Loading...
 

Matteüs 19, 13-15

Matteüs 19, 13-15: Laat de kinderen bij Me komen

Matteüs 19, 13-15 // Marcus 10, 13-16 // Lucas 18, 15-17



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1554)

Er waren mensen die kinderen bij Jezus brachten. Ze wilden graag dat hij zijn handen op de kinderen zou leggen en voor hen zou bidden. Maar de leerlingen hielden die mensen tegen.
Toen zei Jezus: ‘Laat die kinderen bij me komen. Houd ze niet tegen, want Gods nieuwe wereld is er juist voor hen.’ En Jezus legde zijn handen op hen. Daarna ging hij weer verder.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Mensen brachten kleine kinderen bij Jezus.
Ze wilden dat Hij hun de handen zou opleggen
en voor hen zou bidden.
Maar zijn leerlingen wezen hen bars af.
Toen zei Jezus: ‘Laat die kinderen toch
en verbied ze niet om bij Me te komen.
Want het Rijk der hemelen is van hen die zijn zoals zij.’
Hij legde hun de handen op en ging verder.



Stilstaan bij ...

Kinderen
Toen Jezus leefde, telden kinderen niet mee. Hun kleine gestalte en mindere spierkracht maakten hen tot een kwetsbare groep. Daarom was zijn eerbied en respect voor de kinderen erg bijzonder.

Afwijzen
Dat de leerlingen van Jezus de kinderen afwezen was een normale reactie in hun tijd.
In nogal wat kinderbijbels staat dat Jezus vermoeid was ... maar daar staat niets over in het evangelie.

Rijk der hemelen
De hemel is de plaats waar God woont. Uit eerbied voor God wilden de joden zijn naam niet uitspreken. Zo komt het dat Matteüs uit eerbied voor God niet spreekt over het ‘rijk van God’, maar over het ’rijk der hemelen’. In dat rijk wordt de droom van God voor de mens gerealiseerd: een liefdevolle, rechtvaardige, vredelievende wereld.





Bij de tekst

'Zijn als kinderen'

Overal waar een goede relatie is tussen volwassenen en kinderen, kennen kinderen het basisvertrouwen dat de wereld goed is en vriendelijk én dat er hen niets zal ontbreken. Wanneer ze volwassen worden, ervaren ze dat die vriendelijkheid grenzen heeft. Zo kan het dat het basisvertrouwen van de kinderjaren plaats maakt voor wantrouwen.
‘Zijn als kinderen’ wil dan zeggen dat volwassenen die de hardheid en de ontoegankelijkheid van de anderen kennen, toch durven ingaan tegen hun vrees dat het niet goed zal aflopen. Ze beleven dan het kinderlijk basisvertrouwen op een ander niveau: het wordt een geloof in de goedheid, de toekomst, het leven en de mensen, ondanks alles.



Soort verhaal

Dit korte verhaal is opgebouwd rond het woord van Jezus: ‘het rijk van God aannemen als een kind’. Dit woord is gericht naar de volwassenen: zij moeten aan kinderen een voorbeeld nemen. (paradigmatisch verhaal)

Intussen is het voor kinderen deugddoend te vernemen dat Jezus hen zo op een voetstuk plaatst.



Betekenis

. Jezus maakte tijd vrij voor iedereen die aandacht nodig had, vooral voor mensen die niet meetelden in de maatschappij: kinderen, zieken, vrouwen, zondaars ...

. Kinderen worden door Jezus op een bevoorrechte plaats gezet en door hem als voorbeeld gesteld.

. Kinderen horen thuis in de wereld van God, omdat ze daar spontaan en onbevangen (niet berekenend) voor kiezen.





Bijbel en kunst

L. CRANACH DE OUDERE

Jezus zegent de kinderen (1537)

Cranach

Lucas Cranach de oudere (1472-1553), een persoonlijke vriend van Martin Luther, was een belangrijk protestants kunstenaar. Het zou kunnen dat het kind links onderaan, met het stuk fruit in de hand, de kleine Luther voorstelt.





N. MAES

Jezus zegent de kinderen (1652-53)

Nicolaes Maes (Dordrecht, januari 1634 – Amsterdam, december 1693) was een Nederlands kunstschilder uit de 17e eeuw. Rond 1650 werd hij in Amsterdam een leerling van Rembrandt.

Maes

De schilder schilderde zichzelf tweemaal op dit schilderij: links, zoals hij eruit zag als jongen, rechts bovenaan zoals hij eruit zag toen hij dit werk schilderde.
De figuur die het schilderij domineert is Jezus.



