Psalm 89

Psalm 89: Eeuwige goedheid en trouw 

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 961-964)

Een lied van de Ezrachiet Etan.

Ik wil altijd zingen over uw liefde, Heer,
steeds opnieuw wil ik spreken over uw trouw.
Want ik weet: uw liefde bestaat voor altijd,
en aan uw trouw komt geen eind.

U hebt David als uw dienaar uitgekozen,
en dit hebt u hem plechtig beloofd:
‘Altijd zal iemand uit jouw familie koning zijn,
nooit zal dat veranderen.’

Alle engelen prijzen u, Heer,
iedereen in de hemel dankt u,
want u bent altijd trouw en goed.
Niemand in de hemel is zoals u,
geen andere god is zo machtig als u.
Alle goden hebben eerbied voor u,
allemaal brengen ze u eer.

Heer, machtige God,
niemand is zo machtig als u.
U bent altijd trouw, Heer.
U heerst over de diepe zeeën,
u zorgt dat de hoge golven gaan liggen.
Al uw vijanden hebt u gedood,
de grootste monsters hebt u verslagen.

Van u is de hemel, van u is de aarde.
U maakte de wereld en alles wat er leeft.
U hebt het noorden en het zuiden gemaakt,
en ook de grote, hoge bergen,
de Tabor en de Hermon.
De hele aarde juicht voor u.

Sterk en machtig bent u.
U bent een goede koning,
u regeert met liefde en trouw.


Gelukkig zijn mensen die u eren.
U bent bij hen, bij u zijn ze veilig.
De hele dag zingen ze over u,
uw trouw geeft hun weer nieuwe kracht.

U beschermt hen, zo krijgen ze kracht.
U bent bij hen, zo worden ze sterk.
U gaf hun een koning die hen beschermt.
Dat deed u, de heilige God van Israël.


Ooit zei u tegen uw volk:
‘Ik heb David als koning uitgekozen,
een dappere man, een jongen uit het volk.
Hij is mijn dienaar, ik zal hem helpen.

Ik zal hem beschermen en hem kracht geven.
Geen vijand zal sterker zijn dan hij,
niemand kan hem overwinnen.
Ik zal zijn tegenstanders vernietigen,
zijn vijanden zal ik verslaan.

Hij zal merken dat ik altijd bij hem ben.
Ik zal hem steeds machtiger maken,
hij zal heersen over de hele wereld.

David zal tegen mij zeggen:
‘U bent mijn vader,
u bent mijn God, u beschermt mij.’
En ik noem hem mijn zoon,
ik maak hem de machtigste koning op aarde.

Mijn liefde voor hem zal altijd bestaan.
Ik heb hem voor eeuwig beloofd:
‘Altijd zal iemand uit jouw familie koning zijn,
nooit zal dat veranderen.’

Maar de nakomelingen van David
moeten zich wel houden aan mijn wetten en regels,
ze moeten wel doen wat ik wil.
Anders zal ik hen straffen voor hun misdaden,
voor alles wat ze verkeerd gedaan hebben.

Maar mijn liefde voor David zal altijd bestaan,
nooit zal mijn trouw verdwijnen.
Mijn belofte aan hem geldt voor eeuwig,
en die zal nooit veranderen.
Ooit heb ik hem plechtig beloofd:
‘Altijd zal iemand uit jouw familie koning zijn,
zo lang als de zon zal schijnen,
zo lang als de maan aan de hemel staat.’
En nooit zal ik mijn belofte breken.
Want ik ben de heilige God.’


Maar toch werd u boos, God,
u werd woedend op de koning die u uitgekozen had.
U wilde niets meer van hem weten.
Uw belofte aan David was niet meer geldig,
zijn nakomelingen mochten geen koning meer zijn.

Daarom hebt u de muren van Jeruzalem vernietigd,
de sterke huizen hebt u kapotgemaakt.
Alle mensen die bij de stad kwamen,
konden de stad zomaar leegroven,
en ze lachten de koning uit.

U liet zijn vijanden winnen,
zijn tegenstanders liet u juichen.
U liet hem verliezen in de strijd,
hij had niets meer aan zijn wapens.

