Loading...
 

Leviticus 25, 1-13

Leviticus 25, 1-13: Het zevende en het vijftigste jaar

De tekst

Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op de berg Sinaï zei Jahwe tegen Mozes:
‘Zeg tegen de Israëlieten:
Wanneer jullie in het land komen dat Ik aan jullie geef,
dan moet dat land ‘sabbat’ houden ter ere van Jahwe:
zes jaar mogen jullie de akkers inzaaien,
zes jaar mogen jullie de wijnstokken snoeien
en de oogst binnenhalen,
maar in het zevende jaar, het sabbatjaar,
moeten jullie het land laten rusten.
Dan mogen jullie de akkers niet inzaaien,
de wijnstokken niet snoeien,
het koren dat vanzelf groeit niet oogsten
en de druiven van jullie ongesnoeide wijnstokken niet plukken.
Het land moet een heel jaar sabbat houden.
Wat het land tijdens dat jaar uit zichzelf voortbrengt,
zal voldoende zijn om uw slaaf en slavin,
de knechten en de vreemdelingen, die bij jullie wonen, te voeden.
Ook uw vee en de andere dieren in uw land mogen daarvan eten.

Na zeven sabbatjaren, dus na negenenveertig jaar,
moeten jullie op de dag van verzoening,
de tiende dag van de zevende maand,
luid de ramshoorn laten klinken in heel het land.
Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar voor jullie zijn.
dan moeten jullie in het land melden
dat alle bewoners hun slaven vrijlaten.
Het moet een jubeljaar voor u zijn;
iedereen wordt hersteld in zijn vroeger bezit
en mag terugkeren naar zijn familie.
Het vijftigste jaar is een jubeljaar voor jullie.
Jullie mogen dan niet zaaien,
het koren dat vanzelf groeit niet oogsten
en de druiven van de ongesnoeide wijnstokken niet plukken,
want het is het jubeljaar.
Dat moet voor jullie een heilig jaar zijn.
Jullie mogen alleen eten wat het land uit zichzelf voortbrengt.
In het jubeljaar mag ieder naar zijn eigen grond terugkeren.’



Stilstaan bij …

Sabbat
Het Hebreeuwse werkwoord ‘sjavat’ betekent: ‘Ophouden’, ‘rusten’ of ‘stoppen met iets.
Zoals mensen en dieren op sabbat tot rust komen, zo moet ook het land ‘sabbat’ vieren: er moet een onderbreking zijn in het proces van zaaien en oogsten, zodat het land niet uitgeput geraakt.

Zevende jaar / Sabbatjaar
In het zevende jaar moest de grond ‘rusten’, omdat dat jaar bestemd is voor God. Niemand mocht dan zaaien of oogsten. Men moest dat jaar leven van wat er vanzelf groeit. Zo’n jaar wordt een ‘sabbatsjaar’ genoemd.
Op ‘Sabbat’, de naam van de zevende dag van de week bij de joden, mocht men niet werken en moest men uitrusten, want God rustte ook op de zevende dag nadat Hij zes dagen geschapen had.

Nu wordt het woord ‘sabbatjaar’ of ‘sabbatical’ gebruikt wanneer mensen zich vrijmaken van hun gewone werk, om te reizen, een boek te schrijven, iets te onderzoeken...

Dag van de Verzoening
(Jom Kipoer)
Op de tiende dag van de zevende maand tisjri (september/oktober), tien dagen na het joodse Nieuwjaar, vieren joden nog steeds Jom Kipoer, de belangrijkste en heiligste dag van het joodse jaar. Op die dag mogen ze niet eten, drinken of werken (Leviticus 16, 1-34 en Leviticus 23, 26-32). Ze willen op die dag tot verzoening komen met God en de medemensen.

Bij het begin van de dag wordt het Kol Nidré Hier te beluisteren gezongen, een gebed waarin men zijn spijt uitdrukt over alles wat men verkeerd deed tegenover de medemensen en God.
Er wordt voorgelezen uit het boek Jona, de profeet die probeerde zijn verplichtingen tegenover God te ontlopen.
Bij zonsondergang zingen ze het gebed Neïla Hier te beluisteren.
De dag wordt afgesloten met het blazen op de sjofar (ramshoorn).

