Loading...
 

Marcus 14, 53 - 15, 15

Marcus 14, 43 - Marcus 15, 15: Jezus wordt ondervraagd

Marcus 14, 53 - 15, 15 // Matteüs 26, 57-68 // Lucas 22, 54 – 23, 25



De tekst

Dichter bij de tijd

(naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 14, 1 - 15, 47)

De bende bracht Jezus naar de hogepriester.
Petrus volgde op een afstand
tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester.
Daar warmde hij zich bij het vuur samen met het personeel.
Intussen zocht het gerecht naar getuigenissen tegen Jezus
om Hem te kunnen doden. Maar ze vonden niets.
Velen legden een valse verklaring tegen Hem af,
maar hun getuigenissen kwamen niet overeen.
Er zijn er ook een paar die valse verklaringen aflegden.
‘We hebben Hem horen zeggen:
Ik zal deze tempel die mensenhanden gebouwd hebben, afbreken
en in drie dagen een andere opbouwen,
die niet door mensenhanden gemaakt is.’
Maar ook dit getuigenis overtuigde niet.
Toen stond de hogepriester recht en vroeg aan Jezus:
‘Waarom antwoord Je niet? Ze zeggen hier nogal wat over Jou!’
Maar Jezus bleef zwijgen en antwoordde helemaal niets.
Toen vroeg de hogepriester: ‘Bent u de Messias, de Zoon van God?’
Jezus zei: ‘Ja, dat ben Ik.’
Daarop scheurde de hogepriester zijn kleren en zei:
‘Waarvoor hebben we nog getuigen nodig?
Je hebt zelf gehoord wat Hij zegt. Wat vinden jullie ervan?’
Ze vonden allemaal dat Hij de doodstraf verdiende.
Sommigen begonnen te spuwen naar Hem,
deden Hem een blinddoek voor, sloegen Hem dan en vroegen:
‘Raad eens wie Je geslagen heeft?’
Ook het personeel gaf Hem slagen.

Terwijl Petrus zich beneden opwarmde op de binnenplaats,
kwam daar een dienstmeid van de hogepriester.
Ze bezag Petrus en zei: ‘Jij was ook bij die Jezus van Nazaret.’
Maar Petrus zei: ‘Ik weet niet waarover je het hebt.’
Dan ging hij naar buiten naar de voorhof. Er kraaide een haan. Wanneer ze hem zag, zei ze tegen de omstanders:
‘Dat is er één van.’
Maar Petrus zei opnieuw: 'Ik weet niet waar je het over hebt.'
Na een tijdje zeiden de omstanders tegen Petrus:
‘Je bent zeker één van hen, want je bent een Galileeër.’
Petrus begon te vloeken en te zweren:
‘Ik ken de man niet over wie jullie het hebben.’
Er kraaide een haan voor de tweede keer.
Toen herinnerde Petrus zich de woorden van Jezus:
‘Voordat een haan twee keer kraait,
zul je drie keer beweren dat je Me niet kent.’
Petrus barstte in tranen uit.
’s Morgens vroeg werd Jezus geboeid.
Men voerde Hem weg en leverde Hem over aan Pilatus.
Pilatus vroeg aan Jezus: ‘Ben Jij de koning van de Joden?’
Jezus antwoordde: ‘Zoals je zegt.’
De hogepriesters brachten allerlei beschuldigingen tegen Hem in.
Toen vroeg Pilatus aan Jezus: ‘Waarom antwoord Je niet?
Hoor eens waar ze Je allemaal van beschuldigen.’
Maar Jezus zei niets. Dit verbaasde Pilatus.

Als er een feest was, liet Pilatus gewoonlijk één gevangene vrij.
Nu zat er een zekere Barabbas in de gevangenis,
samen met rebellen die een moord hadden gepleegd.
De menigte kwam de trap op en riep: ‘Laat een gevangene vrij.'
Pilatus vroeg: ‘Willen jullie dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’
Maar de hogepriesters hitsten de menigte op: ‘Laat liever Barabbas vrij.’ Pilatus vroeg: ‘Wat moet ik dan doen met Hem
die jullie de koning van de Joden noemen?’
Ze schreeuwden: ‘Kruisig Hem!’
Pilatus vroeg: ‘Welk kwaad heeft Hij eigenlijk gedaan?’
Maar ze schreeuwden nog harder: ‘Kruisig Hem!’
Omdat Pilatus het volk tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij.
Hij liet Jezus geselen en leverde Hem over om gekruisigd te worden.



Stilstaan bij…

Schriftgeleerden
Toen Jezus leefde waren Schriftgeleerden belangrijke leraars en geestelijke leiders van het volk. Het waren geleerden die de joodse heilige geschriften kenden en bestudeerden. Zij stonden hoog in aanzien.

Oudsten
De oudsten waren de hoofden van de voornaamste families in Jeruzalem. Zij hadden een leidinggevende positie in Israël en zetelden in het Sanhedrin, het joodse gerechtshof.

