toen de tegenstand tegen Hem zo groot werd dat ze Hem aan het kruis nagelden. Jezus is niet teruggekrabbeld. Hij is, geweldloos en liefdevol, héél de weg gegaan. Ook toen Hij daar hing en zich van God en mens verlaten voelde, toen niemand nog met Hem meevoelde, tenzij enkele vrouwen, die vanop afstand toekeken. Toen heeft Hij zichzelf, zijn leven uit handen gegeven en in Gods hand gelegd. En zo heeft Jezus ons een uitweg getoond uit de kringloop van het kwaad. Ook één van Jezus' beulen heeft dat ingezien: de Romeinse 'centurio' of honderdman. Hij zag hoe Jezus gestorven was en hij zei: 'Die mens was echt zoon van God' ...





Frans Mistiaen sj

Jezus, koning, niet met macht, maar met liefde

Het kan eigenaardig lijken
dat de Kerk aan Jezus de titel "Koning" heeft willen geven,
Hij die alles heeft gedaan wat Hij kon
om Zijn volgelingen te verhinderen Hem tot Koning uit te roepen.
Maar het evangelie van vandaag over Golgota
laat er geen twijfel over bestaan:
als Jezus Koning is dan is het wel op een heel speciale manier.
Vreemde Koning inderdaad
die, getooid met een pijnlijke kroon van doornen, ons samenbrengt
rond een wrede troon, Zijn kruis.
Het is naar de lijdende, weerloze Jezus dat wij vandaag opkijken
als wij Hem erkennen als onze Heer en Koning.
Daarbij komt natuurlijk de vraag op:
“Welke soort koninklijke heerschappij
oefent deze machteloze Gekruisigde dan wel uit?”

Jezus is een Koning
die er niet op de eerste plaats op uit is zichzelf te redden.
Gedurende heel Zijn leven
heeft Hij voortdurend tijd en aandacht geschonken aan anderen:
aan zieken, aan armen, aan eenvoudigen, aan uitgestotenen.
"Hij ging al weldoende rond",
maar "Hij had Zelf geen steen om Zijn hoofd op te laten rusten."
Steeds weer was Jezus, Zichzelf-gevend,
totaal beschikbaar voor anderen.
Hij denkt nooit eerst aan Zichzelf,
zelfs niet te midden van het hevigste lijden op het kruis.
Daar vervalt Hij niet in zelfbeklag of verbitterde opstandigheid,
maar ook dan nog is Hij op de eerste plaats bezorgd voor anderen,
concreet voor diegenen die Hem op dat moment omringen:
Hij vergeeft Zijn beulen;
Hij vertrouwt Zijn Moeder en Zijn geliefde leerling aan elkaar toe;
Hij belooft aan de goede moordenaar het paradijs.
Door die aandacht voor anderen, ook in het lijden,
toont Jezus Zijn liefde tot het uiterste toe.
Hij is een Koning voor anderen, niet voor zichzelf.

Daarbij is Jezus een Koning die niet als een wereldse heerser
op de eerste plaats een uiterlijke, materiële of lichamelijke verbetering
voor de mensen brengt, maar een Redder van onze binnenkant.
Hij wil vooral verbetering brengen door ons te bevrijden
van onze diepste kwaal, nl. van de liefdeloosheid van ons hart.
"Messias, Gij kunt niet redden!"
dat is het refrein dat terugkeert
in de spottende reacties van de omstanders.
En daarmee kunnen wij de kern vinden
van wat Lucas ons vandaag eigenlijk wil zeggen nl.:
dat Jezus voor ons, gelovigen,
wél de echte, uiteindelijke Redder is,
de Redder namelijk, niet van onze uiterlijke welstand,
maar van onze innerlijkheid, van ons hart.

Jezus is ten slotte Koning, niet als een machthebber,
die uiterlijke machtsmiddelen gebruikt,
maar als een Dienaar, die alleen grenzeloze liefde aanbiedt
en allen uitnodigt tot vrijwillige wederliefde.
Geen Koning dus met soldaten, wapengeweld en overheersing,
wel een Koning van de innerlijke bezieling
en van de vrije overgave van ons hart.
Indien Jezus op het moment van Zijn kruisdood
enige spectaculaire, wonderlijke macht had gebruikt,
dan had Hij daarmee juist de kern van Zijn boodschap vernietigd,
nl. dat Zijn Vader de mensen nooit
wil dwingen tot slaafse onderdanigheid,
maar dat Zijn God Liefde is en Liefde wil blijven
en daarom ons alleen maar wil en kan uitnodigen
om Hem te beminnen uit vrije wil, graag en van harte.
Echte liefde gebruikt immers geen macht, maar nodigt steeds uit.