U hebt hem zijn macht afgenomen,
hij mocht geen koning meer zijn.
U maakte een oude man van hem,
en iedereen lachte hem uit.


Zult u zich voor altijd verbergen, Heer?
Hoe lang blijft u nog boos?
Gaat uw woede nooit voorbij?
Denk toch aan mij.
Ik ben maar een mens,
en u laat mensen maar kort leven.
Alle mensen gaan eens dood,
aan elk leven komt een eind.

Nergens zie ik uw liefde, Heer.
Davids nakomelingen zouden altijd koning zijn,
dat hebt u toch aan David beloofd?
Heer, andere volken lachen uw koning uit.
Ze maken hem belachelijk,
en ook uw andere dienaren,
altijd en overal.

Laten we de Heer altijd danken.
Amen, amen!



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Een compositie van Etan de Ezrachiet.

Ik wil altijd zingen over je goedheid, God,
getuigen van je trouw over de generaties heen.
Ik zeg dan: 'De goedheid van God is eeuwig.
Zijn trouw staat vast in de hemel.'

‘Ik sloot een verbond met mijn uitverkorene,
Ik beloofde plechtig aan David, mijn dienaar:
“Je dynastie laat Ik eeuwig zetelen,
voor je troon sta ik borg over de generaties heen.”’



God, de hemel looft je mogelijkheden,
de vergadering van heiligen looft je trouw.
Wie daarboven kan zich met God meten?
Welke godenzoon gelijkt op Hem,
op God, die gevreesd wordt in de heilige raad,
en bij al wie Hem omringen?

Heer, God van de hemelse machten,
wie is zo krachtig als Jij?
wie is zo trouw als Jij?
Je temt de onstuimige zee,
hoge golven doe Je liggen.
Jij doorstak en verpletterderde je vijand,
Je verstrooide hem met krachtige arm.

Jij, aan wie hemel en aarde toebehoren,
Je vormde die wereld met al wat er leeft.
Je schiep het noorden en het zuiden.
De Tabor en de Hermon bezingen je naam.

Je arm is machtig.
Je linker arm is gebald, je rechter is geheven.
Recht en gerechtigheid ondersteunen je troon,
goedheid en waarheid staan in je dienst.

Gelukkig het volk dat van je roem getuigt
en in het licht van je gelaat wandelt, God.
Dat zich dag na dag verblijdt in je naam
en zich opricht door je gerechtigheid.

Jij bent de glans van onze macht,
ons aanzien verheft zich door je gunst.
Want ons schild is Hij, God,
de Koning, de Heilige van Israël.



Eens heb Je in een visioen,
aan je getrouwe gezegd:
‘Ik heb een held geholpen,
Ik heb iemand uit het volk verheven:
Ik vond David, mijn dienaar,
en zalfde hem met heilige olie.

Mijn hand zal een steun voor hem zijn,
mijn arm geeft hem kracht.
Geen vijand zal hem overvallen,
geen boosdoener zal hem doen bukken.
Zijn vijanden versla Ik voor zijn ogen,
zijn haters zal Ik verslaan.



Want mijn trouw, mijn goedheid is met hem:
door mijn naam krijgt hij aanzien.
En dan leg Ik zijn hand op de zee,
zijn rechterhand op de stromen.

Hij zal tot Me roepen: ‘Jij bent mijn Vader,
mijn God, de rots die me redt!’
Ik maak hem tot mijn eerstgeborene,
hij zal tronen boven de koningen van de aarde.

Ik verzeker hem eeuwig van mijn gunsten,
Mijn verbond met hem blijf ik trouw.
Zijn dynastie zet Ik voor eeuwig voort
en zijn troon zolang als de dagen van de hemel.



Maar als zijn zonen mijn wet verlaten,
en mijn rechtsorde niet langen willen bewandelen,
als ze mijn verbondseisen zouden schenden
en zich niet houden aan mijn geboden:
dan straf Ik hun ontrouw met de stok,
hun kwaad met slagen.

Maar Ik zal hem mijn gunsten niet afnemen,
nooit zal mijn trouw aan hem wijken,
Ik zal mijn verbond niet schenden,
de uitspraak niet terugnemen van mijn lippen.
Eens heb Ik bij mijn heiligheid plechtig beloofd:
'nooit breek Ik mijn woord aan David.

