Loading...
 

Goede Vrijdag - evangelie

Johannes 18, 1 - 19, 42: Lijden en dood van Jezus 

Johannes 18, 1 - 19, 42 // Matteüs, 26, 14 - 27, 66 // Marcus 14, 1 - 15, 47 // Lucas 22, 14 - 23, 56



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1708-1713)

Toen Jezus al die dingen gezegd had, ging hij met zijn leerlingen naar de overkant van het Kidrondal. Daar was een tuin. Jezus en de leerlingen gingen die tuin in.
Judas, de leerling die Jezus zou gaan uitleveren, kende die plaats ook. Want Jezus was daar al vaak met zijn leerlingen geweest. Judas kwam met een groep soldaten de tuin in. Er waren ook dienaren van de priesters en de farizeeën bij. Ze hadden wapens bij zich, en ze droegen fakkels en lampen.

Jezus wist precies wat er met hem zou gaan gebeuren. Hij liep naar de mannen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze antwoordden: ‘Wij zoeken Jezus uit Nazaret.’ Jezus zei: ‘Ik ben het.’ Judas, de man die Jezus kwam uitleveren, stond erbij. Toen Jezus zei: ‘Ik ben het,’ schrokken de mannen. Ze deden een paar stappen achteruit en vielen op de grond.
Opnieuw vroeg Jezus aan hen: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze zeiden: ‘Jezus uit Nazaret.’ Jezus zei: ‘Ik ben het. Dat zei ik jullie al. Als jullie mij zoeken, laat mijn leerlingen dan gaan.’
Zo moest het gaan. Want Jezus had zelf gezegd: ‘God, ik heb alle mensen gered die u aan mij gegeven hebt.’

Toen pakte Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had. Hij sloeg daarmee het rechteroor af van Malchus, de knecht van de hogepriester. Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Doe je zwaard weg. Want mijn Vader wil dat ik mijn lijden draag. En ik doe wat hij wil.’
Toen werd Jezus gevangengenomen en vastgebonden. De Romeinse officier en zijn soldaten, en de dienaren van de Joodse leiders, namen hem mee. Eerst werd Jezus bij Annas gebracht. Annas was de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester. Hij had eerder tegen de andere Joodse leiders gezegd: ‘Het is het beste als deze ene man sterft voor het hele volk!’

Simon Petrus en een andere leerling liepen achter Jezus aan. Die andere leerling kende de hogepriester. Daarom kon hij mee naar binnen, toen Jezus in het huis van de hogepriester gebracht werd.
Petrus bleef buiten bij de poort staan. De leerling die al naar binnen was, kwam terug. Hij praatte even met het meisje dat de poort bewaakte, en toen mocht Petrus ook naar binnen. Toen Petrus binnenkwam, zei het meisje bij de poort: ‘Jij bent toch ook een leerling van die Jezus?’ Maar Petrus zei: ‘Nee hoor, ik niet!’
Omdat het koud was, brandde er een vuur op de binnenplaats van het huis. De slaven en dienaren van de hogepriester stonden bij het vuur om warm te blijven. Petrus ging er ook bij staan.

Intussen stelde de hogepriester vragen aan Jezus over zijn leerlingen en over zijn uitleg over God. Jezus zei tegen hem: ‘Ik heb in het openbaar tegen de mensen gesproken. Ik heb niets in het geheim gezegd. Ik heb steeds uitleg gegeven in de synagogen en in de tempel, op alle plaatsen waar de Joden bij elkaar komen. U hoeft mij niet te vragen wat ik verteld heb. Vraag het maar aan de mensen zelf! Zij hebben gehoord wat ik tegen hen gezegd heb. Ze weten het precies.’
Toen gaf één van de dienaren Jezus een klap, en riep: ‘Hoe durf je zo te spreken tegen de hogepriester!’ Jezus zei tegen hem: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was. Maar als het klopt wat ik zeg, waarom sla je me dan?’
Toen gaf Annas opdracht om Jezus als gevangene naar Kajafas te brengen.

Simon Petrus stond nog bij het vuur. Iemand zei tegen hem: ‘Jij bent toch ook een leerling van Jezus?’ Maar Petrus zei: ‘Nee hoor, ik niet!’
Toen sprak een slaaf van de hogepriester Petrus aan. Hij was familie van de man bij wie Petrus een oor afgeslagen had. Hij zei: ‘Volgens mij heb ik jou samen met Jezus gezien in die tuin!’ Weer zei Petrus dat het niet zo was. En meteen kraaide er een haan.

