Johannes 14, 15-16 . 23b-26: De helper
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1703)
Als jullie van mij houden, leef dan volgens mijn regels. En ik zal de Vader vragen om jullie een nieuwe helper te geven: de heilige Geest. Die zal voor altijd bij jullie zijn. (…)
Als je van mij houdt, dan luister je naar mijn woorden. Dan zal mijn Vader van je houden. En de Vader en ik zullen bij je komen en voor altijd in jou aanwezig zijn. Maar mensen die niet van mij houden, luisteren niet naar mijn woorden.
En bedenk goed: De woorden die jullie mij horen zeggen, komen niet van mijzelf. Ze komen van de Vader die mij gestuurd heeft.’
Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Ik vertel jullie al deze dingen nu ik nog bij jullie ben. Later zullen jullie het helemaal begrijpen. Dat zal gebeuren als de heilige Geest komt. De Vader zal hem als helper naar jullie toe sturen. Dat doet hij voor mij. De heilige Geest zal jullie herinneren aan alles wat ik tegen jullie gezegd heb. En hij zal ervoor zorgen dat jullie het begrijpen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Jezus zei tot zijn vrienden:
‘Als jullie van Mij houden,
doen jullie wat Ik belangrijk vind.
Ik zal de Vader vragen
jullie een Helper te geven.
Iemand die altijd bij jullie zal zijn. (...)
Wie van Mij houdt,
Zal naar mijn woorden luisteren.
Dan zal mijn Vader van hem houden
En mijn Vader en Ik zullen bij Hem gaan wonen.
Wie niet van Mij houdt,
Luistert niet naar mijn woorden.
Die woorden zijn uiteindelijk niet van Mij,
maar van de Vader die Mij gezonden heeft.
Dat wilde Ik jullie zeggen,
terwijl Ik nog bij jullie ben.
De Heilige Geest die de Vader in Mijn naam zal zenden,
die zal jullie helpen en alles leren.
Die zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.'
Stilstaan bij ...
Vader
Typische manier waarmee Jezus God aanspreekt.
Door God zijn vader te noemen, wordt duidelijk dat Jezus de zoon van God is. Wanneer zijn volgelingen ook God als Vader mogen noemen, zijn zij dus ook zonen of dochters, dus kinderen van God. Een verwantschap die een hele taak met zich meedraagt.
Helper
Hiermee bedoelt Jezus de Geest, die zal helpen om de aanwezigheid van Jezus bij zijn leerlingen voort te zetten.
In de Griekse tekst van het Nieuwe Testament wordt soms het woord 'paraklètos' gebruikt, een woord uit de gerechtswereld. Het betekent: iemand die je helpt in een moeilijke situatie, iemand die raad geeft, ondersteunt en verdedigt. Vgl.: advocaat.
Die ‘paraklètos’ is iemand die je oppept zodat je ontdekt wat je te doen staat, die je attent maakt om te horen wat er gehoord moet worden, die je aanmaant te zeggen wat gezegd moet worden en doet doen wat er gedaan moet worden.
Bij de tekst
Situering in het evangelie
Dit is een tweede stuk uit de afscheidsrede van Jezus, die Johannes geplaatst heeft bij het Laatste Avondmaal.
Overwegingen
Frans Mistiaen s.j.
Gods liefdeskracht bezielt ons hart en vernieuwt onze wereld
Het is deugddoend dat wij, in ons christelijk geloof,
God ook mogen ervaren als Heilige Geest,
als de bezielende Kracht in ieder van ons.
Want er gaat een “kracht” uit van onze Liefde-God.
In de liturgie van vandaag wordt Zijn aanwezigheid beschreven
met enkele natuurfenomenen, die duidelijk
een diepere, symbolische betekenis hebben: Vuur en Wind.
Een heilig vuur dat brandt,
maar wel zonder te vernietigen of te verteren,
een gloed, zoals bij het brandend braambos dat Mozes heeft ervaren.
Vandaag laait er een nieuw enthousiasme op
en een bezieling in ons kille, lauwe hart.
En een wind! Geen dodende orkaan,
maar een sterke bries, die ons doet denken
aan de levensadem van God over het water uit het scheppingsverhaal.
