1 Koningen 3, 4-13: De vraag van koning Salomo
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 496-497)
Salomo hield van de Heer, en hij deed wat zijn vader David hem geleerd had. Maar in die tijd was er in Jeruzalem nog geen tempel om offers te brengen aan de Heer. De mensen offerden op speciale plaatsen buiten Jeruzalem.
Ook Salomo bracht offers op die speciale offerplaatsen. De belangrijkste offerplaats was in de stad Gibeon.
Op een keer ging Salomo naar Gibeon om te offeren. Hij offerde daar wel duizend dieren aan de Heer.
Die nacht in Gibeon droomde Salomo dat de Heer bij hem kwam. God zei tegen hem: ‘Je mag mij vragen wat je wilt. Ik zal het je geven.’
Salomo antwoordde: ‘Mijn vader David was trouw aan u, en hij was eerlijk en rechtvaardig. Daarom was u heel goed voor hem. Zo goed dat u hem een zoon gaf die hem kon opvolgen. Want u hebt mij koning gemaakt in plaats van mijn vader David.
Maar ik ben nog jong, ik heb nog niet zo veel meegemaakt in het leven. En nu ben ik de leider van het volk dat u uitgekozen hebt. Een volk zo groot, dat je het niet kunt tellen. Daarom vraag ik u dit: Leer mij om goed te luisteren. En leer mij om het verschil tussen goed en kwaad te zien. Dan kan ik uw volk leiden. Want hoe moet ik anders dit grote volk leiden?’
De Heer vond dat Salomo goede dingen vroeg. Hij zei tegen Salomo: ‘Ik vind het bijzonder dat je dit vraagt. Dat je niet vraagt om een lang leven, of om veel bezit, of om de dood van je vijanden. Nee, je hebt gevraagd om wijsheid, zodat je goed kunt luisteren en het volk kunt leiden.
Daarom zal ik je geven wat je gevraagd hebt. Ik zal ervoor zorgen dat je wijsheid en inzicht krijgt. Zo wijs als jij zult zijn, is nog nooit iemand geweest. En zo wijs zal ook nooit meer iemand zijn.
Maar ik geef je ook wat je niet gevraagd hebt. Ik geef je ook veel bezit, en ik zorg ervoor dat iedereen respect voor je krijgt. Zolang je leeft, zal er niet één koning zo rijk en machtig zijn als jij.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag ging koning Salomo naar Gibeon,
de belangrijkste plaats van het land om te offeren.
Hij droeg daar wel duizend dieren op het altaar als brandoffer op.
Daar verscheen God hem 's nachts in een droom.
‘Vraag wat je wilt’, zei God, ‘Ik zal het je geven.’
Salomo zei: ‘Je was altijd goed voor je dienaar, mijn vader David,
omdat hij Je trouw toegewijd was
en steeds eerlijk en oprecht was tegenover Jou.
Je bewees hem een grote gunst
door hem een zoon te geven die nu op zijn troon zit.
Jij, God, hebt me als opvolger van mijn vader David aangesteld.
Maar ik ben erg jong en ik heb geen ervaring.
Ik sta voor de taak je uitverkoren volk te leiden,
Dat volk is zo talrijk dat het niet te tellen is.
Schenk je dienaar een opmerkzame geest,
zodat ik je volk kan besturen
en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad.
Want hoe kan ik anders recht spreken over je grote volk?’
God vond het fijn dat Salomo hierom vroeg en zei:
‘Omdat je niet om een lang leven vraagt
of om grote rijkdom of om de dood van je vijanden,
maar het vermogen wil om te luisteren
en het onderscheid te maken tussen recht en onrecht,
zal Ik je wens vervullen.
Ik zal je zo veel wijsheid en onderscheidingsvermogen geven
dat je iedereen vóór jou en na jou overtreft.
Ik zal je ook geven waar je niet om gevraagd hebt:
zo veel rijkdom en roem
dat geen enkele andere koning tijdens je leven je gelijke zal zijn.’
Stilstaan bij ...
Salomo
(Hebreeuws = de vreedzame. Hierin kan men het Hebreeuwse woord voor vrede, ‘sjalom’ herkennen)
Koning Salomo was de zoon van koning David en Batseba. Toen hij koning was (971-931 voor Christus) liet hij de eerste tempel in Jeruzalem bouwen.
Salomo was bekend om zijn grote wijsheid en zijn grote rijkdom.
Gibeon
De stad Gibeon lag ten noorden van Jeruzalem.
Droom
In de oudheid zag men een droom als de toegangsweg tot het bovennatuurlijke.
In de Bijbel is wat in een droom gezegd wordt, vaak een manier om een boodschap van God te brengen.
Zo groot dat het niet te tellen is
Deze zin herinnert aan de belofte die God deed aan Abraham, de stamvader van het joodse volk:
‘Ik zal uw nakomelingen zo talrijk maken als de zandkorrels op de aarde. Alleen iemand die de zandkorrels van de aarde kan tellen, zal uw nakomelingen kunnen tellen.’
(Genesis 13, 16)
Opmerkzame geest
Hiermee wordt bedoeld: het inzicht om ‘recht’ te kunnen spreken.
Recht spreken
Het spreken van recht was de bevoegdheid van de koning. Dit gebeurde in het openbaar: iedereen kon bij de koning komen om een probleem voor te leggen.
Met recht spreken, oordelen, wordt niet bedoeld: 'een straf opleggen', maar recht doen aan wie onrecht werd aangedaan.