’s Ochtends vroeg werd Jezus weggebracht naar het paleis van Pilatus, de Romeinse bestuurder. De Joden zelf gingen niet naar binnen. Ze wilden niet onrein worden, omdat die avond de paasmaaltijd gevierd werd.
Toen kwam Pilatus naar buiten, en vroeg: ‘Waar beschuldigen jullie deze man van?’ De Joden antwoordden: ‘Als hij geen misdadiger was, hadden we hem niet bij u gebracht.’ Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee en straf hem volgens de regels van jullie eigen wet.’ ‘Nee,’ zeiden de Joden, ‘want wij hebben zelf niet het recht om iemand te doden.’
Zo moest het gaan. Want Jezus had zelf al gezegd op welke manier hij zou sterven.

Pilatus ging zijn paleis weer binnen. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg aan hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus zei: ‘Vraagt u dat uit uzelf? Of hebben anderen dat over mij gezegd?’ Pilatus antwoordde: ‘Natuurlijk vraag ik dat niet uit mezelf. Ik ben geen Jood. Maar uw eigen volk en de hogepriesters hebben u bij mij gebracht. Wat hebt u verkeerd gedaan?’
Jezus zei: ‘Ik ben geen koning zoals de koningen van deze wereld. Als ik een aardse koning was, dan zouden mijn dienaren voor mij gevochten hebben. Dan zou ik niet aan de Joden uitgeleverd zijn. Maar ik ben geen aardse koning.’ Toen vroeg Pilatus aan Jezus: ‘U bent dus wel een koning?’ Jezus antwoordde: ‘U noemt mij een koning. Maar ik zeg u: Ik moet de waarheid bekendmaken. Daarvoor ben ik geboren en daarvoor ben ik naar de wereld gekomen. Iedereen die aan de kant van de waarheid staat, luistert naar mijn woorden.’ Toen zei Pilatus: ‘Wat is waarheid?’

Daarna ging Pilatus weer naar buiten. Hij zei tegen de Joden: ‘Mijn oordeel is dat Jezus onschuldig is. Het is hier de gewoonte dat er op het Paasfeest een gevangene vrijgelaten wordt. Willen jullie dat ik Jezus, de koning van de Joden, vrijlaat?’ Maar de Joden begonnen te roepen en te schreeuwen: ‘Nee, niet Jezus, maar Barabbas!’ Barabbas was een gevaarlijke misdadiger.

Toen gaf Pilatus Jezus mee aan zijn soldaten. Die sloegen Jezus met de zweep. Ze maakten een kroon van doorntakken, en zetten die op zijn hoofd. En ze trokken hem een rode mantel aan. Ze liepen naar Jezus toe en riepen: ‘Leve de koning van de Joden!’ En ze sloegen hem in zijn gezicht.

Pilatus kwam weer naar buiten en zei tegen de Joden: ‘Ik breng Jezus weer naar buiten. Want ik wil dat jullie weten dat hij volgens mij onschuldig is.’ Jezus kwam naar buiten. Hij droeg de kroon van doorntakken en de rode mantel. Toen zei Pilatus tegen de Joden: ‘Hier is hij, een gewoon mens.’
Toen de priesters en hun dienaren Jezus zagen, begonnen ze te schreeuwen: ‘Hij moet dood! Hij moet aan het kruis!’ Pilatus zei tegen hen: ‘Neem hem dan mee, en hang hem zelf aan het kruis. Want volgens mij is hij onschuldig.’
Maar de Joden zeiden: ‘Volgens de regels van onze wet moet hij gedood worden. Want hij heeft beweerd dat hij de Zoon van God is.’ Toen Pilatus dat hoorde, werd hij erg bang.

Pilatus ging zijn paleis weer binnen. Hij vroeg aan Jezus: ‘Waar komt u vandaan?’ Maar Jezus gaf hem geen antwoord. Toen zei Pilatus: ‘Waarom geeft u mij geen antwoord? U weet toch dat ik hier de macht heb. Ik kan u vrijlaten, maar ik kan ook het bevel geven om u aan het kruis te hangen!’
Jezus antwoordde: ‘U hebt geen macht over mij, behalve de macht die God aan u gegeven heeft. Daarom heeft degene die mij aan u uitgeleverd heeft, de grootste schuld.’
Vanaf dat moment wilde Pilatus Jezus vrijlaten. Maar de Joden schreeuwden: ‘Als u Jezus vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer! Want Jezus beweert dat hij koning is, en dus verzet hij zich tegen de keizer!’