Op Pinksteren waait er een nieuwe wind over onze oude wereld.
Hier gebeurt een nieuwe schepping.
Vuur en Wind, het zijn oude, bijbelse symbolen
om te laten aanvoelen dat God Zelf aanwezig is.
En op Pinksteren vieren wij vooral
dat onze Liefde-God met Zijn vurigheid en Zijn levensadem
op elk van ons neerkomt, in ieder van ons komt wonen
om er voor altijd te blijven, wat er ook met ons gebeure.
Sommigen zullen zich misschien afvragen:
"Kunnen wij nog wel bezield worden?
Is er nog iets waardoor wij bewogen kunnen geraken,
na alles wat wij hebben meegemaakt de laatste tijd?"
Mensen kunnen inderdaad heel wat ontgoochelingen oplopen.
Misschien soms toch vooral dán, wanneer zij in beweging werden
gebracht door dingen die hen eigenlijk niet gelukkig konden maken:
geldzucht, prestige, carrière, genot, oude ideeën,
of omdat zij hun energie hebben gestoken
in projecten of relaties die toch geen toekomst hadden.
Jong en oud, wij hebben allemaal nood
aan een nieuwe begeestering voor wat ons leven waardevol maakt.
Vandaag zeggen wij dat wij geloven dat het kan!
Wij geloven in de komst van een nieuwe, echte liefde
in ons hart en ons gemoed.
Maar opgepast!
Gods levenskracht is geen soort magnetische inductie
die door de lucht stroomt en die iedereen willens nillens, verplicht
móet ondergaan.
Gods Geest is een “liefdevolle” kracht.
En liefde dwingt niet, maar nodigt uit,
praamt misschien en stuwt, maar respecteert steeds de andere.
Gods Geest komt dus wonen in diegene
die zijn hart voor Hem openstelt,
in diegene die de liefde wíl toelaten in zijn leven.
Jezus' liefdekracht kan niets bereiken
als wij er niet voor kiezen om met Hem mee te werken.
Gods Geest verplettert onze menselijke vrijheid dus helemaal niet,
maar spreekt die juist aan en nodigt ons uit
tot de heel persoonlijke keuze om mee te werken met Zijn liefdegloed.
De beelden van Wind en Vuur kunnen
tezeer uiterlijk-materieel, en dus verkeerd, verstaand worden.
Sinds het IIe Vaticaans Concilie hebben wij duidelijker ingezien dat
God niet zozeer langs de buitenkant werkt, van bovenaf, miraculeus,
als een Almachtige
die de mens tot onderdanigheid zou dwingen.
Wij hebben ontdekt dat God veeleer een innerlijke Liefdekracht is,
die steeds langs de binnenkant van de wereld werkt,
nl. via het hart van de vrije mens,
waar Hij, als Jezus’ vurige Geest, ons oproept tot medewerking
en bezielend uitnodigt tot ontplooiing
van de goede capaciteiten van de mens en de wereld.
Als wij Hem in ons binnenlaten,
dan is Hij wel geen gemakkelijke Gast,
maar Iemand die veel van ons durft vragen,
en op een heel persoonlijke manier.
Bij alles wat wij ondernemen en doen,
"brengt Hij ons in herinnering wat Jezus heeft gezegd ".
Als een persoonlijke Vriend,
nodigt Hij ons dus voortdurend uit tot de levensmentaliteit van Jezus:
en dat is: zichzelf breken en delen, opdat anderen zouden leven.
Geen zelfverheerlijking dus, maar belangeloze zelfgave
in de kleine daden van het dagelijkse leven.
Jezus’ liefde vraagt inderdaad
dat wij “de praktijken van onze zelfzucht versterven”.
Dit vraagt van ons onvermijdelijk pijnlijke offers,
die ons zullen louteren.
Maar alleen de zichzelf-gevende
en anderen belangeloos-dienende liefde
is uiteindelijk bij machte
ons te bezielen tot echt en diep menselijk geluk.
Het is alleen de gulheid van onze edelmoedigheid
die ons leven diepe zin en vreugde kan geven.