De heel speciale soort koninklijke heerschappij
die de Heer Jezus wil uitoefenen,
is dus veeleer Zijn belangeloze liefde
waarmee Hij ons wil redden van onze zelfzucht.
Toetreden tot Zijn koninkrijk betekent voor ons:
te midden van onze dagelijkse bezigheden en zorgen,
toch steeds durven en blijven geloven
in de kracht van de wederliefde
als dankbaar antwoord op een God, die ons blijft beminnen.
Als Jezus Koning is, dan is Hij de Koning van de Liefde in ons hart;
een Zichzelf vergetende en belangeloos liefhebbende Koning,
die wij uit vrije wil aanvaarden,
omdat wij vol dankbaarheid inzien
dat Zijn liefde ons echt leven schenkt.
Hij verwacht van ons dus geen onderdanigheid,
maar vrij gekozen wederliefde
tegenover Hem en tegenover onze medemensen.

In fel contrast met de spottende reacties van de omstanders,
die het “koning zijn” van Jezus totaal verkeerd begrijpen
als een uiterlijke machthebber, die wonderen zou kunnen doen,
plaatst Lucas naast Jezus een andere figuur op de voorgrond,
de goede moordenaar, die in Hem meer ziet
dan een aardse koning met uitzonderlijke macht.
Hij erkent Jezus als de Koning van zijn ziel.
Met zijn bescheiden en eenvoudig gebed:
"Heer, denk aan mij in úw koninkrijk"
treedt hij toe tot Jezus' innerlijk Rijk van de liefde.

Als wij het evangelieverhaal van vandaag opnieuw lezen,
dan voelen wij aan dat Lucas ons eigenlijk vraagt
dat wij onze plaats zouden kiezen daar ergens bij het kruis:
dat wij niet als het volk op een afstand zouden blijven staan
zonder ons te compromitteren;
dat wij ons niet zouden scharen bij de spotters,
die in Jezus alleen een geminachte machteloze zien;
maar dat wij de houding zouden kiezen van de goede moordenaar
en ons zouden durven toevertrouwen
aan die lijdende, weerloze, maar liefdevolle Koning,
de enige die bij machte is ons te redden van de ergste dood,
nl. van de liefdeloosheid in ons hart.





Jan Wuyts, diocesaan priester

Het Jezusverhaal (2016)

Het christelijk geloof wordt vaak voorgesteld als een leer, een allesomvattend denksysteem. Vooraleer het christelijk geloof een theorie of een leer is, is het een verhaal. En dat is iets heel anders.

Een verhaal is iets wat gebeurt tussen mensen, en in ons geval tussen mensen en God.
Een verhaal kent een verloop, gebeurt in de tijd, in een bepaalde periode van de wereldgeschiedenis. En het gebeurt ergens, op herkenbare plaatsen, plaatsen met namen.
Een verhaal heeft zijn eigen kracht. Er zit een dynamiek in. Het zijn niet alleen gedachten, maar vooral gebeurtenissen, daden, gevoelens, woord en wederwoord, actie en reactie.
Een verhaal kan boeien, ook omdat wij onszelf daarin herkennen, of omdat er een volkomen onbekende wereld voor ons opengaat, maar altijd een wereld van mensen.

Er zijn drie manieren van omgaan met het Jezusverhaal, zoals het zich daar toespitst op zijn meest dramatische afloop: de kruisdood. En wij zullen merken dat we deze drie manieren terugvinden, ook nu, in onze tijd. Zo gaan ook vandaag, mensen van nu om met het geloofsverhaal, met het verhaal van Jezus.

Een eerste groep die beschreven staat in het verhaal dat zich afspeelt rond het kruis van Jezus: de zwijgende meerderheid. De mensen staan toe te kijken, stom, passief, sprakeloos en woordeloos. Wij weten niet wat er omgaat in deze mensen. Onverschilligheid? Zij riskeren zich alleszins niet. Zij blijven op de vlakte. Zij zijn niet voor en zij zijn niet tegen. De overgrote meerderheid vandaag.