Toen Pilatus dat hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Pilatus ging zitten om zijn oordeel uit te spreken. De verhoging waarop hij zat, werd in het Hebreeuws Gabbata genoemd. Dat betekent: stenen podium. Het was de dag voor het Joodse Paasfeest en het werd al middag.
Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is jullie koning.’ Maar zij schreeuwden: ‘Weg met hem! Weg met hem! Hij moet aan het kruis!’
Pilatus vroeg: ‘Moet ik jullie koning aan het kruis hangen?’ De priesters antwoordden: ‘De keizer is onze enige koning!’Toen gaf Pilatus Jezus aan hen mee, om hem aan het kruis te hangen.

Toen namen de soldaten Jezus mee. Hij droeg zelf het kruis. Zo kwam hij op de plaats die in het Hebreeuws Golgota genoemd werd. Dat betekent: schedelplaats. Op die plaats hingen de soldaten Jezus aan het kruis. Ze hingen ook twee andere mannen aan een kruis. Het kruis van Jezus stond in het midden, tussen de twee andere kruisen in. Pilatus had een bordje op het kruis laten maken. Daarop stond: ‘Jezus uit Nazaret, de koning van de Joden’. Het stond er in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Het werd door veel Joden gelezen. Want de plaats waar Jezus aan het kruis hing, was vlak bij de stad.
De priesters gingen naar Pilatus en zeiden tegen hem: ‘Er moet niet ‘De koning van de Joden’ op staan, maar ‘Deze man beweert dat hij de koning van de Joden is’.’ Maar Pilatus zei tegen hen: ‘Zo heb ik het geschreven, en zo blijft het staan.’

Vier soldaten hadden Jezus aan het kruis gehangen. Ze hadden hem zijn kleren afgenomen, en die verdeelden ze nu onder elkaar. Het hemd van Jezus bleef over, want dat was gemaakt uit één stuk stof. De soldaten zeiden tegen elkaar: ‘We moeten dat hemd niet in vier stukken scheuren. Laten we erom loten.’
Zo moest het gaan. Want in de heilige boeken staat: «Ze verdelen mijn kleren, en ze loten om mijn hemd.» Dat was precies wat de soldaten deden.

Bij het kruis van Jezus stonden vier vrouwen. Het waren zijn moeder Maria en haar zus, en verder Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala.
Jezus zag zijn moeder. En naast haar zag hij de leerling van wie hij veel hield. Toen zei Jezus tegen zijn moeder: ‘Hij is nu uw zoon.’ En tegen zijn leerling zei hij: ‘Zij is nu jouw moeder.’ Vanaf dat moment zorgde die leerling voor Maria.
Jezus wist dat zijn werk nu helemaal klaar was. Er was nog één ding dat moest gebeuren. Want dat stond al in de heilige boeken. Daarom zei Jezus: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat met zure wijn. Iemand vulde een spons met wijn. Hij maakte de spons vast aan een lange tak, en stak die omhoog naar Jezus’ mond. Jezus dronk van de wijn, en zei: ‘Mijn werk is klaar.’ Toen boog hij zijn hoofd en stierf.

Het was de dag voor de sabbat. Een bijzondere sabbat, want ook het Joodse Paasfeest zou beginnen. De Joden wilden niet dat de lichamen dan nog aan het kruis zouden hangen. Daarom gingen ze naar Pilatus. Ze vroegen of hij de benen van de mannen aan het kruis wilde laten breken. Dan konden hun lichamen daarna van het kruis gehaald worden.
Pilatus stuurde een paar soldaten. Zij braken de benen van de twee mannen die naast Jezus aan een kruis hingen. Maar toen de soldaten bij Jezus kwamen, zagen ze dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Eén van de soldaten stak zijn speer in de zij van Jezus. Meteen stroomde er bloed en water uit.
Er stond iemand bij die het gezien heeft. Hij heeft erover verteld, en wat hij verteld heeft, is waar. Hij weet dat hij de waarheid bekendgemaakt heeft, en zijn doel is dat ook jullie het gaan geloven.
Al die dingen moesten zo gebeuren. Want in de heilige boeken staat: «Zijn botten worden niet gebroken.» En ergens anders in de heilige boeken staat: «Ze kijken naar de man die ze met een speer gestoken hebben.»