Merk op dat alleen het gelaat van Jezus en dat van het kind belicht zijn.
- Wat zou de kunstenaar daarmee willen uitdrukken?





F. VON UHDE

Laat de kinderen tot Mij komen (1885)

Fritz Von Uhde  Laat De Kinderen Tot Mij Komen  1884

Olieverf op doek
Museum der Bildenden Künste, Leipzig, Duitsland






Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Poppenspel met keien

(Naar: TOV Handleiding kleuters 4 jaar, uitgeverij Pelckmans, p. 17-19)

Materiaal
- Keien: één grote witte kei (Jezus), tien kleine witte keien (kinderen),
tien gewone witte keien (volwassenen), twee gekleurde keien (apostelen), - Houten blokken (bankjes)
- Een boomstronkje
- Enkele plantjes


Spel
De toeschouwers stappen enthousiast naar de bankjes.
(Beweeg de keien één voor één richting houten blokken.)

Als alle bankjes vol zitten zegt één van de toeschouwers tegen de toeschouwer naast zich:
- Ik ben erg benieuwd. Vandaag zie ik Jezus voor het eerst! Ik hoorde al veel goeds over Hem. Heb jij Hem al eens gezien?
- Nee, antwoordt de nader, het is voor mij ook de eerste keer. Spannend, hé?
Ineens komen er twee apostelen. (Apostelen = 2 gekleurde keien)
Ze stappen tot voor de boomstronk.
- Dames en heren, goede middag! Welkom. Nog even geduld. Jezus komt zo dadelijk!’
De toeschouwers reageren enthousiast:
- ’t Is zover. Eindelijk krijgen we Hem te zien!
(Laat de grote witte kei (= Jezus) stappen richting toeschouwers.)
- Ik krijg er kriebels van in mijn buik.
- Kijk, daar is hij…Jezus! Hallo, dag Jezus!

Enkele toeschouwers springen de lucht in en roepen enthousiast ‘Jezus’ tot Hij gaat zitten op de boomstronk. Jezus spreekt tot de toeschouwers.
(Laat alle kinderen met enkele ouders (= rij kleine keitjes en enkele gewone keien) aankomen tot aan de achterzijde van de bankjes.)
Mogelijke inhoud:
- Begroeting en verwelkoming
- Jezus dankt de berg, de zon, de bomen voor hun aanwezigheid en diensten en vertelt dat hij de mensen vandaag graag wil vertellen over een zaadje…

De ouders met kinderen komen op de plaats waar Jezus is.
(Jezus (= grote witte kei) gaat zitten bij een boom (= plant))

Enkele kinderen reageren:
- O, alle banken zijn al vol. Nu kunnen wij Jezus niet zien!
- Papa, waarom stopt de rij? Mogen wij niet bij Jezus?
- Toch wel hoor, zegt papa, maar alle plaatsen zijn al bezet. Als we wachten kunnen we straks misschien toch nog even bij Jezus.
- Mama, duurt het nog lang vooraleer we Jezus zien?
- Geduld, jongen. Nog even wachten.

Jezus beëindigt zijn verhaal en dankt alle toeschouwers voor hun aanwezigheid. Dan gaat hij verderop zitten bij een boom. De twee apostelen zenden de toeschouwers naar huis. Als de apostelen de kinderen zien, willen ze hen naar huis sturen.
‘Ga naar huis. Jezus is moe. Hij wil rusten en heeft nu geen zin om gestoord te worden.’
Enkele kinderen beginnen te huilen. De ouders vragen begrip en de toestemming om Jezus even te mogen groeten. Maar de apostelen reageren afwijzend.
Dan stapt Jezus naar de kinderen die enthousiast naar Hem toe lopen. De apostelen proberen ze weg te jagen. Maar Jezus zegt:
- Laat die kinderen tot bij mij komen. Ze hebben de hele namiddag gewacht om Mij te zien. Hou ze niet tegen.
Jezus nodigt de kinderen uit om rond Hem in het gras te zitten.
(Jezus (= grote witte kei) en alle kleine keitjes samen)
Hij spreekt ze aan en vraagt hun naam. Hij praat gezellig met hen.
Dan geeft Hij hun een knuffel en wenst hen het beste toe. De kinderen keren dolgelukkig met hun ouders naar huis terug. Ook Jezus en de apostelen gaan weg.



