Loading...
 

6de paaszondag B

Handelingen 10, 25-26.34-35.44-48: Petrus en Cornelius

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1737-1738)

Toen Petrus eraan kwam, ging Cornelius meteen naar hem toe. Vol eerbied knielde hij voor Petrus. 2
Maar die trok hem overeind en zei: ‘Sta op, ik ben maar een gewoon mens.’ (…)

Toen begon Petrus te spreken. Hij zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God alle mensen even belangrijk vindt. God houdt van iedereen die eerbied voor hem heeft en leeft volgens zijn wil. Het maakt niet uit bij welk volk je hoort. (…)

Terwijl Petrus nog aan het praten was, kwam de heilige Geest in alle mensen die naar hem luisterden. Door de heilige Geest gingen ze in verschillende talen spreken. In al die talen dankten ze God. De Joodse gelovigen die met Petrus meegekomen waren, hoorden dat. Ze waren erg verbaasd. Want ze dachten dat mensen van andere volken de heilige Geest niet konden krijgen.
Petrus zei: ‘Al deze mensen hebben de heilige Geest gekregen, net zoals wij. Dat betekent dat we hen nu ook mogen dopen.’ En hij gaf opdracht om Cornelius en iedereen die bij hem hoorde, te dopen in de naam van Jezus Christus.
Daarna vroegen de mensen die daar waren, of Petrus nog een paar dagen wilde blijven.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Cornelius woonde in Caesarea,
een havenstad aan de Middellandse zee.
Hij was honderdman in het Romeins leger,
iemand die aan het hoofd stond van honderd soldaten.
Hij was heel gelovig en had, net als de rest van zijn gezin
veel sympathie voor de joodse godsdienst.
Hij deed veel goede werken en bad regelmatig tot God.
Op een dag viel hij in slaap. Het was drie uur in de namiddag.
Een engel van God zei in zijn droom:
'Cornelius, God heeft uw gebeden gehoord
en uw goede werken gezien. Hij vergeet dat niet.
Stuur een paar mannen naar Joppe om Petrus te halen.
Hij logeert daar in een huis aan zee.'
Toen Cornelius wakker werd, riep hij twee knechten
en een soldaat die hij kon vertrouwen.
Hij legde hun alles uit en stuurde hen naar Joppe.

De volgende dag,
toen de mannen van Cornelius nog onderweg waren,
ging Petrus rond de middag op het dak van het huis om er te bidden.
Terwijl men voor hem eten klaarmaakte,
viel hij in slaap en droomde.
In zijn droom was het of de hemel opengaat.
Er kwam iets naar beneden als een groot laken.
Daarin zaten allerlei dieren en vogels.
Een stem zei: 'Kom, Petrus, eet ervan!'
Maar Petrus zei: 'Geen sprake van.
Daar zijn dieren bij die joden niet mogen eten.'
De stem zei: 'Wat God goedvindt, mag jij niet slecht noemen.'
Daarna werd het hele zootje met de dieren erin
weer omhoog getrokken naar de hemel.
Petrus werd wakker. Hij wist niet wat hij hiervan moest denken.
Op dat moment riepen enkele mannen: ‘Is het hier dat Petrus woont?’
Petrus ging naar beneden en zei:
'Ik ben Petrus. Wat doen jullie hier?'
Ze zegden: 'De honderdman Cornelius,
een heel gelovig man, heeft ons gestuurd.
Hij wil weten wat je over Jezus te vertellen hebt.'

De volgende dag ging Petrus samen met de mannen
naar het huis van Cornelius.
Die verwachtte hen met heel zijn familie en zijn beste vrienden.
Toen Cornelius Petrus zag, liep hij hem tegemoet
en knielde voor de voeten van Petrus.
Maar die trok hem recht en zei:
'Sta op, ik ben ook maar een mens.'
Terwijl ze met elkaar spraken, ging hij het huis binnen.
Petrus zei: 'Je weet dat een jood niet mag spreken
met iemand van een ander volk.
En ook dat hij niet in zijn huis mag komen,
omdat ze daar vlees eten dat joden niet mogen eten.
Maar God heeft me in een droom duidelijk gemaakt
dat dit niet belangrijk is.
Daarom kwam ik zonder aarzelen toen je me kwam halen.’
Cornelius zei: ‘We zijn blij dat u gekomen bent.
Want we willen alles horen wat u ons over Jezus te zeggen hebt.’
Petrus zei: ‘Iedereen is voor God even belangrijk,
het maakt niet uit tot welk volk hij behoort.
Wie God eert en goed probeert te leven, valt bij God in de smaak.’
En hij vertelde hun alles wat ze over Jezus wilden weten.

Petrus was nog niet uitgesproken
of de Heilige Geest daalde neer op allen die naar hem luisterden.
Petrus zei: 'Ik kan niet weigeren om jullie te dopen,
want jullie hebben de Heilige Geest al ontvangen.'
En hij doopte hen in de naam van Jezus Christus.
Daarna vroegen ze Petrus: 'Blijf nog een paar dagen bij ons.'



Stilstaan bij ...