Toen al die dingen gebeurd waren, ging Josef uit Arimatea naar Pilatus toe. Josef was een leerling van Jezus, maar in het geheim. Want hij was bang voor de Joodse leiders. Josef vroeg aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mee mocht nemen. Pilatus vond dat goed. Toen nam Josef het lichaam mee.
Ook Nikodemus kwam erbij. Dat was de man die een keer ’s nachts naar Jezus toe gegaan was. Nu had hij meer dan 30 kilo geurige zalf meegenomen, gemengd met zoete kruiden.
Josef en Nikodemus wikkelden het lichaam van Jezus in doeken, met de geurige zalf. Dat is bij de Joden de gewoonte als er iemand begraven wordt.
Er was een tuin vlak bij de plaats waar Jezus was gestorven. En in die tuin was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Daar legden ze Jezus neer. Want dat graf was dichtbij, en de sabbat zou bijna beginnen.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)



Arrestatie van Jezus

(Matteüs 26, 36-56 // Marcus 14, 26-52 // Lucas 22, 39-53 // Johannes 18, 1-12)

Nadat Jezus gebeden had,
ging Hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kedronbeek.
Daar lag een tuin. Hij ging er met zijn leerlingen in.
Judas, die Hem zou overleveren, kende die tuin,
want Jezus ging er dikwijls met zijn leerlingen naartoe.
Judas ging er samen met een groep soldaten
en enkele dienaren van de hogepriesters en farizeeën.
Ze hadden fakkels bij, lantaarns en wapens.
- Wie zoeken jullie? vroeg Jezus.
- Jezus, de Nazoreeër.
- Ik ben het.
Toen Jezus dat zei, deinsden ze achteruit en vielen op de grond.
- Wie zoeken jullie?
- Jezus, de Nazoreeër
- Ik zei jullie al: Ik ben het.
Als Ik het ben die jullie zoeken, laat hen dan gaan.
De soldaten en de Joodse gerechtsdienaren grepen Jezus vast
en boeiden Hem.



KedronbeekDeze beek liep in de kloof die er is tussen de stad Jeruzalem en de Olijfberg.
JudasWellicht wilde Judas Iskariot Jezus overleveren aan de hogepriesters, omdat hij in Jezus teleurgesteld was. Want Jezus riep niet op tot een strijd tegen de Romeinen, zoals de meeste joden dat van de Messias verwachtten.
SoldatenJohannes is de enige evangelist die schrijft over de aanwezigheid van (Romeinse) soldaten.




Jezus wordt ondervraagd

(Matteüs 26, 57 - 7, 26 // Marcus 14, 53 - 15, 15 // Lucas 22, 54 – 23, 25 // Johannes 18, 13-40)

Ze brachten Hem eerst naar Annas, de hogepriester.
Die had gezegd: 'Het is beter dat één mens sterft voor het volk,
dan dat het met het hele volk slecht afloopt.'
Simon Petrus en nog een andere leerling volgden Jezus.
Die leerling kende de hogepriester
en ging tegelijk met Jezus het paleis van de hogepriester binnen. Petrus bleef buiten aan de poort staan.
De leerling die de hogepriester kende,
ging met de portierster praten zodat Petrus ook naar binnen kon.
- Ben je ook niet een van de leerlingen van die man?
vroeg het meisje aan de poort aan Petrus
- Ik? Welnee!
Het was koud.
De knechten en de gerechtsdienaren stonden zich te warmen
bij een houtskoolvuur dat ze aangelegd hadden.
Petrus stond zich bij hen te warmen.

Intussen ondervroeg de hogepriester Jezus
over zijn leerlingen en zijn leer. Jezus zei:
- Ik heb openlijk, voor de hele wereld, gezegd wat Ik te zeggen had.
Ik heb altijd les gegeven op plaatsen waar alle Joden samenkomen:
in een synagoge of in de tempel. Nooit zei Ik iets in het geheim. Waarom ondervraag je Me eigenlijk?
Ondervraag de mensen die gehoord hebben wat Ik te zeggen had:
die weten heel goed wat Ik gezegd heb.
Een dienaar, die bij Jezus stond, gaf Hem een klap in het gezicht.
- Is dat de manier waarop je de hogepriester antwoordt?
- Als Ik iets verkeerd gezegd heb,
zeg me dan wat er verkeerd was.
Maar als het juist was, waarom sla je Me dan?
Daarna stuurde Annas Jezus geboeid naar de hogepriester Kajafas.

