Loading...
 

Leviticus 23, 1.4-11.15-16.27.34b-37

2 C.Leterme (2019)DSC06811

Foto © Chantal Leterme (2019)

…page…

Leviticus 23, 1.4-11.15-16.27.34b-37: Feesten voor God

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1637)

De Heer zei verder tegen Mozes:

Ook de andere feesten moeten jullie samen vieren. Het zijn heilige dagen. Alle feesten moeten op vaste dagen gevierd worden.

Op de veertiende dag van de eerste maand, als het avond wordt, moeten jullie een lam offeren. Dat lam is bestemd voor de paasmaaltijd ter ere van de Heer.
De volgende dag begint het Feest van het Brood zonder Gist, ter ere van de Heer. Zeven dagen lang moeten jullie dan brood zonder gist eten. En elke dag moet er een offer gebracht worden aan de Heer.
De eerste en de zevende dag van dat feest zijn heilige dagen. Die moeten jullie samen vieren. Op die dagen mogen jullie niet werken.’’

De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: ‘Over een tijd wonen jullie in het land dat de Heer jullie zal geven. Het eerste koren dat je dan van het land haalt, moet je naar de priester brengen. Dat koren moet de priester op de dag na de sabbat omhooghouden bij het grote altaar. Dan zal de Heer het als offer aannemen.

Vijftig dagen later moeten jullie opnieuw een graanoffer aan de Heer brengen. Tel vanaf de dag na de sabbat waarop de priester het eerste koren aan de Heer geofferd heeft. En tel door tot de dag na de zevende sabbat: vijftig dagen dus.

‘Let op! Op de tiende dag van de zevende maand is het Grote Verzoendag. Het is een heilige dag, die jullie samen moeten vieren. Jullie moeten die dag vasten, en een offer brengen aan de Heer.

‘Op de vijftiende dag van de zevende maand begint het Loofhuttenfeest. Het is een feest ter ere van de Heer, dat zeven dagen duurt.
De eerste dag van het feest is een heilige dag, die jullie samen moeten vieren. Niemand mag dan werken. Op elke dag van het feest moeten jullie een offer brengen aan de Heer. Ook de dag na het feest is een heilige dag, die jullie samen moeten vieren. Ook dan moeten jullie een offer aanbieden aan de Heer. Het is een feestelijke dag, en niemand mag dan werken.
Let op! Het Loofhuttenfeest begint dus op de vijftiende dag van de zevende maand. Het begint als jullie de oogst van het land binnengehaald hebben. Op de eerste dag en op de dag na het feest mogen jullie niet werken.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God zei tegen Mozes: (…)
'Dit zijn de feesten voor God,
de heilige dagen, die je op de juiste datum moet vieren.


De veertiende dag van de eerste maand, tegen zonsondergang,
is het Pasen ter ere van God.
De vijftiende dag van die maand
is het feest van de ongedesemde broden ter ere van God.
Dan moet je zeven dagen ongedesemd brood eten.
De eerste dag is een heilige dag. Je mag dan niet werken.
Zeven dagen na elkaar moet je offers opdragen aan God.
De zevende dag is een heilige dag. Dan mag je niet werken.'

God zei tegen Mozes: 'Zeg aan de Israëlieten:
Wanneer je in het land komt, dat Ik je geef
en er de oogst binnenhaalt,
moet je de eerste schoof naar de priester brengen.
Staande voor God, moet de priester die schoof omhoogheffen
zodat die als offer aanvaard wordt.
Dit moet gebeuren op de dag na de sabbat. (…)


Vanaf de dag na de sabbat,
waarop de schoof omhooggeheven werd,
moet je zeven sabbatten tellen.
De dag na de zevende sabbat, op de vijftigste dag,
moet je vers graan offeren aan God. (…)

De tiende dag van de zevende maand is het Grote Verzoendag,
een heilige dag.
Je moet dan vasten en een offer opdragen aan God.


Op de vijftiende dag van de zevende maand
begint het Loofhuttenfeest ter ere van God, dat zeven dagen duurt.
De eerste dag is een heilige dag: je mag dan niet werken.
Zeven dagen na elkaar moet je offers opdragen aan God.
De achtste dag is een heilige dag;
ook dan moet je offers opdragen aan God.
Dat is het slotfeest. Je mag dan niet werken.


Dat zijn de feesten ter ere van God,
die je als heilige dagen moet vieren
en waarop je Hem offers moet brengen:
brandoffers, graanoffers, vredeoffers en wijnoffers,
afhankelijk van de verschillende dagen.'





Bij de tekst

Drie feesten

De drie feesten die in deze tekst vermeld worden, zijn ook gekend als ‘pelgrimsfeesten’. Het zijn feesten die verbonden zijn met de hoofdmomenten in de joodse geschiedenis van de verlossing uit Egypte en nog steeds gevierd worden.




Pesach (paasfeest)
Elk jaar herdenken de joden de uittocht uit Egypte in het pesachfeest, het joodse paasfeest.
Naast de plechtigheid in de synagoge wordt het feest vooral thuis in de familiekring gevierd. De joodse families houden de sedermaaltijd.

Tijdens die maaltijd wordt het verhaal van de uittocht verteld. Dat gebeurt op een bepaalde manier: het jongste kind stelt zingend vier waarom-vragen over het bijzondere karakter van het pesachfeest. De vader geeft antwoord op die vragen.




Sjawoeot (zeven wekenfeest of feest van de wetgeving)
Op die dag, het vroegere feest van de korenoogst, vieren de joden de tien geboden op de berg Sinaï.

Met Sjawoeot worden de synagoge en de kamers thuis versierd met planten, bloemen en blaadjes.
In de synagoge wordt het boek Ruth voorgelezen. Zij wordt geëerd omdat ze als vreemdelinge bereid was te gaan leven volgens de voorschriften van de tora.

De tijd tussen Pesach en Sjawoeot zijn treurdagen.
Er mag dan geen muziek beluisterd of gespeeld worden. Er mag dan ook niet gezongen worden.




Soekot (Loofhuttenfeest)
Toen de Israëlieten uit de slavernij in Egypte bevrijd werden, trokken ze veertig jaar lang door de woestijn en verbleven in tenten of hutten. Deze lange tocht was mogelijk omdat God de mensen voorzag van eten en drinken. Als herinnering aan deze bescherming, vieren de joden Soekot, een feest dat zeven dagen duurt en oorspronkelijk een dankfeest was voor de fruitoogst.

Tijdens deze feestelijke week verblijven ze zoveel mogelijk in de Soeka (= loofhut) om er te eten en soms ook om te slapen. Dit is een hut waarvan het dak gemaakt is van dennentakken, riet, stro, loof of ander plantaardig materiaal, dus niet van kunststof. Het dak is zo gemaakt dat er openingen in zijn zodat men de hemel kan zien, symbool voor de verbondenheid met God.