Inhoudstabel
…page…
Psalm 63: Naar Jou blijf ik zoeken
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 918 - 919)
Een lied van David.
David maakte dit lied toen hij gevlucht was naar de woestijn van Juda.
God, u bent mijn God!
Ik zoek u,
met heel mijn hart verlang ik naar u,
mijn hele lichaam verlangt naar u.
Om mij heen is het dor en droog,
nergens vind ik water.
Ik verlang naar u,
want ik heb u gezien in uw tempel.
Daar zag ik hoe machtig u bent.
Ik wil voor u zingen,
want uw liefde is meer waard dan mijn leven.
Mijn leven lang wil ik u prijzen,
met mijn handen omhoog tot u bidden.
Dat is genoeg voor mij,
dat is alles wat ik verlang.
Ik wil voor u juichen en zingen.
’s Nachts lig ik wakker en dan denk ik aan u,
steeds weer noem ik uw naam.
Want u hebt mij altijd geholpen.
Bij u ben ik veilig,
en ik juich van vreugde.
Ik wil dicht bij u zijn,
want u houdt mij vast,
u beschermt mij.
Mijn vijanden willen mij doden.
Jaag ze weg naar het land van de dood,
diep in de aarde.
Laat ze sterven door geweld,
laat wilde dieren hen aan stukken scheuren!
Dan zal de koning blij zijn, God,
en heel uw trouwe volk zal gelukkig zijn.
Maar leugenaars zullen voor altijd zwijgen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Een psalm van David.
Toen hij in de woestijn van Juda was.
God, mijn God, naar Jou blijf ik zoeken,
mijn ziel heeft dorst naar Jou.
Al wat ik ben, smacht naar Jou
als een troosteloos dor land zonder water.
Zo kijk ik naar Je uit in je tempel,
wil ik je macht en je grootheid zien.
Je goedheid is me meer waard dan dit leven.
Mijn lippen zingen je lof.
Kon ik Je zo heel mijn leven prijzen,
en met geheven handen je naam noemen.
Ik vind kracht in voedzaam voedsel,
jubelend ligt je naam op mijn lippen.
’s Nachts op mijn bed denk ik aan Jou.
Was Jij niet altijd mijn helper?
In de schaduw van je vleugels jubelde ik.
Je zoekt mijn hart, wil dicht bij me zijn.
Je hand zal me blijven vasthouden.
Zij die mij willen doden
zullen zelf in de afgrond geraken
en vallen door het zwaard.
Ze zijn een aas voor de jakhals.
Maar de koning is blij in God.
Wie Hem trouw zweert, is gelukkig
als de leugenaar voorgoed de mond sluit.
Stilstaan bij …
Dor land
Dit beeld van de verdorde aarde drukt niet de afwezigheid van God uit zoals in de meeste psalmen, maar het verlangen om God te ontmoeten.
Vleugels
In het Oude Oosten kende men gevleugelde goden. De kerubs die op de ark van het verbond in de tempel stonden herinneren daaraan.
Jakhals
De jakhals is een aaseter en roept zo de dood op. Dat het dode lichaam zo geen begrafenis kreeg werd ervaren als schande.
Bij de tekst
Opbouw
Deze Psalm bestaat uit twee delen:
Delen | Verzen | Inhoud |
I | 2 tot 9 | Dit deel drukkt verlangen uit naar God en het besef dat God als een beschermer was. |
II | 10 tot 12 | Dit deel drukt gevoelens van wraak uit naar wie de psalmist als vijand ervaart. |
Vleugels
Bij het bidden dragen joodse jongens en mannen vanaf hun Bar-Mitswa (13 jaar) een talliet (gebedssjaal). Die herinnert hen aan de schuilplaats onder de vleugels van God zoals in deze psalm bezongen wordt.
Suggestie
Jongeren
MEDITEREN
Ode van Salomo
(Uit ‘De Oden van Salomo’ – tweede eeuw na Christus)
Kom allen die dorst lijden.
Neem de drank die je kan lessen.
Leg je te rusten bij de bron van de Heer:
die is schoon en zuiver,
en biedt rust voor je ziel.
Haar water is zoeter dan honing.
De honingraat van de bijen
verdraagt de vergelijking niet.
Want ze ontspringt aan de lippen van de Heer,
En ontleent haar naam aan zijn hart.