Dan zijn er de spotters. Zij proberen het verhaal te ontkrachten. Zij zijn niet dom. Zij weten waar het om gaat en juist die kern vallen zij aan. De Joodse leiders, de Romeinse soldaten en één van de misdadigers, zij zeggen allemaal hetzelfde. Ze pakken Jezus op zijn heel eigen zending, namelijk mensen bevrijden uit al wat hen beknelt en klein houdt. Redden, noemt de bijbel dat. En zij zeggen: red jezelf! Juist dat doet Hij niet. Zij besmeuren zijn ideaal.
De spotters zijn er vandaag nog. Vooral in de literatuur en in de media. Schrijvers, toneelauteurs en regisseurs, mediamensen weten maar al te goed waar onze gevoelige plekken zitten. En daarop pakken zij de kerk en het geloof. Dit is een tweede manier van omgaan met het verhaal van Jezus, het verhaal van ons christelijk geloof. Juist omdat de zwijgende meerderheid geen mening heeft, sluit ze zich zeer snel aan bij de spotters, want die komen goed over.

Een laatste manier van omgaan met het verhaal: de tweede misdadiger. Ook hij weet waar het over gaat. Hij gelooft niet in een theorie. Hij zou daar trouwens niet veel kunnen mee beginnen op zulk dramatisch moment van zijn leven. Hij weet zich deel van het verhaal van Jezus. Dat ene zinnetje dat hij uitspreekt, is een geladen geloofsbelijdenis: ‘Jezus, vergeet mij niet wanneer U in uw koninkrijk komt.’ Hij gelooft dat Jezus op de drempel staat van zijn koninkrijk. Terwijl zij elk op hun kruis hangen. En hij gelooft dat Jezus voor hem iets kan betekenen. Hij dicteert niet wat Jezus moet doen, maar hij vraagt alleen: vergeet mij niet. Deze man is een antwoord van Jezus waard. De spotters niet.

‘Vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs.’ In deze korte dialoog tussen de zogenaamde goede moordenaar en Jezus, staat de ontknoping van het verhaal van God met de mensen. Het hele verhaal moet uitlopen op het samenzijn in het koninkrijk. Het koninkrijk wordt hier onverwacht met een nieuw woord genoemd: het paradijs. Daar waar alles begonnen is: de ongerepte gaafheid van een leven zoals het bedoeld was. Daar moet het verhaal van God met de mensen op uitlopen. Juist een mens die die gaafheid wellicht ernstig heeft geschonden - tenzij hij ook onrechtvaardig gestraft is, zoals Jezus - juist deze komt tot de kern van het verhaal, de kern van het leven, waar het ook ons allemaal om te doen is.

Christus-Koning is geen triomfalistisch feest. Het herinnert ons aan het verhaal van ons geloof, dat samenvalt met het verhaal van Jezus. Laten wij onze plaats innemen in dit verhaal. Daartoe desnoods uitstappen uit de zwijgende meerderheid, zeker de spotters niet bijvallen, maar gaan behoren tot de alerte mensen die bidden: Jezus, vergeet mij niet. Mag ik erbij zijn wanneer uw belofte waarheid wordt: dat de wereld zal worden een koninkrijk waar God God mag zijn van alle mensen en waar alle mensen in harmonie leven met Hem, met de schepping, met de anderen, met zichzelf.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Het koninkrijk van de liefde (2013)

“Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn”, dat zegt Jezus aan de misdadiger die hem vraagt: “Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt”.

Er is vooreerst die misdadiger, wij noemen hem “de goede moordenaar”, die ons verwondert. Hij richt zich tot Jezus, die aan het kruis hangt om er te sterven. Wie is dan wel deze man met boven zijn hoofd het opschrift: “Dit is de koning der Joden”? In welk koninkrijk zou die wel kunnen komen bij zijn dood om er te denken aan zijn metgezel aan het kruishout? De goede moordenaar gelooft in Jezus nog vòòr deze hem als antwoord geeft: “nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn”. Jezus’ koninkrijk is het paradijs. Welk paradijs? Jezus had reeds aan Pilatus verklaard: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Johannes 18,36). Het is een paradijs dat dus niet van deze wereld is.

Dat “paradijs” (Grieks: “paradeisos”) komt verder nog maar tweemaal voort in het Nieuwe Testament. Er is eerst Paulus die uitlegt aan de Korintiërs: “Ik ken een christenmens die veertien jaar geleden – in het lichaam of buiten het lichaam, ik weet het niet, God weet het – werd weggerukt naar de derde hemel. Van die mens weet ik dat hij – met het lichaam of zonder het lichaam, ik weet het niet, God weet het – werd weggerukt naar het paradijs en onzegbare woorden vernam, die geen mens mag uitspreken” (2 Korintiërs 12, 2-4). Het paradijs is dus de derde hemel. Voor de Joden was de atmosfeer de eerste hemel, het planetarium de tweede hemel, en het verblijf van God en de engelen de derde hemel. Het paradijs is dus het verblijf van God.
Het boek der Openbaring komt dat bevestigen: “Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die in het paradijs van God staat” (Apocalyps 2,7).
Het koninkrijk van Jezus is dus het verblijf van God.