Wie echt bewogen wordt, gaat ook zelf bewegen.
Wie bezield is, breekt naar buiten.
De eerste vrucht van de echte liefde is openheid. Liefde maakt vrij.
Wie innerlijk bevrijd is van zijn zelfzucht
kan het niet nalaten op zoek te gaan om ook anderen te bevrijden
van alles wat hen klein en opgesloten houdt.
Jezus' bange leerlingen werden de vrijmoedige getuigen
van een Liefde-Geest,
die het diepste kwaad en de zondigheid van de mens vergeeft.
“Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven.”
En zij spraken een vreemde taal,
die echter door allen werd begrepen.
Nog zo’n fenomeen met een diepere betekenis:
Echte liefde is een taal die door iedereen wordt verstaan.
Jezus’ verrezen liefde doorbreekt en overschrijdt
alle grenzen tussen mensen.
Gods liefdekracht is niet beperkt tot een klein groepje vromen,
maar is bestemd en ervaarbaar over alle grenzen heen
voor allen die Hem willen ontvangen.
Dat vieren wij met Pinksteren:
dat Jezus’ Liefde in ons hart is uitgestort
en, als wij met Hem meewerken,
daar bezielend werkzaam is doorheen al het goede dat wij doen
in onze gemeenschap, in onze Kerk.
En dat die Liefde bij machte is heel de wereld te vernieuwen,
van binnenuit.
"Kom, Heilige Geest,
kom in ons hart en onze wereld wonen met uw Liefdeskracht!"
Marc Galant, trappist (Orval)
De Heilige Geest (2013)
Wij hebben volop Pasen gevierd. Vijftig dagen lang! In de oudheid was 7 het getal van de volheid, en we hebben 7 maal 7 dagen gevierd: de volheid van de volheid, met om af te sluiten, nog een dag er bovenop, dat is dan 50. ‘Pinksteren’ betekent immers ‘de vijftigste dag’.
Vijftig dagen na op Pasen de bevrijding uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee te hebben gefeest, vierden de joden op Pinksteren het Verbond gesloten tussen God en zijn volk Israël, en de gave, op de Sinaï, van de Wet gegrift op de stenen tafelen.
Vijftig dagen na op Pasen de bevrijding van de mensheid te hebben gevierd in de doortocht door de dood van de verrezen Jezus, sluiten wij het paasfeest af met ons Pinksteren, de gave van de Heilige Geest die de wet van de liefde schrijft in ons hart.
Akkoord, de heilige Geest werd reeds gegeven bij de dood van Jezus. “Hij gaf de Geest door”, zegt Johannes (‘paredôken to pneuma’ Johannes 19,30), en hij werd ook reeds gegeven met de Verrijzenis, want op paasavond blaast Jezus over zijn leerlingen met de woorden: “Ontvangt de Heilige Geest” (Johannes 20, 22). Pinksteren toont ons hoe die gave van de Geest werkdadig wordt : zij barst uit haar voegen.
Hoe de gave van de Geest uitdrukken? De Geest is onzichtbaar. Wij zullen beeldspraak moeten gebruiken. Zoals onze woorden is ook onze beeldspraak te beperkt, te kort, te klein, om het mysterie van God of van de Geest uit te drukken. Ze kan enkel suggereren.
Zo horen we dat bij Jezus’ doopsel dat Johannes de Doper van Jezus zegt: ”Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en op Hem blijven” (Johannes 1, 32). Als een duif: op de manier van een duif. Een duif blijft, ze is nestvast. Verzend een duif en laat haar los, 600 km verder: ze komt terug op haar nest. Wij begrijpen het beeld: de Heilige Geest komt over Jezus als op zijn vaste verblijfplaats: Hij is de Zoon van God, de volheid van de Geest is in Hem. Jezus is geboren uit de H. Geest, bewoond door de H. Geest. In de kracht van de Heilige Geest heeft Jezus als mens Gods liefde onder ons kunnen waarmaken.