Caesarea
Stad die door Herodes de Grote werd gebouwd. Caesrarea werd de belangrijkste haven van Palestina en de residentie van de Romeinse gouverneurs van Judea. De joden waren er in de minderheid.

Romeins officier / honderdman
Door zijn geboorte staat hij buiten de gemeenschap van Israël. Bovendien behoort hij tot de bezetters die men uit het land wil.

Godvrezenden / iemand met sympathie voor de joodse godsdienst
Mensen die ‘sympathiseerden’ met het joodse volk. Zolang ze zich niet hadden laten besnijden, werden ze door de joden als heidenen beschouwd, ook al brachten ze aalmoezen, baden ze de gebeden en gaven ze bijdragen voor de bouw van synagogen.

Joppe (huidig Jaffa)
Stad aan de Middellandse zee. Vroeger was het de haven van Joppe die Jeruzalem bevoorraadde.

Bij de zee
Leerlooiers woonden niet in de stad, omdat het looien, het bewerken van dierenhuiden, vreselijk stonk.

Broeders
De eerste christenen noemden elkaar broeders en zusters.

Rein/onrein
Petrus moest, volgens de joodse wet, elk contact met mensen van andere volken mijden. Die waren voor de joden ‘onrein’, omdat zij door de verering van vele goden, het geloof in de ene God in gevaar konden brengen.
Onrein = wat niet past bij de joodse manier van leven.

Heilige Geest
Dat de Heilige Geest neerkomt op Cornelius, zijn gezin, zijn vriendenkring maakt duidelijk dat de liefde van God geen grenzen kent.





Bij de tekst

Een boodschap zonder grenzen!

Petrus moest, volgens de joodse wet, elk contact met mensen van andere volkeren mijden. Die volkeren werden als ‘onrein’ beschouwd, omdat ze door hun verering van vele goden, het geloof in de ene God in gevaar konden brengen. Maar Petrus doorbrak radicaal die joodse reinheidsvoorschriften. Naar het voorbeeld van Christus (Hij raakte melaatsen aan, ging om met tollenaars, prostituees, Samaritanen; at met zondaars...) weigerde hij mensen vast te zetten op hun afkomst of op hun gedrag.

Met de bekering van Cornelius werd duidelijk dat het woord van God ook voor niet-joden bestemd was en dat bij de volgelingen van Christus plaats was voor iedereen, ook voor heidenen.
Het belang van dit verhaal gaat dan ook veel verder dan het individuele geval Cornelius. De eerste christenen werden voor het eerst geconfronteerd met de betekenis van: ‘in de gemeente van Jezus is plaats voor iedereen, joden én heidenen.’

Dat God zelf achter deze gebeurtenis stond, maakte Lucas duidelijk op de volgende manier:
. Een engel gaf een opdracht aan Cornelius
. Petrus kreeg een visioen
. Petrus werd door de Geest aangespoord
. De Geest werd over Cornelius en zijn vrienden gestort, nog voor ze gedoopt waren.

Dat heidenen van God de gaven van de Heilige Geest ontvingen, nog voor ze van de kerk het sacrament van het doopsel kregen, was voor Petrus een openbaring en een aanmaning tot universele zending.



Catechese bij de eerste christenen

In wat Petrus zegt kun je de korte samenvatting (kerugma) vinden van wat de eerste christenen in hun catechese leerden. Let op de volgorde:
eerst catechese, onderrichting in het geloof,
en dan pas het sacrament van het doopsel.
De kinderdoop was toen nog niet gebruikelijk.



Rein en onrein

De droom van Petrus maakt duidelijk dat God geen onderscheid maakt tussen rein en onrein.



Een aparte godsdienst

In het begin waren de christenen, de volgelingen van Jezus, Joden zoals Jezus Jood was. Maar in de loop van de eerste eeuw, gingen zowel joden en christenen steeds meer hun eigen weg: joden namen niet aan dat Jezus de beloofde Messias was en christenen hielden zich niet langer aan alle joodse wetten. Er kwamen ook steeds meer christenen die geen joodse achtergrond hadden.
Zo kwam het dat christenen tegen het einde van de eerste eeuw behoorden tot een godsdienst die los stond van het jodendom.





Bijbel en kunst

D. FETTI

Het visioen van Petrus (1619)
Domenico Fetti (Rome 1589 – Venetië 1623) was een Italiaans kunstschilder (barok) die behoorde tot de school van Venetië.

Domenico Fetti Peter's Vision Of A Sheet With Animals Kunsthistorisches Museum Wien

Petrus (gewikkeld in een gele mantel) ligt te slapen. Wat hij droomt wordt boven zijn hoofd uitgebeeld.



F. TREVISANI

Petrus doopt Cornelius, de honderdman (1709)

Trevisani

Francesco Trevisani (1656 – 1746), een kunstschilder (Roccoco), die in Rome werkzaam was, schilderde Petrus terwijl hij Cornelius doopt.
Petrus is traditioneel herkenbaar aan zijn gele mantel en grijze haren.
Cornelius is afgebeeld als een Romeins honderdman met een rode mantel.
De manier waarop Petrus doopt is geïnspireerd door de manier van dopen in de tijd waarin Trevisani leefde.





