Wijsheid 13, 1-9

Wijsheid 13, 1-9: De Maker van alles

De tekst

Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Volslagen dwaas zijn alle mensen, die God niet kennen
en niet in staat zijn Hem te zien doorheen het zichtbare,
of de kunstenaar te leren kennen door het zien van zijn werk.
Maar die in het vuur of de wind of de vluchtige lucht
of de sterrenhemel of het onstuimige water of de lichten aan de hemel
als de bestuurders van de wereld zijn gaan zien, als goden.
Als ze die dingen, bekoord door hun schoonheid,
als goden gingen zien,
hadden ze moeten inzien dat de Heer van dat alles, dit te boven gaat.
Want Hij die dit gemaakt heeft, is de oorsprong van die schoonheid.

Maar als ze het deden uit verwondering over die macht en werking,
dan hadden ze daaruit moeten leren,
hoeveel machtiger de Maker ervan is.
Want uit de grootheid en de schoonheid van de schepping
kan men afleiden wie de Schepper is.

Toch mag men deze mensen niet te streng beoordelen.
Ze dwalen misschien terwijl ze God zoeken en willen vinden.
Want ze zijn zo bezig zijn werken te onderzoeken
dat ze blijven bij wat hun ogen zien: want dat is mooi.

Toch zijn ook zij niet te verontschuldigen.
Want als ze in staat zijn zoveel te weten,
dat ze de wereld kunnen doorlichten,
waarom vonden ze dan niet veel vroeger de Heer van dat alles?



Stilstaan bij …

Lichten aan de hemel
Naburige volken van de Israëlieten vereerden ‘hemellichten’ (zon, maan, sterren) als goden.
Al in het eerste hoofdstuk van het boek Genesis wordt over die lichten gesproken als schepsels van God.





Suggestie

Jongeren

VERTELLEN

Abraham over God

(C. LETERME, Bewerking van een tekst in de ‘Apokalyps van Abraham', 1e eeuw na Christus)

Abraham zei tegen zijn vader Terach:

‘Vader, vuur is veel belangrijker
dan jouw goden van hout of goud
want vuur kan ze verbranden of doen smelten.

Toch noem ik vuur niet God
want water overwint het vuur
en doet vruchten op aarde bloeien.

Toch noem ik water niet God,
want water sijpelt weg in de aarde
of droogt op in de zon.

Toch noem ik de zon niet God,
want als de nacht komt
wordt ze helemaal duister.


Luister vader,
laat me je vertellen
over de God die alles schiep,
die de zon maakte van goud,
die de aarde liet opdrogen
middenin het water
en die daartussen
de mens plaatste.’