Loading...
 

2 Koningen 17, 5-8.13-15a.18

2 Koningen 17, 5-8.13-15a.18: Israël wordt weggeveegd

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 575-576)

Daarna viel Salmanassar Israël en de stad Samaria aan. Hij omsingelde de stad met zijn leger. Na drie jaar veroverde hij de stad. Hosea was toen negen jaar koning.
Salmanassar nam de inwoners van Israël als gevangenen mee naar Assyrië. Sommigen van hen liet hij in de stad Chalach wonen. Anderen bij de rivier de Chabor, in het gebied Gozan. En weer anderen in de steden van Medië.

Dat is allemaal gebeurd omdat de Israëlieten ontrouw geworden waren aan de Heer, hun God. Hij had hen bevrijd uit Egypte en uit de macht van de farao. Maar zij waren toch andere goden gaan vereren.
Ze gingen net zo leven als de volken die de Heer voor hen weggejaagd had. Ze volgden de regels van hun eigen koningen, in plaats van de regels van de Heer. (…)

De Heer had Israël en Juda gewaarschuwd, hij had steeds weer profeten naar hen toe gestuurd. Die zeiden namens de Heer: ‘Stop met jullie slechte daden! Houd je aan mijn wetten en regels. Houd je aan alle regels die ik, de Heer, aan jullie voorouders gegeven heb. En luister naar de woorden van mijn profeten.’

Maar de Israëlieten hadden geen vertrouwen in de Heer, hun God. Ze waren net zo ongehoorzaam als hun voorouders. Ze luisterden niet naar de waarschuwingen van de Heer. (…)

Toen werd de Heer woedend op de Israëlieten. Hij stuurde ze weg uit hun land. Alleen de stam Juda bleef nog over.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

De koning van Assur ondernam een veldtocht tegen het land.
Hij rukte op naar Samaria en belegerde de stad drie jaar lang.
In het negende regeringsjaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in.
Hij deporteerde de Israëlieten naar Assur
en liet hen wonen in Chalach en aan de Chabor, een rivier in Gozan,
en in enkele steden van Medië.
Dit alles gebeurde, omdat de Israëlieten zondigden tegen hun God,
die hen had weggeleid uit Egypte,
uit de macht van Farao, de koning van Egypte,
en omdat ze andere goden vereerden.
De Israëlieten waren gaan leven
naar de gewoontes van de volken die God voor hen verdreven had.
Het waren de koningen van Israël die dit deden. (…)

God liet zijn profeten en zieners aan Israël en Juda zeggen:
`Ga weg van jullie slechte wegen
en onderhoud de geboden en voorschriften,
die Ik jullie voorouders gaf
en waarmee Ik mijn dienaren de profeten naar jullie zond.'

Maar ze wilden niet luisteren en waren even halsstarrig
als hun voorouders die ook niet op God vertrouwden.
Zij trokken zich niets aan van zijn voorschriften. (…)
Daarom werd God erg kwaad op Israël.
Hij duldde het niet langer onder zijn ogen en veegde het weg.
Er bleef niets over, alleen de stam Juda.



Stilstaan bij …

Assur
Assur (Assoer of Asjoer), de hoofdstyad van Assyrië, lag aan de Tigris op 390 km ten noorden van het huidige Bagdad (Irak) en werd in 614 voor Christus verwoest.
De naam van de stad is ook de naam van de belangrijkste god, Assur.

Koning van Assur
Hiermee wordt de Assyrische koning Salmanasser V bedoeld, die Samaria lang belegerde.

Samaria
Samaria was de hoofdstad van het Noordrijk Israël.

Hosea
Laatste koning van het Noordrijk Israël (732-723). Hij regeerde negen jaar als vazal van Assyrië. Na de val van Samaria werd hij gevangen genomen.

Chalach
Waarschijnlijk een gebied bij Haran in Mesopotamië.

Chabor
(Actuele benaming: Chabur / Khabur)
Zijrivier van de Eufraat, die een groot deel van het jaar droog staat (wadi).

Gozan
Streek in Mesopotamië, gelegen aan de Chabor.

Medië
Gebied in het tegenwoordige Iran.





Bij de tekst

Betekenis

De belegering van Samaria en de deportatie van de Israëlieten worden in de Bijbel gezien als een straf van God omdat ze ontrouw waren door andere goden te vereren en een levensstijl aannamen die God niet goed vond.