Terwijl Simon Petrus zich stond te warmen, vroeg nog iemand:
- Ben je soms ook een van zijn leerlingen?
- Ik? Maar nee!
Dan zei een van de knechten van de hogepriester:
- Maar ik heb je toch bij Hem in de tuin gezien?
Opnieuw ontkende Petrus. Op dat ogenblik kraaide er een haan.

Dan brachten ze Jezus van Kajafas naar het pretorium.
Het was vroeg in de morgen.
De Joden gingen daar niet binnen,
om niet onrein te worden en het paaslam te kunnen eten.
Daarom kwam Pilatus naar buiten.
- Waarvan beschuldig je deze man?
- Als Hij geen misdadiger was,
hadden we Hem niet aan je overgeleverd!
- Dan moet je Hem zelf maar volgens je wet berechten.
- Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.
Toen ging Pilatus het pretorium weer binnen en riep Jezus bij zich.
- Ben Jij de koning van de Joden?
- Ben je daar zelf op gekomen of hebben anderen je over Me verteld?
- Ben ik soms een Jood?
Je eigen volk, je hogepriesters, hebben Je aan me overgeleverd.
Wat hebt Je gedaan?
- Ik ben geen koning van deze wereld.
Als ik een koning van deze wereld was,
zouden mijn dienaars er wel voor vechten
zodat Ik niet aan de Joden wordt overgeleverd.
Maar ik ben geen koning van deze wereld.
- Je bent dus toch koning?
- Ja, Ik ben koning:
met geen andere bestemming ben Ik geboren en in de wereld gekomen
dan om te getuigen van de waarheid.
Iedereen die van de waarheid houdt, luistert naar mijn stem.
- Waarheid? Wat is waarheid?’
Na die woorden ging Pilatus naar buiten en zei tegen de Joden:
- Ik vind Hem helemaal onschuldig.
Maar jullie zijn gewoon dat ik op het paasfeest iemand vrijlaat.
Zal Ik de koning van de Joden vrijlaten?
- Nee, Hem niet, maar Barabbas!
Barabbas was een bandiet.



PretoriumDit was in oorsprong de tent van de pretor in het leger. Later was het de ambtswoning van de gouverneur in Romeins bezet gebied.
PilatusPontius Pilatus was Romeins gouverneur ten tijde van Jezus. Hij regeerde van 26 tot 36 na Christus. Hij was door de keizer aangesteld om te zorgen voor orde en rust in Palestina. Later riep keizer Nero hem terug naar Rome omdat hij erg wreed was tegenover de onderworpen volkeren.
KoningVoor Pilatus was het belangrijk te weten of Jezus koning is, omdat hij als vertegenwoordiger van de keizer van Rome, mensen alleen om politieke redenen kon veroordelen.
Barabbas (= ‘zoon van de vader/leraar’) Dat het volk koos voor deze misdadiger kan te maken hebben met op ophitsen van de priesters, maar zeker ook met het feit dat het volk Jezus zag als een gevangene van de Romeinen, iets wat niet overeenkwam met hun verwachtigen van de Messias, die hen van de Romeinen moest bevrijden.




Lijden en dood van Jezus

(Matteüs 27, 11-56 // Marcus 15, 16-41 // Lucas 23, 26-34, Lucas 23, 35-43, Lucas 23, 44-49 // Johannes 19, 1-30)