Tafelpoppenspel

(Naar: Handleiding bij Zes kruiken wijn, Standaard uitgeverij, 1993, p. 15)

Materiaal
Op een groen doek, dat velden oproept, staan een aantal witte dozen die huizen suggereren. ‘Poppen’ uit boetseerklei stellen Jezus voor, zijn vrienden, een papa en een mama, een of meerdere kleuters.


Spel
Jezus is op wandel met zijn vrienden. Ze spreken met elkaar. Uit het gesprek blijkt wie Jezus is. In de buurt van de huizen praten een papa en een mama met elkaar. Ze willen graag naar Jezus gaan, ze luisteren graag naar Hem. Er zijn al veel mensen naar Hem toe gegaan.
Een kleuter komt en vraagt: ‘Ga jij naar Jezus, mama? Mag ik ook mee? Ik wil Jezus zien, ik hoor Hem graag vertellen.’ (of: een groepje kleuters is in het zand aan het spelen. Eén van hen ziet Jezus en zijn vrienden, en gaat er naartoe...) Eén van de vrienden van Jezus spreekt het kind aan en zegt dat het niet bij Jezus mag komen. Maar Jezus komt naar het kind toe en spreekt het aan …



Vanuit een illustratie

(illustratie: TOV Bijbelverhalen in Woord én Beeld)

Neem de prent ‘Jezus en de kinderen’. De kinderen vertellen wat ze zien.
Mogelijke vragen:
- Wie kijkt blij op deze prent?
- Wat doen de kinderen?
(een kind raakt Jezus aan, een ander kind laat de allerkleinste ook in de kring komen, andere kinderen kijken naar Jezus)
De mama’s kijken tevreden toe. Ze vinden het leuk dat Jezus tijd maakt voor hun kinderen.
- Hoe kijkt Jezus?
- Waar zit Jezus?
(Hij zit midden tussen de kinderen. Hij wil heel dicht bij hen zijn. Hij vergeet de grote mensen rondom Hem.)
- Waar zou jij willen staan in de kring rond Jezus?
- Zou jij graag eens Jezus zien?
- Wie ziet jou graag?
- Wie knuffelt je soms eens?
- Bij wie ben jij altijd welkom?
- Wie is er altijd blij als ze je ziet?


Vertel:
Mama en Fien gaan naar Jezus. Kijk, Arthur en zijn mama zijn er ook!
O, daar is Eline en Robbe en daar is hun mama.
Zoveel mama’s en kinderen zijn er bij Jezus.
‘Kom maar bij me’, zegt Jezus.
Fien, Arthur, Robbe en Eline krijgen een zachte knuffel.
Jezus legt nu zijn hand op het hoofd van Fien.
Dat doet Hij ook bij de andere kinderen.
Zo wenst Hij ze alle goeds toe.
Jezus ziet alle kinderen graag.



Spiegelverhaal

(Naar: Averbodes kinderbijbel)

