Loading...
 

Job 1, 6-22

2 Ruïne

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Job 1, 6-22: Allemaal slecht nieuws

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 755-756)

Op een dag kwamen de engelen in de hemel bij de Heer. Eén van die engelen was Satan. Hij wilde Job kwaad doen.
De Heer vroeg aan Satan: ‘Waar ben je geweest?’ Satan antwoordde: ‘Ik heb een lange reis gemaakt. Ik ben overal op aarde geweest.’ De Heer zei: ‘Dan heb je natuurlijk ook mijn dienaar Job gezien! Niemand op aarde is zo eerlijk en trouw als Job. Hij heeft eerbied voor mij, en hij doet nooit iets verkeerds.’
Satan antwoordde: ‘Ja, natuurlijk heeft Job eerbied voor u! Want u beschermt Job. En u beschermt ook zijn familie en al zijn bezit. U zorgt ervoor dat het heel goed met hem gaat. En hij krijgt steeds meer vee! Maar stel dat u alles van hem afneemt. Dan zal hij vast en zeker slechte dingen over u gaan zeggen.’
‘Goed,’ zei de Heer, ‘doe wat je wilt met alles wat Job bezit. Maar hemzelf moet je met rust laten.’
Toen ging Satan weg.

Op een dag waren de kinderen van Job weer aan het feestvieren. Ze waren in het huis van hun oudste broer. Eén van Jobs knechten kwam naar Job toe en zei: ‘Er is iets verschrikkelijks gebeurd! Wij waren op het land aan het werk, en onze dieren waren gras aan het eten. Plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs. Zij hebben de dieren meegenomen en alle knechten gedood. Ik was de enige die kon vluchten. Dus alleen ik kan het u vertellen.’

De man was nog maar net uitgepraat, toen er een andere knecht aan kwam. Hij zei: ‘Al uw schapen en geiten zijn door de bliksem gedood. En ook de knechten zijn dood. Ik was de enige die kon vluchten. Dus alleen ik kan het u vertellen.’

Die man was nog maar net uitgepraat, toen er weer een andere knecht aan kwam. Hij zei: ‘De Chaldeeën vielen ons van drie kanten aan. Ze hebben alle kamelen gestolen, en ze hebben uw knechten gedood. Ik was de enige die kon vluchten. Dus alleen ik kan het u vertellen.’

Ook die man was nog maar net uitgepraat, toen er weer een andere knecht aan kwam. Hij zei: ‘Uw kinderen waren aan het feestvieren in het huis van uw oudste zoon. Plotseling ging het heel hard stormen. De muren van het huis vielen om, en uw kinderen kwamen onder het puin. Ze zijn allemaal dood. Ik was de enige die kon vluchten. Dus alleen ik kan het u vertellen.’

Toen Job dat hoorde, scheurde hij van verdriet zijn kleren kapot. Hij knipte zijn hoofd helemaal kaal, en liet zich van ellende op de grond vallen. Hij zei: ‘Ik had niets toen ik geboren werd. Ik zal ook niets hebben als ik begraven word. De Heer heeft mij alles gegeven, en de Heer heeft alles weer van mij afgenomen. Toch blijf ik de Heer danken!’
Job maakte veel ellende mee, maar toch deed hij geen slechte dingen. En hij gaf God nergens de schuld van.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op de dag dat de hemelbewoners naar God gingen,
ging ook Satan met hen mee.
God vroeg aan Satan: 'Waar ben je allemaal geweest?'
'Ik heb rondgezworven over de aarde', antwoordde Satan.
'Wel,' vroeg God,' heb je ook gelet op Job, mijn dienaar?
Op aarde is er geen tweede zoals hij: onberispelijk, rechtschapen,
hij heeft respect voor God en mijdt het kwaad.'
Satan antwoordde: 'Hij vreest God niet voor niets!
Je beschermt hem, zijn familie en heel zijn bezit,
Je zegent al wat hij doet,
zodat zijn bezit steeds meer uitbreidt.
Maar pak hem eens aan, tref hem in al wat hij heeft:
wedden dat hij Je vervloekt in je gezicht.'
Toen zei God tegen Satan:
'Goed, al wat hij heeft, is in jouw hand,
alleen van hemzelf moet je afblijven.'
Satan verliet de bijeenkomst.

Op de dag, toen de zonen en dochters van Job
weer feesten in het huis van hun oudste broer,
kwam een bode bij Job met het nieuws:
'De runderen waren aan het ploegen,
vlakbij graasden de ezelinnen,
en toen overvielen de Sabeeën ons:
ze roofden het vee en doodden de knechten met het zwaard.
Ik kan het je vertellen, want ik ben de enige die over is.'

Hij was nog niet uitgesproken, of een andere bode zei:
'Een geweldige bliksem viel uit de hemel
en hield vreselijk huis onder schapen, geiten, herders
en heeft ze vernietigd.
Ik kan het je vertellen, want ik ben de enige die over is.'