Pilatus liet Jezus geselen.
De soldaten vlochten een krans van doornen, zetten die op zijn hoofd
en wierpen Hem een purperrode mantel om de schouders.
Daarna liepen ze naar Hem toe en zeiden:
- Gegroet, koning van de Joden!
En ze sloegen Hem in het gezicht.
Pilatus kwam weer naar buiten
- Luister, ik laat Hem naar buiten brengen om duidelijk te maken
dat ik Hem volstrekt onschuldig vind.
Jezus kwam naar buiten,
met zijn doornenkroon en zijn purperrode mantel.
- Hier is Hij dan, de mens.
Zodra de hogepriesters en hun dienaren Hem zagen
begonnen ze te schreeuwen.
- Kruisigen, kruisigen!
- Dan moeten jullie Hem zelf maar kruisigen. Ik vind Hem onschuldig.
- Wij houden ons aan de wet en die zegt dat Hij moet gedood worden
omdat Hij zich uitgeeft voor Zoon van God.
Toen Pilatus dat hoorde, werd hij echt ongerust.
Hij ging het pretorium weer binnen.
- Waar kom Je vandaan?
Maar Jezus gaf geen antwoord.
- Spreek Je niet tegen me? Je weet toch dat ik de macht heb
om Je vrij te laten, maar ook om Je te laten kruisigen?’
- Je zou over Mij geen enkele macht hebben
als je die niet door de hemel gegeven was.
De zwaarste schuld ligt daarom bij hem
die Me aan jou heeft overgeleverd.
Toen begon Pilatus alles te doen om Hem vrij te laten.
Maar de Joden schreeuwden:
- Als je zo iemand vrijlaat, ben je niet langer de vriend van de keizer.
Wie zich voor koning uitgeeft, verzet zich tegen de keizer.
Toen Pilatus hen zo hoorde spreken,
liet hij Jezus naar buiten brengen en plaatsnemen op een verhoog.
Het was de dag voor Pasen, rond de middag.
- Hier is Hij dan, jullie koning.
- Weg, weg met Hem! Aan het kruis met Hem!
- Zal ik dan jullie koning kruisigen?
- We hebben geen koning, we hebben alleen de keizer!
Toen leverde Pilatus Jezus aan hen over om gekruisigd te worden.

Wat later droeg Jezus zelf het kruis en ging de stad uit, naar Golgota.
Daar werd Hij gekruisigd en met Hem twee anderen,
aan weerskanten één, en Jezus in het midden.
Op het bordje dat op het kruis werd aangebracht, liet Pilatus schrijven:
‘Jezus, de Nazoreeër, koning van de Joden.’
Heel wat Joden konden dat lezen,
want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, lag dicht bij de stad.
Het stond erop in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks.
De hogepriesters gingen naar Pilatus.
- Je moet niet schrijven: 'Koning van de Joden', maar wat Hij gezegd heeft: 'Ik ben de koning van de Joden.’
- Wat ik geschreven heb, blijft geschreven.
Toen de soldaten Jezus gekruisigd hadden,
verdeelden ze zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel.
Maar er was ook nog zijn onderkleed: dat was uit één stuk geweven.
- Dit mogen we niet stuk scheuren. Willen we dit onder ons verloten?

Intussen stonden bij het kruis van Jezus: zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag en bij haar de leerling die Hij graag had, zei Hij:
- Vrouw, daar is nu je zoon.
en tegen de leerling:
- Daar is je moeder.
Vanaf dat moment zorgde die leerling voor de moeder van Jezus.
- Ik heb dorst, zei Jezus.
Er stond daar een kruik met zure wijn.
Ze doopten er een spons in,
staken die op een hysopstengel
en brachten die aan zijn mond.
Nadat Jezus van die wijn dronk, zei Hij:
- Het is volbracht.
Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest.