Rebekka, Levi en Saartje wonen met hun vader en moeder
in een dorp bij de Jordaan.
Op een dag horen ze dat Jezus in hun dorp is.
Moeder heeft hen al vaak over Jezus verteld,
maar ze hadden Hem nog nooit gezien.
Er zijn altijd zoveel mensen bij Jezus,
dat de kinderen niet bij Hem kunnen komen.
Rebekka rent naar huis, zo vlug ze kan.
‘Mama, ik heb Jezus gezien!’ roept ze.
Als je meegaat kunnen we misschien bij Hem komen.’
‘Goed,’ zegt moeder, ‘laten we maar dadelijk gaan.’
Vlug veegt ze het vuile snoetje van Levi af
en slaat het zand van zijn kleren.
Dan hangt ze Saartje in een doek op haar rug en daar gaan ze.
‘Trekken jullie er op uit?’ vraagt een buurvrouw.
‘We gaan naar Jezus,’ zegt Rebekka, ‘ik heb Hem gezien in het dorp.’
‘Dan ga ik ook mee,’ zegt de buurvrouw.
‘Wachten jullie even? Ik ben zo klaar.’
Even later zijn de twee moeders met hun kinderen op weg.
Het is een mooie dag.
Daardoor zijn er nog méér moeders met kinderen buiten.
Ze horen waar de twee vrouwen heen gaan.
‘Dan gaan we ook mee,’ zeggen ze.
En zo trekt de hele groep naar het huis waar Jezus is.
De grotere jongens en meisjes zijn ongeduldig en rennen al vooruit.
Door een poortje lopen ze de binnenplaats op.
Ineens komen daar een paar leerlingen van Jezus naar buiten.
‘Wat is dat? Wat moeten jullie?’ vraagt Petrus kwaad.
‘We willen Jezus zien,’ zegt Rebekka.
‘Jezus heeft geen tijd’, zegt Petrus, ‘ga maar gauw weer naar buiten!’
Daar begrijpen de kinderen niets van.
Moeder had hun verteld dat Jezus veel van kinderen hield.
Waarom mogen ze nu dan niet bij Hem komen?
Ongeduldig wachten ze tot hun moeders er zijn.
Maar Petrus laat ook de moeders niet door.
‘Nee,’ zegt hij, ‘dat gaat niet! Jezus heeft wel wat anders te doen
dan met kinderen te praten.’
‘Och kom,’ zegt de moeder van Rebekka,
‘als de kinderen Jezus maar even gezien hebben, zijn ze al tevreden.
Laat ze even binnen en we gaan zo weer weg.’
‘Dat kennen we,’ zegt Petrus,
‘Nee, er is geen denken aan. Jezus heeft helemaal geen tijd.’
De moeders beginnen te mopperen.
Petrus gaat midden in de deur staan.
‘Maak dat je weg komt,’ zegt hij kwaad, ‘we laten niemand door.’
‘We gaan niet weg,
vooraleer onze kinderen Jezus gezien hebben,’ zeggen de moeders,
Een paar jongens probeert tussen de benen van de leerlingen door
naar binnen te glippen.
Nu wordt Petrus écht kwaad.
Zo kwaad dat Jezus hem binnen hoort.
Hij komt naar buiten om te zien wat er is.
Hij bekijkt zijn leerlingen en schudt zijn hoofd.
‘Ik dacht dat jullie wijzer waren,’ zegt Hij,
‘waarom houden jullie die kinderen tegen?
Laat ze toch bij Mij komen, want Ik hou heel veel van hen.’
De leerlingen zwijgen.
De kinderen lopen allemaal tegelijk naar Jezus.

Ze dringen zich om Hem heen en trekken aan zijn kleed.
Ze lachen en juichen.
En Jezus? Hij neemt de kinderen op. En praat met hen.
‘Hoe heet je?’ vraagt Hij aan Rebekka.
‘Rebekka,’ zegt ze, ‘en dat is mijn broertje Levi.
En mijn zusje Saartje is daar bij mama.’
Jezus pakt Levi op en tilt hem hoog de lucht in.
Dan nemen de kinderen elkaar bij de hand
en maken een grote kring.
Ze zingen tot ze niet meer kunnen.
Dan moeten ze weer naar huis.
Als ze allemaal weg zijn, roept Jezus zijn leerlingen bij zich.
‘Hebben jullie die kinderen bezig gezien?
Wel, zo moeten jullie ook proberen te zijn,’ zegt Hij
‘als je het rijk van God wilt binnengaan.’





DOEN

Boetseren

De kinderen boetseren een figuurtje dat henzelf voorstelt, of tekenen / kleuren hun zelfportret.
Boetseer zelf een Jezusfiguur of zorg voor een illustratie van Jezus.
De kinderen plaatsen nadien hun werkjes rond de Jezusfiguur. Ze zeggen waarom ze een bepaalde plaats willen innemen tov Jezus.



Tekenen

De kinderen tekenen en/of kleuren hun zelfportret.
Ze kleven die op een grote fries waarop in het middenin een Jezus-figuur staat.





Jongeren

VERTELLEN

Worden als kinderen ...

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 247)

Enkele kinderen waren aan het spelen
aan de oever van een rivier.
Zij bouwden kastelen van zand.
en ieder kind verdedigde zijn kasteel.

Toen de kastelen voltooid waren,
schopte een kind naar het kasteel van een ander
en verwoestte het volledig.
De eigenaar van het kasteel werd woedend,
trok de indringer aan het haar,
sloeg hem met zijn vuist
en riep: ‘Hij heeft mijn kasteel vernield!
Kom en help mij hem te straffen.’
De anderen kwamen hem helpen.
Zij sloegen het kind met een stok,
trapten hem op de grond.
Daarna gingen ze weer spelen
in hun eigen zandkasteel.
En ieder zei: ‘Dat is van mij.’
‘Blijf uit mijn buurt.’
‘Raak mijn kasteel niet aan!’

De avond daalde neer,
het werd donker en ieder moest naar huis.
Niemand bekommerde zich nog om zijn kasteel.
Het ene kind trapte het in elkaar,
het andere duwde het met de handen weg.
Toen keerden zij zich om
en ieder ging naar zijn huis...

Naar een boeddhistische parabel