De bron welt eeuwig en onzichtbaar:
Voor het verschijnen had niemand haar gezien.
Zalig wie gedronken heeft
En er zijn dorst heeft aan gelest.
VERTELLEN
Waar is God te vinden?
(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode, 2014, p. 128)
Op een dag
ging een leerling naar zijn meester
met een zak geldstukken bij zich.
- Rabbi, dit is heel mijn bezit.
Ik geef het u allemaal
als u mij kunt zeggen
waar ik op de wereld
God kan vinden?
De rabbi dacht diep na,
en ging toen weg.
Wat later kwam hij terug.
met twee grote zakken geldstukken.
- Dat is alles wat ik bezit.
Het is allemaal voor jou
als je mij kunt zeggen
waar op de wereld,
God niet te vinden is?
De oude schildpad
(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 85)
'God is als de wind,' fluisterde een zachte bries.
'Nee, Hij is als een grote sterke rots,' zei een steen.
'Hij is een besneeuwde bergtop,' wist een berg.
'Nee, Hij zwemt diep in de zee,' zeiden de vissen.
‘Nee, Hij is schittering,' zei de ster.
'God is een grote boom, die veel vruchten geeft,' zei de wilg.
'God is als de zon, ver boven alles', vond de blauwe lucht.
'Nee, Hij is een rivier', bulderde de waterval.
'God is een roofdier', brulde de leeuw,
'Hij is sterk', bromde de beer.
Het geruzie klonk harder en harder en harder tot...
‘Hou op!’ zei een oude schildpad
'God is in de diepte', zei ze tegen de vissen,
'maar Hij is ook veel hoger dan hoog', tegen de bergen.
'Hij is snel en zo vrij als de wind,
en zo stevig als een grote rots.
Hij altijd dichtbij, en toch verder dan de verste ster.
Hij is goed én sterk.’
Nooit eerder zei de oude Schildpad zóveel.
Ze zei ook nog:
'Als er mensen komen op de wereld,
zullen ze ons aan God herinneren.
Zij zullen vele kleuren en vormen hebben
en verschillende talen spreken.
Ze zullen machtig zijn en sterk,
maar ook lief, een teken van Gods liefde.’
De mensen kwamen,
maar vergaten dat ze een teken van liefde waren.
Ze begonnen ruzie te maken ...
over wie God kende en wie niet,
waar God was of niet, en of God er was, of niet.
Ze gebruikten hun krachten verkeerd
en deden elkaar pijn en ook de aarde.
Ze konden zich niet meer herinneren
wie ze waren, of waar God was.
Maar op een dag klonken er stemmen: ‘Hou op!’
‘Soms zie ik God in de diepte van de zee’,
‘Ik zie Hem op bergtoppen.’
‘Je kunt zijn adem voelen als Hij om je heen waait’,
'Zijn liefde raakt alles.’
Na een tijd zagen de mensen God in elkaar en in de aarde.
Toen lachte de oude schildpad. En God ook...
(Naar een verhaal van Douglas Wood)
Overweging bij het verhaal
C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 28 november 2020, p. 1
Spreken over God, dat blijft moeilijk:
woorden komen aarzelend,
zinnen raken niet gevormd
want niemand heeft ooit God gezien,
niemand heeft Hem al ontmoet
zoals mensen elkaar ontmoeten.
In het verhaal hierbij zijn het dieren
die proberen te zeggen wie of wat God is.
Maar ze raken er niet uit
en er komt ruzie van.
Mochten het mensen geweest zijn,
dan waren we een paar godsdienstoorlogen rijker.
Een oude schildpad reageerde:
God is in de diepte en in de hoogte,
Hij is als de wind, maar ook als een rots,
Hij is dichtbij en ook veraf,
Hij is goed en Hij is sterk
Hij is in mensen te herkennen.
Maar dit was buiten de mensen gerekend.
Al heel snel waren ze God vergeten,
en ook dat ze naar zijn beeld waren geschapen.
Ruzie, oorlog, pijn, honger … werden dagelijkse kost,
tot ze met andere ogen om zich heen keken:
voorbij al het negatieve.
Ze zagen God in de kracht van de natuur,
in het ontluikende leven tijdens de lente,
in de vele vormen van liefde van mensen voor elkaar.
En al bleef het moeilijk om woorden voor God te vinden,
ze voelden aan alles dat Hij hen opriep
tot het beste van zichzelf.