GeselenHierbij slaat men iemand met een gesel, een stok met lederen riemen, waarvan de uiteinden met metalen bolletjes verzwaard werden. De joden gaven maximum 39 (net niet 40!) slagen. De Romeinen schreven geen maximum aantal slagen voor.
Kruisigen Het kruisigen en de geseling die eraan voorafging, was een straf uit Perzië, die de Romeinen toepasten op slaven en niet-burgers voor verraad en rebellie. Deze doodstraf was bedoeld voor staatsgevaarlijke misdadigers. Cicero schreef erover als 'de wreedste en walgelijkste van alle straffen'. In 313 na Christus schafte keizer Constantijn de kruisdood af.
Golgota (Aramees = schedel; Latijn = Calva) De naam schedel kan ontleend zijn aan de vorm van de heuvel waarvan de ronding op een schedel leek, kan ook herinneren aan een legende die vertelt dat de schedel van Adam daar begraven ligt of kan verwijzen naar de terechtstellingen die daar plaatsvonden. In de tijd van Jezus bevond Golgota zich buiten Jeruzalem vlakbij de stadmuur.
‘Jezus, de Nazoreeër, koning van de Joden.’In het Latijn: Iesus Nazarenus, Rex Iudaeorum. Deze zin wordt afgekort met: I.N.R.I. Letters die vaak te zien zijn of afbeeldingen van de gekruisigde Christus.
HebreeuwsDe taal van de Bijbel. Ten tijde van Jezus spraken de Joden Aramees.
LatijnTaal van de Romeinen die Palestina bezetten.
GrieksTaal van de burgerij en de ontwikkelde lieden.
Wat ik geschreven heb, blijft geschreven= Ik kom niet meer terug op de beslissing die ik genomen heb.
Zure wijnDat Jezus dronk van de zure wijn verwijst naar Psalm 69: 'Ze mengen vergif in mijn eten, ze geven mij zure wijn voor de dorst.' (Psalm 69, 22). Deze psalm uit verder een grote verbondenheid met God. Heel anders dan in het evangelie volgens Marcus en Matteüs, die psalm 22 citeren: 'God, mijn God, waarom hebt U mij in de steek gelaten?' Volgens Johannes liet God Jezus niet in de steek.
SponsDe spons werd in de eerste plaats gebruikt als stop voor de kruik.
HysopstengelJohannes vervangt de rietstok uit het evangelie volgens Marcus (Marcus 16, 36) door een hysopstengel. De hysop uit het Midden-Oosten is een geurig, kruidig struikje dat ongeveer zestig cm hoog wordt. Dus geen plant met een stengel die een gedrenkte spons kan dragen. Daarom vermoedt men dat de symbolische betekenis bij Johannes een grote rol speelde. In de Bijbel wordt hysop gebruikt in reinigingsrituelen en betekent dan in deze context dat het kwaad, de dood heeft geen blijvend vat heeft op Jezus (= opstanding). Hysop verwijst ook naar de exodus van Israël uit Egypte: de Israëlieten moesten de nacht voor de uittocht hun deurposten bestrijken met het bloed van het paaslam dat ze geslacht hadden. Dit deden ze met een busseltje hysop. De redding die dit voor de Israëlieten bracht en de mogelijkheid om naar het Beloofde land te gaan, verwijst naar de 'exodus' in het leven van Jezus.




Jezus wordt begraven

(Matteüs 27, 55-66 // Marcus 15, 42 // Lucas 23, 50-56 // Johannes 19, 31-42)

Omdat het de dag voor Pasen was
en de Joden niet wilden dat er dan lijken aan het kruis hingen,
gingen ze naar Pilatus.
- Mogen we hun benen breken en hen weghalen?
- Dat is toegelaten.
De soldaten braken de benen
van zowel de eerste als de tweede die met Jezus gekruisigd was.
Toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al dood was.
Daarom braken ze zijn benen niet.
Wel doorstak een van de soldaten zijn zijde met een lans. Meteen kwam er bloed uit en water.

Daarna ging Jozef van Arimatea, een leerling van Jezus naar Pilatus.
- Mag ik het lichaam van Jezus weghalen?
- Dat mag je gerust doen.
Jozef haalde het lichaam weg. Nikodemus was er ook bij.
Hij had een heel veel mirre en aloë mee.
Ze wikkelden het lichaam van Jezus in linnen doeken,
samen met de kruiden,
zoals men gewoonlijk deed bij een Joodse begrafenis.
Op de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een tuin.
Daarin lag een nieuw graf, waarin nog nooit iemand werd bijgezet.
Omdat het de dag voor Pasen was en het graf dichtbij lag,
legden ze Jezus daarin neer.



Voorbereidingsdag / De dag voor PasenHiermee bedoelt Johannes de vooravond van het joodse paasfeest. De dood van Jezus valt voor Johannes samen met het rituele slachten van de lammeren (Lam Gods)
ArimateaStad in Judea, waarschijnlijk gelegen ten oosten van Jaffa.
KruidenKruiden verminderden de kans op besmetting en verdoezelden onaangename geuren. Eén van die welriekende balsems was mirre, het geschenk van één van de wijzen bij de geboorte van Jezus. Die mirre verwees toen naar de menselijkheid van Jezus: als mens kan Hij sterven!
GrafBurgers die eigen grond bezaten lieten vaak in de rotsen van hun veld of tuin een grafkamer inrichten, waar zij en hun familieleden na hun dood op een rustbed werden bijgezet alsof ze sliepen. Men wikkelde ze dan in stroken linnen. Hun gezicht werd met een zweetdoek bedekt. Om zo'n graf af te sluiten rolde men een grote steen voor de opening. Het waren eerder rijke mensen die in een rotsgraf begraven werden, want het uitgraven van zo'n rots was een dure aangelegenheid.