In het Oude Testament was Jom Kipoer de enige dag waarop de hogepriester het Heilige der heiligen van de tempel te Jeruzalem mocht binnengaan (Leviticus 16, 23vv). Hij vroeg er aan God verzoening voor de mensen. Op die dag werd een bok uit de stad geleid en de woestijn ingestuurd, symbolisch beladen met alle zonden van het volk. (Numeri 29, 7)

Vijftigste jaar
Na zeven maal zeven jaar moest niet alleen de grond rusten, maar ook de mensen. Wie zijn land had verkocht omdat hij geld nodig had, kreeg in dat jaar zijn grond terug. Ook schulden moesten niet meer terugbetaald worden, en slaven mochten terug naar hun eigen land en hun familie.
Dat vijftigste jaar, een heilig jaar, wordt ook ‘jubeljaar’ genoemd.
Het herinnert de joden eraan dat het land aan God toebehoort, en het voorkomt dat de rijken alle land in hun bezit krijgen.

Jubeljaar
Het woord ‘jubel’ in jubeljaar, komt van het Hebreeuwse woord jobel, dat betekent: ‘ram’ of ‘ramshoorn’. Die naam heeft te maken met het blazen op de ramshoorn bij het begin van dat jaar en heeft dus niets te maken met het Nederlandse woord ‘jubelen’.
Het is niet zeker of de Israëlieten zich in de geschiedenis aan de regels voor zo’n jubeljaar hebben gehouden, want men vindt daar geen sporen van in de Bijbel. Het jubeljaar kreeg in de Bijbel wel de betekenis van: een tijd van bevrijding, geluk en vrede. (Bijvoorbeeld in Jesaja 61, 1-3). In Lucas 4, 14-21 paste Jezus die woorden uit Jesaja toe op zichzelf: met zijn komst realiseerde zich de bevrijding die hoorde bij een jubeljaar.





Bij de tekst

Leviticus

In Leviticus, het derde boek van het Oude Testament, is het woord ‘heilig’ heel belangrijk. God is heilig. Mensen zijn dat niet, maar kunnen het wel worden als ze leven volgens de wil van God. Die wetten en regels zijn in het boek Leviticus te vinden.

In Leviticus 1-16 staan vooral wetten voor priesters.
Bijvoorbeeld: hoe moeten priesters offers brengen?

In Leviticus 17-27 staan vooral wetten voor gewone Israëlieten.
Bijvoorbeeld: hoe moeten feesten gevierd worden?
. De Grote Verzoendag en het Wekenfeest (Leviticus 21-24)
. Het sabbatsjaar en het jubeljaar (Leviticus 25 en 26).



Wetten voor het sabbatjaar

Oudere wetten (zoals die o.a. In Deuteronomium 15, 1-11 te vinden zijn) bepalen dat in het sabbatjaar:
. de slaven moeten vrijgelaten worden
. de schulden moeten kwijtgescholden worden
. de akkers na het eerste inzaaien een jaar braak liggen



Drieslagstelsel

Het invoeren van een sabbatjaar voor de gronden doet denken aan het drieslagstelsel in onze streken tijdens de vroege Middeleeuwen. Men verdeelde de akkergronden toen in drie stukken. Op een stuk grond werden het ene jaar wintergranen (tarwe of rogge) verbouwd, het jaar erna zomergranen (gerst of haver) en het derde jaar lag het braak. De andere twee stukken grond volgden met een jaar verschil, zodat men misoogsten kon opvangen.



Heilig jaar

Het christelijke ‘heilig jaar’ vindt zijn oorsprong in het joodse jubeljaar. Het wordt sinds paus Paulus II (1470) om de 25 jaar gevierd. Het volgende jubeljaar wordt in 2025 gevierd.
Als een paus het nodig vindt, kan hij een extra jubeljaar uitroepen. Zo riep paus Franciscus op 8 december 2015 een extra jubeljaar uit, omdat hij extra aandacht wilde voor ‘barmhartigheid’.
Volgens de traditie begint zo’n heilig jaar met het openen van de Heilige Deur in de Sint-Pietersbasiliek te Rome.

Klik hier voor een korte reportage van dit gebeuren.