Suggesties

Kleine kinderen

VERKENNEN

Gedoopt worden

Deze lezing kan een aanleiding zijn om te spreken over het doopsel:
Maak dit gebeuren duidelijk met fotomateriaal.





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Inleidend gesprek op de Bijbeltekst

Iedereen is anders. Om dat duidelijk te maken stel je de volgende vragen:
- Wat eet je graag?
- Wat vindt je mama leuk?
- Waar kan je papa niet tegen?
- Wat mag bij je thuis wat bij anderen niet mag?
- Wat mag je thuis niet doen, wat bij anderen wel mag?

Dit gesprek toont aan dat mensen niet alleen uiterlijk verschillen, maar ook andere gewoontes, gebruiken en afspraken kennen.
Zo eten gelovige moslims en joden geen varkensvlees.
Dat was ook al zo voor de joden tweeduizend jaar geleden: zij mochten niet bij iemand aan huis komen die geen jood was en bijvoorbeeld varkensvlees at.



EVEN TESTEN

Invullen: In de voetsporen van Jezus


Vul de volgende zinnen aan. Kies daarvoor uit deze woorden:
varkensvlees, goed, God, Romein, vlees, belangrijk, gaat, droomt, thuis.


Cornelius is anders dan de mensen in Palestina.
Hij is een ......................
De Joden mogen niet in zijn huis binnenkomen,
want Cornelius mag .............................. eten.
Petrus mag dat niet.
Maar op een middag .................. Petrus.
Een stem zegt:
'Jij mag alle soorten .................... eten.
God vindt dat ............................'
Petrus ................... naar Cornelius.
Hij weet dat ........................ iedere mens ............................ vindt.



Waar of niet waar

STELLINGWAARNIET WAAR
Cornelius was de baas over duizend soldaten. X
Cornelius had veel belangstelling voor de joodse godsdienst. X
Petrus was een jood. X
Cornelius was een Romein. X
Joden mochten geen contact hebben met mensen die geen jood waren. X
Cornelius nodigde Petrus uit om bij hem te komen. X
Petrus laat zich dopen door Cornelius X




BELEVEN

In de voetstappen van Jezus

Materiaal
Groot blad papier waarop de kinderen voetstappen tekenen, van de ene hoek naar de andere.
Eventueel kan het ook met krijt op de grond.


Als Petrus naar Cornelius gaat, stapt hij in de voetsporen van Jezus.
Hij doet dan wat Jezus ook gedaan heeft.

Wat doen mensen, volgens jou, als ze een echte vriend van Jezus willen zijn?
Teken / Schrijf het op deze voetsporen.





Overweging

Johan Poppe

Fundament

(Zesde paaszondag - jaar B, Dendermonde, 5 mei 2024)

Petrus reikt een Romein tweemaal de hand,
letterlijk door hem te laten opstaan
én figuurlijk door over zichzelf te zeggen: ‘ik ben ook maar een mens’! (...)

Met een uitgestoken hand én een woord van zelfrelativering
opent hij de wereld naar een nieuwe orde.





Agnes Lameire

Een man met een visioen (2018)

Cornelius was een Romeins honderdman. Hij woonde buiten de grenzen van het Joodse land in een stad die, ter ere van keizer (= Caesar) Augustus, Caesarea werd genoemd. Jaren later staat Paulus in datzelfde Caesarea Paulus terecht voor de Romeinse landvoogd en vandaar zal hij ook inschepen naar Rome.
Cornelius had in een visioen een engel ontmoet die hem opdracht gaf om Petrus in zijn huis te ontvangen. Onmiddellijk stuurde hij twee afgezanten naar Joppe waar de apostel verbleef die, eveneens door een visioen gegrepen, onmiddellijk met hen meeging. In Caesarea aangekomen werd hij ‘opgewacht door Cornelius, die zijn familie en zijn naaste vrienden had bijeen geroepen.’
Daar voltrok zich een tweede Pinksterwonder: Terwijl Petrus nog aan het woord was, daalde de Heilige Geest neer op iedereen die naar zijn toespraak luisterde. De joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook heidenen het geschenk van de Heilige Geest ontvingen, want ze hoorden hen in klanktaal spreken en God prijzen.’
Voor Petrus was het duidelijk: wie de Geest ontvangen heeft, mag zeker ook gedoopt worden.’ En hij gaf opdracht hen te dopen in de naam van Jezus Christus.’

Zo zien we dat het Petrus is, die als eerste de bres heeft geslagen naar de opname van heidenen binnen de gemeenschap van gedoopten.

Als we het verhaal over Cornelius in zijn geheel lezen (hoofdstuk 10) dan vallen ons zeker de visioenen op die zowel Petrus als Cornelius krijgen.
In het woord ‘visioen’ steekt het begrip ‘visie’.
Mogen we veronderstellen dat het in dit verhaal gaat om een inzicht, een plots helder zien in een situatie waar beide mannen mee worstelden?
En dat, zo begrepen, een visioen ook ons kan overkomen?