Wijsheid
Gewoonlijk wordt onder wijsheid verstaan: verstand, kennis. Maar in de Bijbel betekent wijsheid: het kunnen onderscheiden van goed en kwaad, recht en onrecht, trouw en ontrouw. Men wordt pas wijs, als men het woord van God in zijn leven binnenlaat.
Suggesties
Kleine kinderen
VERDIEPEN
Een wijze koning
Materiaal
Blad om te tekenen en te kleuren.
Verloop
Vraag aan de kinderen wat ze graag zouden willen. Elk kind noemt op wat het wenst.
Vertel dan van koning Salomo. Hij mocht aan God alles vragen wat hij wilde.
Hij vroeg aan God niet: ... vermeld alle verlangens van de kinderen.
Hij vroeg wel: 'Ik wil een goede koning zijn voor de mensen.'
- Wat vind je van dit antwoord van de koning?
- Wat zou God van dit antwoord gevonden hebben?
Vertel dan dat God dit een goede vraag vond en dat hij koning Salomo heeft geholpen om een goede koning te zijn.
Zoek met de kinderen hoe ze goed kunnen zijn voor elkander, voor hun papa en mama thuis, voor hun broer(s), zus(sen), voor hun vrienden, voor ...
Geef de kinderen een kopie van de tekening. Naast de tekening van koning Salomo die aan God vraagt om een goede koning te mogen zijn, tekenen de kinderen hoe ze goed kunnen zijn voor elkaar.
Vergeet niet bij elk van de kinderen te vragen naar wat die precies wil tekenen. Noteer dit kort op het blad, zodat ouders dit nadien ook kunnen lezen.
Wie klaar is, mag de koning zelf kleuren. Eventueel kan dit ook thuis.
Toelichting
In de Bijbel vraagt koning Salomo aan God om een wijze koning te zijn. 'Wijs' is een moeilijk woord voor kleine kinderen. Dit kun je voor hen vervangen door het woord 'goed'.
Leg vooral de nadruk op: Salomo vraagt niets voor zichzelf, hij vraagt dat hij een goede koning mag zijn voor anderen.
Grote kinderen
VERDIEPEN
Een wijze koning
Laat de kinderen voor hun groep een verlanglijstje maken.
Elk kind noemt op wat het wenst. Noteer de wensen op een flap en zet kruisjes als iets vaker vermeld wordt. Geef wel geen commentaar op de wensen.
Zet naast de verlanglijst van de groep nu de wensen van koning Salomo:
hij wil een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken bij zijn volk en om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad.
(De wensen van Salomo worden in heel wat kinderbijbels toegankelijker beschreven. Je kunt het daarom hebben over: wijsheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid, een luisterend hart...)
Vraag aan de kinderen of ze een verschil zien tussen hun verlanglijstje en dat van Salomo.
(Meestal vragen we iets waar we zelf blij mee kunnen zijn; Salomo wil geluk voor andere mensen.)
TIP
Naargelang de periode van het jaar kun je ook nog andere verlanglijstjes invullen. Bijvoorbeeld:
- Wat zou sinterklaas vragen?
- Wat zou een kind van de 4e wereld vragen? (advent)
- Wat zou een kind van de 3e wereld vragen? (vasten)
(Zoek bij de laatste twee vragen een geschikte foto en personaliseer door het kind een naam te geven.)
INLEVEN
Vraag wat je maar wil
(H. BERGHMANS in Simon 2011, nr 1, p. 6)
Toen Salomo koning werd, zei God: 'Je mag vragen wat je wil!'
Wat zou koning Salomo gevraagd hebben?
O Dat hij goed kon luisteren naar de mensen.
O Dat al zijn vijanden dood zouden gaan.
O Dat hij lang zou leven.
O Dat hij heel rijk zou zijn.
O Dat hij het verschil zou zien tussen het goede en het kwade.
O Dat hij een wijs man zou worden.
VERTELLEN
Drie vragen
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007)
Natchiketa was de zoon van de koning van de Gangesvlakte.
Op een dag had hij ruzie met zijn vader, de koning.
Die zei: ‘Loop naar de hel.’
Natchiketa vertrok en ging wachten bij de poort van de hel.
Na drie dagen kwam de duivel aan.
‘Wat doe jij hier, zoon van de koning van de Gangesvlakte?’
Natchiketa vertelde over de ruzie met zijn vader.
Toen zei de duivel:
‘Je mag drie dingen vragen.
Wat je ook vraagt, ik zal het je geven.’
Toen zei de prins:
‘Ik zie dat alle mensen sterven.
Waarom gaan alle mensen dood?’
‘Wat is dat nu voor een vraag?’ zei de duivel,
‘Vraag toch een kasteel of landerijen!’
Maar Natchiteka had al een tweede vraag klaar:
‘Ik hoor de mensen spreken over liefde, geluk en vreugde.
Wat bedoelen ze daarmee?’
De duivel krabde in zijn haar en zuchtte:
‘Jongen toch, wat zijn dat voor vragen?
Vraag liever juwelen of goud.
Daarmee kun je meisjes voor je winnen.’
Prins Natchiketa probeerde een derde keer:
‘Beste duivel, men zegt mij dat er een God is.
Wie is Hij? Kun je iets over Hem zeggen?’
De duivel werd zo boos op de ondankbare prins
die zijn geschenken weigerde,
dat hij hem wegjoeg,
net zoals de vader van Natchiketa eerder had gedaan.
Na de dood van zijn vader, werd Natchiketa
de meest rechtvaardige en meest geliefde koning van de Gangesvlakte.
(Naar een Indisch verhaal)