Hij was nog niet uitgesproken, of weer kwam iemand met het nieuws:
'De Chaldeeën overvielen onze kamelen in drie groepen:
ze roofden de dieren en doodden de knechten met het zwaard.
Ik kan het je vertellen, want ik ben de enige die over is.'

Hij was nog niet uitgesproken, of een vierde kwam met het nieuws:
'Uw zonen en dochters waren aan het feesten
in het huis van hun oudste broer
Toen kwam er een machtige windhoos uit de woestijn.
Die viel op alle vier de hoeken van het huis:
het stortte in en je kinderen vonden de dood.
Ik kan het je vertellen, want ik ben de enige die over is.'

Toen scheurde Job zijn kleed, schoor zijn hoofd kaal,
wierp zich plat op de grond en zei:
'Naakt kwam ik uit de schoot van moeder aarde,
naakt keer ik daar terug.
God geeft, God neemt, gezegend is de naam van God.'
Ondanks al deze gebeurtenissen zondigde Job niet.
Hij verweet God niets.



Stilstaan bij …

Hemelingen / hemelbewoners / engelen
In de Hebreeuwse tekst staat letterlijk: ‘de zonen van God’. De Griekse tekst vertaalde dit met ‘engelen’.

Satan
Betekent: aanklager, tegenpartij, tegenstander.
In het Oude Testament is dat meestal een engel, die niet zozeer de tegenstander is van God, maar wel van mensen.

Rechtschapen
Job zou er voordeel uit kunnen halen om deugdzaam / rechtschapen te zijn, want welvaart is een beloning voor een deugdzaam leven, rampen zijn een straf.

Sabeeën
Nomadenstam die vermoedelijk uit Noord-Arabië kwam, uit de buurt van de huidige stad Medina.

Chaldeeën
Een stam uit Babylonië, in het gebied van de Eufraat en de Tigris (waar nu Iran en Irak liggen).

Kleed scheuren / Hoofd kaal scheren
Uitingen van verdriet.
Joden maken nog steeds een scheur in hun kleding als er iemand gestorven is.

Schoot van moeder aarde
In het Hebreeuws: ‘de schoot van mijn moeder’





Bij de tekst

Het boek Job

Dit boek heeft de naam van de hoofdpersoon: Job.
De twee eerste hoofdstukken en het laatste deel van het laatste hoofdstuk werd geschreven als een verhaal. De rest van het boek bestaat uit gedichten.



Kernprobleem

Het boek Job staat stil bij de vraag: waarom moet een mens lijden.
Al van bij het eerste hoofdstuk wordt duidelijk dat lijden niet altijd een straf is voor een zondig gedrag. God kan ook lijden toelaten om iemand op de proef te stellen.





Suggestie

Jongeren

KENNISMAKEN MET HET VERHAAL

Hoe gaat Job met grenzen om?

(naar C. Leterme in Samuel opsteker, november 2001, 2)

Vertel
Er was eens een rijk man die veel kuddes schapen en geiten had waar herders voor zorgden. Hij had veel kamelen en hij ook veel kinderen en een uitstekende gezondheid.
Op een dag kwam een dienaar die zei: ‘Meester, rovers hebben al het vee geroofd en de knechten vermoord.’
Een ander wist te zeggen: ‘Job, er was een geweldig onweer. De hele kudde schapen en geiten werd neergebliksemd samen met de herders.’
Nog een ander kwam zeggen: ‘Heer, al onze kamelen zijn geroofd.’
Een laatste kwam bij hem en zei: ‘Meneer, uw zonden en dochters vierden feest. Toen kwam er een windhoos, die hun huis vernietigde en al uw kinderen doodde.’
Een tijd later werd Job er ziek: zijn hele lichaam zat vol zweren.


Bespreek
Stel je voor dat je Job bent. Hij zou jij dan reageren?
Laat de jongeren eerst over die vraag nadenken. Als ze de vraag te vlug beantwoorden, nemen ze te snel ideeën van anderen over.
Pas eventueel de methode van de lege stoel toe.


Vertel verder
Job was een gelovig man. In al zijn ellende zei hij: ‘Het goede nemen we van God aan, waarom het kwade dan niet?’
Maar de vrouw van Job kon die reactie niet begrijpen, en ook zijn vrienden wisten niet wat ze er moesten van denken.


Stelling
Breng op drie plaatsen in de ruimte een papier aan met daarop:

JOB

VROUW

VRIENDEN


De jongeren gaan staan bij de naam van de persoon waar ze zich het meest in herkennen.
Ga als interviewer naar de verschillende groepen en vraag hen om kort hun keuze te verwoorden.


Informeer
Dit verhaal werd verteld om te proberen een antwoord te geven op de vraag: ‘Waarom moeten goede mensen lijden?’
De schrijver van dit verhaal geeft op die vraag eigenlijk geen antwoord.
Hij wil vooral zeggen dat hij niet gelooft dat ongeluk een straf van God is, iets wat de mensen toen dachten.
Hij hoopt wel dat God de mensen helpt om hun lijden te dragen, dat Hij in kwade momenten niet in de steek laat.