De dialoog van Jezus met de goede moordenaar opent het perspectief op een ware revolutie. In heel de Bijbel heerst alleen God in de hemel. En nu verklaart Jezus dat die hemel zijn koninkrijk is. Daar was de eerste christengemeenschap overigens van overtuigd: Jezus is verheven “ver boven de engelen” (Hebreeën 1, 4), “ver boven de hemel” (Hebreeën 7, 26). Door zijn verrijzenis is hij immers “opgestegen ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen” (Efeziërs 4, 10), net als God zelf.

De omwenteling die dat met zich meebrengt, stelt de ware aard van Gods heerschappij in volle licht. In het Oude Testament betekent de heerschappij van God het uitoefenen van macht, majesteit, en heerschappij. Als Jezus ons komt melden dat God Liefde is, brengt dat een “omkering van waarden” met zich mee. De liefde is van een andere aard dan de projecties van macht waarmee de mens graag het Godsbeeld bekleedt, of beter gezegd, verkleedt !
In het koninkrijk van de Liefde is “heersen” beminnen in de hoogste graad: er voor de andere zijn tot de uiterste gave van zichzelf. Gods uiterste grootheid uit zich in zijn Zoon die sterft op het kruis. Daar gaat de Liefde tot de volheid van de zelfgave: de Liefde zelf die zich overlevert aan de vrijheid van de mens; de Liefde die, geheel in tegenstelling van een verpletterende majesteit, zich de allerkleinste maakt, de allerlaatste, de meest overgelaten aan de andere; de Liefde die gaat tot het geven van de laatste druppel bloed.
Dat is God die er is voor ons, God die zich aan ons overlaat. Een God die zwak is? “Voor de Joden is dat een aanstoot, zegt Paulus, voor de heidenen een dwaasheid … maar het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1, 23-25). De maatstaven waarmee wij God willen ijken, smelten weg in het vuur van zijn liefde. Onze grootheden stallen zich tuimelend uit, geprangd, beperkt, in tijd en ruimte. God kan er zonder, soeverein. Zijn liefde is een altijd nù, een altijd hier. Hij is tegenwoordige liefde.

“Vandaag zul je met mij in het paradijs zijn”: “vandaag”, zegt Jezus aan de goede moordenaar. Gods liefde is een altijd vandaag. Een met ons zijn op het hoogste niveau, het niveau van Gods paradijs. Jezus is met ons, wij slaan er geen acht op, wij denken er niet aan. Daarom komt het gebed van de goede moordenaar ons goed af: “denk aan mij”. God is ons steeds voor in wat we Hem vragen. Hem bidden is ons veranderen, ingaan op zijn aanbod. Bidden is Hem ons het Koninkrijk van zijn aanwezige Liefde laten binnenleiden.



God met ons (2016)

In het evangelie van Lucas vindt Jezus’ koninklijke inhuldiging plaats op het kruis, de geïmproviseerde troon van de Messias. Om dit buitenissig feit te verduidelijken, herinnert Lucas aan de inscriptie die boven het kruis hangt (v. 38). Historisch gezien is dit opschrift van het kruis een der sterkste historische gegevens van Jezus’ passie: het opschrift is bijna identiek in de vier evangeliën. Het gebruik om het motief van de veroordeling aan te plakken wordt overigens in Latijnse bronnen vermeld. Het opschrift hier geeft aan dat Jezus wordt terechtgesteld als pretendent-koning van Israël. Lucas geeft echter dit opschrift weer zonder te vermelden dat het gaat om het motief van Jezus’ veroordeling (vgl. Matteüs 27, 37). Zo fungeert het opschrift “Dit is de koning van de Joden” als een investituur die de investituur bijtreedt die de Zoon ontving van de Vader bij zijn doopsel (Lucas 3, 22), en die nogmaals afgekondigd werd bij de Gedaanteverandering (Lucas 9, 35).

Net zoals alles wat belangrijk is, moet die koninklijke investituur volgens de wet van Mozes erkend worden door twee getuigen. Bij de gedaanteverandering treden de twee hoofdpersonen van het Oude Testament op als getuigen: Mozes en Elia (Lucas 9, 28-36). De twee getuigen van de intronisatie op Golgota zijn echter ordinaire bandieten. Ridicule investituur van iemand die koning wordt door neer te dalen tot de uiterste vernedering.