Voor de neerdaling van de heilige Geest op Pinksteren wordt er een ander beeld gebruikt. Over de apostelen daalt de Heilige Geest niet neer als een duif, maar “ze zagen iets dat op tongen van vuur leek : het verdeelde zich en daalde op ieder van hen neer” (Hand 2,3). De Geest komt over de leerlingen als een oplaaiende vlam : ze hebben niet de volheid van de Geest, ze delen in de gave van de Heilige Geest. De Geest is gegeven aan de Kerkgemeenschap en allen ontvangen Hem in deelzaamheid, ieder volgens zijn eigen gaven (1 Korintiërs 12,11), en de hoogste gave is die van de liefde (1 Korintiërs 12, 31 - 13, 13).
En van wie delen de apostelen de heilige Geest ?
Om te zeggen dat het leven, het grote mysterie van het leven, van God komt, gebruikt de bijbel als beeldspraak dat God de mens bij zijn schepping de levensadem inblaast (Gen 2,7). In het evangelie vandaag blaast Jezus zijn leerlingen de Geest in van God zelf, zijn Geest van Liefde. De Griekse tekst zegt letterlijk: “Jezus blaast in zijn leerlingen”(“en-efusèsen”): Jezus “in-fuseert” de Geest. Hij geeft hen de Geest van liefde om te kunnen beminnen zoals hij zelf heeft bemind : hij toont zijn leerlingen zijn verwonde handen en zijn doorstoken zijde. “Zoals de vader mij gezonden heeft; zo zend ik u”, zegt hij. Hij zendt met een liefde die kan leiden tot een doorstoken hart.
Zijn wij in staat van op eigen kracht te gaan tot een doorstoken hart? Jezus antwoordt op die vraag door ons zijn Geest te geven. Het is overigens wel voor een sterke missie dat de leerlingen de Geest nodig hebben: “Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven”. De zonde is communicatiestoornis met God. Door de zonde sluiten wij ons uit de vriendschap met God, blokkeren wij de uitwisseling met God. De Geest, die de communicatie is tussen de Vader en de Zoon, herstelt ons in die vriendschap, herstelt de communicatie met God.
Daarom heeft Jezus geen mooier geschenk voor zijn apostelen dan de gave van de Geest. Voor het eerst na zijn aanhouding, toen ze op de vlucht geslagen zijn, ziet Hij ze nu verenigd terug, en Hij geeft hun de Geest die vergeving schenkt. De Geest is communicatiekracht. Met de Geest krijgen zij de zending die vergeving op hun beurt door te geven aan alle mensen: ”zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik u”.
Zo zijn ook wij gezonden om vrede- en vreugdedragers te zijn in deze wereld, zaaiers van omgang met God. Vragen wij in deze Eucharistie licht en sterkte tot deze zending.
Het geschenk van de Heilige Geest (2016)
Door zijn dood, is Jezus met zijn lichaam opgenomen in de onzichtbaarheid van de Vader, boven de tijd. Ook de Geest die hij aan zijn leerlingen geeft, staat buiten de tijd. Zo kan de Geest zich doorheen alle tijd herhaaldelijk en op verscheidene wijzen manifesteren.
Op paasavond geeft Jezus de Geest aan zijn leerlingen (Johannes 20, 22), nogmaals op Pinksteren wordt de Geest gegeven, nu echter aan allen “samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en zijn broeders” (Handelingen 1, 14). Dezelfde gave van de Geest blijft de geschiedenis van de Kerk doorflitsen. De Handelingen van de Apostelen vertellen hoe de Geest de opkomende Kerk in beweging zet (Handelingen 2, 4), en rechtstreeks de heidenen aanvat (Handelingen 10, 44). Hij stuurt op zending: Philippus (Handelingen 8, 26, 29v), alsook Petrus (Handelingen 10, 20), Paulus en Barnabas (Handelingen 13,2-4). Hij begeleidt de werking van de apostelen (Handelingen 16, 6v). En op Patmos wordt Johannes door de Geest gegrepen (Openbaring 1,10; 4,2). De tijd van de Kerk is de tijd van de Geest. En zo is de gave van de Geest boven de tijd uit, altijd actueel ...
Het evangelie werpt vandaag een licht op gave van de Geest, die Jezus in persoon aan zijn apostelen schenkt.