Bij het bewerken van de tekst
Om de verhaallijn strak te houden, werden alle verwijzingen naar schriftteksten die in vervulling gingen, weggelaten.
De passage waarbij Petrus het oor afslaat van Malchus werd om de zelfde reden weggelaten.





Bijbel en kunst

Muziek

J.S. BACH

Johannespassie

Klik hier om een uitvoering te beluisteren van deze passie.





Schilderkunst

J. TISSOT


Annas en Kajafas (1886 – 1894)

Annas En Kajafas James Tissot

Brooklyn Museum


Deze aquarel van James Tissot (1836 – 1902) toont Annas (links) en Kajafas (rechts), die hogepriester waren in Jeruzalem.
Annas was hogepriester van 6 tot 15 na Christus. Hoewel de Romeinen hem uit zijn ambt hadden ontzet, had hij achter de schermen nog veel macht.
Kajafas was hogepriester van 18 tot 36 na Christus. Hij was de voorzitter van het Sanhedrin tijdens het proces tegen Jezus.





Suggesties

Jongeren

VERTELLEN

Meer dan duizend woorden

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 189)

In de nacht van 6 juni 1944
vertrokken honderden schepen uit Engeland.
Ze zaten vol soldaten
die Europa moesten bevrijden van de Duitse bezetting.

Een van hen was Jack, een Amerikaans marinier.
Hij bereikte als eerste een dorp.
Overal om hem heen
was verwoesting, brand, dood, vernieling ...

Te midden van dit alles stonden een oude man en zijn vrouw.
Vol vreugde begroetten ze hun bevrijder
en nodigden hem uit in hun beschadigde huis.
Ze waren eindelijk vrij!

Ze hadden zo lang op dit moment gewacht
dat ze geen woorden vonden voor hun emoties.
Toen ging de man de kelder in om een fles champagne.
Die droeg hij als een kostbaar bezit.

Jack, die geen Frans sprak, begreep
dat ze deze fles hadden bewaard om de bevrijding te vieren.
Hij was diep ontroerd door de vreugde
bij het samen drinken op deze bevrijding.

Toen Jack terug in Amerika was,
dronk hij elk jaar een glas champagne
op het feest van de bevrijding,
en beleefde telkens opnieuw die onverwachte ontmoeting.



Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 10 april 2019, p. 1)

Wat gebeurde in het verhaal hierbij, kunnen we ons levendig voorstellen.
Sommige mensen hebben die tijd nog meegemaakt,
en wie er niet bij was, kan zich er zich toch een idee van vormen:
er bestaan foto’s van en er zijn interviews en filmbeelden.

Maar iets van tweeduizend jaar geleden, is best wel heel lang geleden.
Toch komen christenen over de hele wereld
tijdens het weekend bijeen om de maaltijd te herdenken, waarbij Jezus zei:
‘Als je van dit brood eet en van deze beker drinkt, denk dan aan Mij.’

Dat ligt eigenlijk wat moeilijker dan voor Jack uit het verhaal:
Jezus hebben we nooit gezien en alles wat we van Hem weten
is gekleurd door de evangelisten, die over Hem spraken
als de Messias, als de zoon van God.

Wat Hij op gang bracht, kan men alleen nog afleiden uit geschriften
die de reacties weergeven van de mensen die Hem bezig zagen.
Zo kan het gebeuren dat een eucharistieviering
zijn oorspronkelijke spirit en dynamiek verliest.

Daarom is het goed dat er een Goede Week is.
Een week die heel dicht bij de historische Jezus staat,
die men gekruisigd heeft, tot verbijstering van al wie Hem volgde.
Een week die confronteert met de oorspronkelijke boodschap.

Want christenen komen niet zomaar bijeen in het weekend,
ze beleven opnieuw de aanwezigheid van Jezus,
die hen genezen en bevrijd heeft en hen oproept
om ook genezend en bevrijdend met de medemensen om te gaan.




EXTRA

Klik voor suggesties bij dit evangelie op:
'Lang evangelie' A- jaar
'Lang evangelie' B- jaar
'Lang evangelie' C- jaar





Overweging

Paus Franciscus

(Paus Franciscus tijdens de kruisweg in het Colosseum te Rome op Goede Vrijdag 18 april 2014)

"Het kruis toont ons de monsterachtigheid waartoe de mens in staat is
als hij zich laat leiden door het kwaad.
Maar het toont ons ook de enorme liefde van God
die ons niet behandelt op basis van onze zonden,
maar vanuit zijn eigen barmhartigheid."