Zijn dynastie blijft eeuwig bestaan,
zijn troon staat voor mij als de zon,
als de maan, die voor altijd standhoudt,
die toeziet en niet faalt.'



Maar nu verstoot Je, verwerp Je,
ben Je kwaad op je gezalfde,
Je hebt het verbond met je dienaar verbroken
en wierp zijn kroon smadelijk op de grond.

Al zijn muren trok Je omver,
je haalde zijn vestingen neer,
zodat iedereen die voorbijkomt hem plundert:
en naburige volken hem bespotten.

Je deed zijn vijanden winnen,
Je liet hen juichen.
Ja, Je beroofde zijn zwaard van zijn scherpte,
zodat hij zich niet kon staande houden in de strijd.

Zijn pracht heb Je gedoofd,
zijn troon heb je geworpen op de aarde,
de dagen van zijn jeugd verkort,
en hem overdekt met schande.



Hoelang nog, God, blijf Jij Je verbergen?
Blijft je woede branden als vuur?
O, denk eraan hoe kort ik leef,
de nietige mens die Jij schiep!
Zou er een mens leven die nooit dood zal gaan,
die ontkomt aan de dood?

God, waar is je vroegere goedheid?
Deed Je David geen eed van je trouw?
Gedenk, God, de schande die je knecht draagt,
Het lijden dat ik meedraag van zovele volken
God, je vijanden bespotten me
spotten met je gezalfde waar hij zijn voet ook zet.



Geprezen zij God voor eeuwig!
Amen, ja amen.



Stilstaan bij ...

Etan, de Ezrahiet
Etan, de Ezrachiet was samen met Heman de Ezrachiet (auteur van Psalm 88) een wijze in de tijd van koning Salomo. (1 Koningen 4, 31)

Godenzoon
= Engel van God.

Tabor, Hermon
Opvallende bergen in het noorden van Israël. Beide plaatsen waren oude cultusplaatsen.

Getrouwe
Hiermee kan de profeet Natan bedoeld zijn.

Amen
(Hebreeuws = ‘zeker, het is zo’, ‘het zij zo’, ‘jaja’, ‘zeker weten’, 'we zijn het er allemaal mee eens!)
Dit woord wijst erop dat iets zeker is, waar is.
Met dit woord wil men iets bevestigen: 'Zo is het!'.
Het Nederlandse woord ‘beamen’ is ervan afgeleid.
Op het einde van elk psalmenboek eindigt de laatste psalm met de uitroep 'Amen': psalmen 41, 72, 89, 106.





Bij de tekst

Indeling

In psalm 89 kan men zes delen terugvinden:

DelenVerzenInhoud
1. (2-5)God deed een belofte aan David.
2. (6-19)De macht en trouw van God in de hemel en op aarde zijn de waarborg dat God zijn belofte wil vervullen.
3.(20-30)Inhoud van de belofte van God aan David.
4.(31-38)Deze belofte blijft eeuwig bestaan, ook wanneer het volk zondigt.
5.(39-46)In deze tijd van rampspoed lijkt die belofte verbroken.
6.(47-52)Gebed om die belofte zo snel mogelijk te realiseren.


Het laatste vers (vers 53) behoort niet meer tot deze psalm. Het is het slot van het derde psalmenboek.




Evolutie in betekenis

Koninklijk hofPsalm 89 zou een oude koningspsalm zijn, ontstaan aan het koninklijk hof in Jeruzalem. De psalm bezingt de eeuwigheid van het huis / dynastie van David, ook wanneer er tegenspoed is of wanneer koningen tegen God zondigen. Want God blijft trouw aan zijn verbond.
Na de ballingschapMet de ballingschap en de ondergang van de dynastie van David verschoof de betekenis van deze psalm en werd David het beeld / de metafoor voor de nieuwe Messias. Ondanks de ballingschap, geloofde men dat de beloften in 2 Samuel 7, 12-17 vervuld zullen worden.
Na ChristusDe eerste christenen zagen Jezus Christus als deze Messias.