Hij had hen beloofd de Geest te sturen om hen te leiden naar de volle waarheid (Johannes 16, 7-15). Door deze zending ook, zou hij zijn apostelen niet verweesd achterlaten (Johannes 14, 18v). Nu de apostelen, bevreesd voor de Joodse autoriteiten, verweesd achter gesloten deuren zitten (v.19) komt Jezus zelf om hen de Geest te geven.
Om deze gave van de Geest uit te drukken, maakt Johannes gebruik van hetzelfde woord dat zijn Griekse Bijbel gebruikt bij de schepping van de mens: "Jahweh God vormde de mens, met stof genomen uit de aarde, Hij blies in (Grieks: enephusèsen) zijn neusgaten de adem van het leven, en de mens werd een levend wezen" (Genesis 2, 7, Griekse Septuaginta-vertaling). Jezus gaat over tot een nieuwe schepping: "Na deze woorden blies Hij in hen (enephusèsen). ‘Ontvang de heilige Geest’, zei Hij" (Johannes 20,22).
De Schepper "heeft in de mens de adem ingeblazen die leven geeft", herhaalt het boek der Wijsheid (15, 11) Dat betekent dat de mens maar bestaat, afhankelijk van Gods adem. Nu gaat het echter om een nieuwe schepping: de verheerlijkte Jezus blaast de Geest in, en doet de mens herboren worden (cf. Johannes 3, 3-8), door hem te laten delen in Gods gemeenschap. De Zoon "die het leven heeft in zichzelf", beschikt over dit leven voor de zijnen (cf. Johannes 5, 21. 26) ; zijn adem is die van het eeuwige leven. Als Jezus zijn doorstoken zijde toont, (Johannes 20, 27) verwijst Hij daarmee naar de stromen van het levend water die eruit gevloeid zijn, symbool van de Geest die aan de gelovigen gegeven wordt (Johannes 10, 34, vgl. Johannes 7, 39).
In de onmiddellijke context, slaat de gave van de Geest in de eerste plaats op de zending die leerlingen krijgen. De zending en de gave van de Heilige Geest zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het gaat hier niet om een speciale gave aan de apostelen, en nog minder om een wijdingsritus dan wel om het mededelen aan alle gelovigen van het leven van de verheerlijkte Christus, zoals Johannes het bevestigt: "Hieraan weten we dat we in Hem blijven en Hij in ons: Hij heeft ons van zijn Geest gegeven" (1 Johannes 4, 13, cf. 3, 24). In een trek voegt Jezus daaraan toe: "Aan wie u de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, als wie je ze behoudt, zijn zij behouden."
Dit woord verrast in eerste instantie, omdat de 'vergeving der zonden' niet eerder vernoemd is in het vierde evangelie. In Lucas verklaart Jezus dat bekering "tot vergeving van zonden" gepreekt wordt (Lucas 24, 47). Johannes is meer expliciet, zonder nochtans te bepalen hoe die zondevergeving moet uitgeoefend worden.
Het perspectief van Johannes verschilt echter aanzienlijk van dit van Lucas. Lucas verbindt de gave van de Geest aan Jezus’ zetelen aan de rechterhand van God (Handelingen 2, 33). Voor Johannes kan de gave van de Geest op paasavond alleen verklaard worden in de verlenging van Jezus’ passie, als Hij, verrezen, de wonde in zijn zijde aan zijn leerlingen laat zien. In de laatste adem van Jezus aan het kruis ("Hij gaf de Geest", Johannes 19, 30), en in het water en het bloed dat uit zijn zijde vloeide na zijn dood (Johannes 19, 30.34), onderscheidt Johannes een 'teken' de menselijkheid van Christus. Zijn bloedig offer, zijn gekruisigd lichaam, zijn voor hem als de bron van heil, waaruit de Kerk geboren wordt om te groeien in de genade van de Geest. Jezus’ verschijning op paasavond herneemt alleen maar deze werkelijkheid en stelt ze in een nieuw licht. Over de dood heen is ze de andere zijde van deze zelfde waarheid: de waarheid van "het Uur" van Jezus (Johannes 12, 23 ; 13,1; 17.1).