Sanhedrin
Het hoogste Joods gerechtshof dat besliste over wereldlijke en geestelijke zaken. Het bestond uit 71 leden: priesters, Schriftgeleerden en vertegenwoordigers van steden, onder het voorzitterschap van de hogepriester. Het Sanhedrin had geen politieke macht, maar was verantwoordelijk voor de zuiverheid van de leer. Het zetelde in een bijgebouw van de tempel.
Toen Jezus leefde mocht deze raad wel doodvonnissen uitspreken, maar ze niet uitvoeren. Dat deden de Romeinen. (In het geval van Jezus: Pilatus)
Niet alle leden van de Hoge Raad waren tegen Jezus. Bv. Nicodemus en Jozef van Arimatea, die Jezus in zijn eigen graf liet begraven.

De tempel van God afbreken
Negatief spreken over de tempel werd gezien als een godslastering. Daarop stond de doodstraf.
Johannes schrijft in zijn evangelie dat Jezus met de tempel zijn eigen lichaam bedoelt.

Zijn kleren scheuren
Dit ‘scheuren van zijn kleren’ moest de verontwaardiging over de godslastering kracht bijzetten. Die scheur moest in de kledij van de hogepriester blijven tot de godslastering gewroken was.

Spraak
Mensen uit Galilea hadden een andere uitspraak dan de inwoners van Jeruzalem.

Pilatus
Pontius Pilatus was de Romeinse gouverneur in Palestina ten tijde van Jezus. Hij regeerde van 26 tot 36 na Christus. Hij werd door de keizer aangesteld om te zorgen voor orde en rust in Palestina.
Pontius Pilatus was streng en hield weinig rekening met de mensen.
Later riep keizer Nero hem terug naar Rome omwille van zijn grote wreedheden tegenover de onderworpen volkeren.

Geselen
Iemand slaan met een gesel, een stok met lederen riemen, waaraan metalen bolletjes de uiteinden verzwaarden. De joden gaven maximum 39 (niet 40!) slagen. De Romeinen schreven geen maximum aantal slagen voor. Bovendien bonden ze de veroordeelde naakt aan een lage kolom, zodat die met gekromde rug de geselslagen kreeg.

Kruisigen
Het kruisigen was een straf die afkomstig was uit het Oosten. Romeinen pasten die toe op staatsgevaarlijke misdadigers. Dat de mensen de kruisdood vroegen aan Pilatus kan erop wijzen dat ze in Jezus een gevangene van de Romeinen zagen, helemaal niet een Messias, want die had hen van die Romeinen moeten verlossen.
Cicero schreef over de kruisiging als 'de wreedste en walgelijkste van alle straffen'.
De kruisdood werd in 313 na Chr. door keizer Konstantijn afgeschaft.





Bijbel en kunst

Mozaïek

ANONIEM

Jezus voor Pilatus

Ravenna Jezus Voor Pilatus 6e Eeuw

Mozaïek in de Sant'Apolinare Nuovo te Ravenna – zesde eeuw




Schilderkunst

C. H. BLOCH

Loochening van Petrus (1873)

5 Loochening Van Petrus Carl Heinrich Bloch

Olieverf op doek
Brigham Young University Museum of Art, Provo, Utah


Werk van de Deense kunstschilder Carl Heinrich Bloch (1834-1890). Petrus kijkt beschaamd weg van Jezus, die op de achtergrond weggeleid wordt door de tempelwacht. Hij realiseert zich dat hij gezegd heeft dat hij Jezus niet kent tegen het meisje dat naar hem wijst.
Op de trap kraait een haan die hem de woorden van Jezus in herinnering brengt: ‘Voordat een haan twee keer kraait, zul je drie keer beweren dat je Me niet kent’.
Merk op dat zowel Jezus als Petrus een rood kleed dragen. Een mogelijke verwijzing naar het feit dat Petrus later de taak van Jezus op zich zal nemen.





TER BRUGGHEN

Pilatus wast zijn handen (1617)

Brugghen Pilate

Olie op doek, 100 op 128cm - Lublin museum


Werk van de Nederlandse schilder Hendrik ter Brugghen (1588-1629), waarop de invloed van Caravaggio duidelijk te zien is.





Suggesties

Grote kinderen

INLEVEN

Crisisberaad

Houd met jullie groep een crisisberaad in het Sanhedrin.
Een aantal van jullie was toeschouwer bij de intocht van Jezus in Jeruzalem.

Adviseer de hogepriesters wat ze Jezus met Jezus verder moeten doen.
De mensen aanzien Jezus als een soort held, maar daar zijn toch wel wat bedenkingen bij te formuleren:
. Hij heeft mensen zonden vergeven, terwijl dat iets is wat alleen God kan doen.
. Hij noemt God zoals kleine kinderen hun vader noemen: Hij zegt Abba (= papa) tegen God.





Jongeren

ONDERZOEKEN

Jezus wordt ondervraagd

Jezus werd zowel door de Joodse als de Romeinse overheid ondervraagd.

Lees Marcus 14, 53 - Marcus 15, 15 in de Bijbel.
- Zoek op welke argumenten de overheid had om Jezus te veroordelen.
- Vind je ook terug wat de gewone joden daarover dachten?

De hele tijd zegt Jezus niets.
- Zou jij dat ook doen? Waarom?