Loading...
 

Job 38, 1.12-21. 40,3-5

Job 38, 1.12-21; 40,3-5: Wat moet Job nog zeggen?

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 821-822; 825)

Toen zei de Heer tegen Job, vanuit een zware storm: (…)
Heb jij het ooit licht laten worden, Job,
heb jij wel eens een dag laten beginnen?
Heb jij ooit het licht over de aarde verspreid,
het licht dat dieven op de vlucht jaagt?
Als de zon opkomt, verandert de aarde:
de wereld wordt zichtbaar, en alles krijgt kleur.
Maar voor slechte mensen is het licht geen voordeel,
want dan moeten ze stoppen met hun misdaden.

Job, ben jij bij de bronnen van de zee geweest?
En heb jij over de bodem van de zee gewandeld?
Weet jij waar de poort is naar het land van de dood,
dat land waar het altijd donker is?
Weet jij hoe groot de wereld is?
Vertel het maar, als je zo veel weet.
Weet jij van hoe ver het licht komt?
En waar komt de duisternis vandaan?
Kun jij het licht en het donker de weg wijzen?
En kun jij ze weer naar hun plek brengen?
Jij weet dat allemaal vast wel,
want jij bent zo lang geleden geboren,
jij leeft al zo lang! (…)

Job antwoordde:
‘Ik ben onbelangrijk.
Wat moet ik nog zeggen?
Laat ik mijn mond maar houden.
Ik heb al te veel gezegd,
laat ik nu maar zwijgen.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen zei God in storm en wind tegen Job:
‘Heb je ooit de morgen gevraagd en hem de opdracht gegeven
om de uiteinden van de aarde te pakken
en de zondaars ervan af te schudden?
De aarde wordt rood als zegelklei, als een kleurig kleed.
Maar de zondaars ontvangen dit licht niet,
hun opgeheven arm wordt gebroken.
Ben je doorgedrongen tot de bronnen van de zee?
Heb je rondgewandeld in de onpeilbare diepten van de oceaan?
Staan de poorten van de dood open voor jou?
De poorten van de duisternis, heb je die ooit gezien?
Kun je heel de uitgestrektheid van deze wereld vatten?
Vertel op dan, als je er toch alles van weet.
Waar is de weg naar de woonplaats van het licht?
Waar woont de duisternis?
Dan kun je ze thuis brengen en hen de weg tonen.
Je weet dat toch, je bent al zo lang geleden geboren,
En hebt zo'n enorm aantal jaren achter de rug. (…)

Maar Job antwoordde:
Nee, ik val te licht; wat moet ik zeggen?
Ik leg mijn hand tegen mijn mond:
een keer, hoogstens twee keer spreken is genoeg;
voor mij hoeft het niet meer.





Bij de tekst

Bedoeling

Door een aantal vragen die God hem stelt, begint job zijn mening te herzien: zijn mening over zichzelf valt in elkaar en zijn voorstelling van God blijkt heel erg beperkt te zijn. God staat op een veel hoger plan dan hij.