Het is nochtans op die manier dat Christus zijn koningschap van liefde en barmhartigheid kan uitoefenen over alle mensen, met inbegrip over zijn vijanden. Door de kleinste van allen te worden, kan hij iedereen vergeving bieden. Lucas is doorheen het hele passieverhaal zeer gevoelig aan dit idee. Hier bereikt het evenwel zijn climax. Door deze vergeving draagt Jezus zich voor als de nieuwe Adam, die de mensheid het paradijs doet terugvinden dat de eerste Adam verloren heeft (vgl. Lucas 3, 38). Het is echter nodig dat deze nieuwe mensheid Gods vergeving aanvaardt, en zich niet trots op zichzelf terug plooit. Paradoxaal genoeg is het te midden van spot dat Jezus die nieuwe mensheid inwijdt, door de goede moordenaar aan te bieden er deel van te maken. Aan het kruis neemt Jezus’ Rijk zijn aanvang. Het is er een van bekeerlingen.

Dat spotten met Jezus verwezenlijkt psalm 22: “Allen die mij zien, bespotten mij” (Psalm 22, 8). De oversten (v. 35), de soldaten (v. 37) en één van de misdadigers (v. 39), dagen Jezus uit: “Als je de koning van de Joden bent, red dan jezelf!”. Zij sommeren Jezus te bewijzen dat hij Messias is door zichzelf te redden. Ze komen terug met de bekoringen van de duivel in de woestijn: ”Als je de Zoon van God bent, toon dat door een wonder!” (Lucas 4, 3-9). Was Jezus bezweken aan die bekoring, dan zou hij het goddelijke heilsplan dat zich voltrekt door het lijden van de Mensenzoon ten gronde gericht hebben (vgl. Lucas 9, 22). Zoals eerder in de woestijn, weigert Jezus ook hier zijn macht te gebruiken tot zijn eigen voordeel: Hij houdt de verleiders af door zijn stilzwijgen.

Een van de misdadigers herneemt op zijn beurt hetzelfde refrein. Maar aan het “red jezelf", voegt hij toe “en ons met je!”. En daarmee is er een probleem. Kan Jezus weigeren anderen te redden? Hij kan maar aantonen dat hij de Christus is door het uitoefenen van zijn vermogen om te redden. De andere misdadiger heeft een heel andere houding. Hij erkent niet alleen zijn schuld, maar hij schaart zich bij de "getuigen" van Jezus’ onschuld (v. 41). Hij belijdt dat Jezus de Messias is, in de hoop te worden gered, wanneer de Messias in zijn koninkrijk zal komen bij het einde der tijden (v. 42). Jezus gaat in op dat gebed, maar preciseert dat juist zijn dood het Messiaanse heil zal inhuldigen: “vandaag nog zul je met Mij zijn in het paradijs” (v. 43). Met Christus zijn is fundamenteel, want volgens Sint Ambrosius, "waar Christus is, daar is het Koninkrijk".

“Je zult met mij zijn" is ook de meest geruststellende belofte die God ons gemaakt heeft. “Er zijn met" is een constante in Gods trouw. Hij is Immanuel, "God met ons”! Hij belooft aan de goede misdadiger “je zal met mij zijn”, zoals hij bij een nachtelijke verschijning aan Paulus verklaart: “Wees niet bang... Ik ben met je” (Handelingen 18, 10). Hoe dan ook, deze passage waarin de opstanding van Jezus reeds doorzichtig is, geeft aan de Messias de bevoegdheden die aan God voorbehouden zijn: Hij is het die, net zoals de Vader, beschikt over het Koninkrijk.

Tegelijkertijd zien we hoe Lucas hier afstand neemt van de oude joodse voorstellingswijze, volgens dewelke Jezus bij zijn dood “neergedaald is in de hel=onderwereld=wachtplaats van de doden”, waar hij drie dagen verblijft om te bewijzen dat hij echt gestorven is, voordat hij op de derde dag verrijst. Lucas doet ons hier denken aan voorstellingswijze van Johannes, waarbij de dood en de verheerlijking van Jezus een geheel vormen (Johannes 3, 14v.): door zijn dood, komt Jezus in zijn koninkrijk. De dood vloeit over in de verrijzenis.

Jezus heeft zo zijn zending voltooid: Hij heeft de mens gered, niet door hem te vrijwaren van de aardse dood, maar door van deze dood de overgang te maken naar het ware leven en het echte geluk.