Loading...
 

Psalm 106

C. Leterme Israël 2012

Foto © Chantal Leterme (2012)


…page…

Psalm 106: God is goed, de mensen ondankbaar

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 987-991)

Halleluja!

Dank de Heer, want hij is goed.
Zijn liefde blijft altijd bestaan.
Niemand kan al zijn daden beschrijven,
niemand is hem dankbaar genoeg.
Zo machtig en zo goed is hij.
Gelukkig zijn mensen die leven volgens zijn regels,
die altijd het goede doen.

Heer, u hebt uw volk lief.
Denk dan ook aan mij,
kom mij bevrijden!
Dan zal ik net zo gelukkig zijn als uw volk.
Dan zal ik blij zijn,
samen met de mensen die bij u horen,
samen met hen zal ik juichen.


Wij zijn niet gehoorzaam geweest aan de Heer.
We zijn schuldig, net als onze voorouders,
want we hebben verkeerde dingen gedaan.
Toen onze voorouders in Egypte waren,
letten ze niet op de wonderen van de Heer,
en ze vergaten hoe trouw hij was.

Toen ze bij de Rietzee kwamen,
verzetten ze zich tegen hem.
Toch heeft hij hen gered,
want hij wilde laten zien hoe goed hij is,
en hoeveel macht hij heeft.
Hij gaf een bevel,
en het water van de Rietzee verdween.
De zee werd zo droog als de woestijn.
Zo liet hij zijn volk veilig verdergaan.

De Heer redde hen van hun tegenstanders,
van de mensen die hen haatten.
Het water bedekte hun vijanden,
ze verdronken allemaal.


Toen vertrouwden ze weer op God,
ze zongen liederen om hem te danken.
Maar al snel vergaten ze
wat hij voor hen gedaan had.
Ze werden ongeduldig,
ze wilden niet wachten op zijn hulp.

Toen ze in de woestijn waren,
wilden ze steeds meer eten hebben.
Ze wilden weten of God hun alles kon geven.
Hij gaf ze eten, zo veel als ze wilden,
totdat ze er ziek van werden.

In de woestijn werden ze jaloers op Mozes
en op Aäron, de priester van de Heer.
Toen ging de aarde plotseling open,
en Datan, Abiram en hun vrienden verdwenen erin.
Een vuur verbrandde die slechte mensen.
Ze stierven in de vlammen, allemaal.

Bij de berg Sinai
maakten de Israëlieten een beeld van een stier,
en ze knielden voor dat beeld.
Ze kozen niet voor hun machtige God,
maar ze kozen voor een beeld,
een beeld van een dier dat gras eet.

Ze vergaten dat God hen gered had,
ze vergaten zijn grote daden in Egypte.
Veel wonderen had hij daar gedaan,
zoals het grote wonder bij de Rietzee.

Toen werd God kwaad op zijn volk,
en hij besloot hen te doden.
Maar Mozes, de vriend van God, verdedigde hen.
Daardoor verdween Gods woede.


Het volk wilde niet naar het mooie land Kanaän,
ze vertrouwden niet op Gods belofte.
Boos zaten ze in hun tenten,
ze luisterden niet naar de Heer.

Toen besloot God: Zo zeker als ik leef,
ik zal hen doden in de woestijn.
Hun kinderen zal ik wegsturen
naar andere plekken op aarde.

De Israëlieten gingen de god Baäl vereren.
Ze aten van de offers voor de doden.
Zo beledigden ze God.
Daarom kregen ze een dodelijke ziekte.

Maar Pinechas kwam hen helpen,
en de ziekte verdween.
Daarom was Pinechas een goed mens.
En dat weet iedereen, voor altijd.

Door in de woestijn om water te vragen,
verzette het volk zich opnieuw.
Ze maakten God weer boos.
Toen sprak Mozes tegen God
zonder eerst goed na te denken,
en God strafte hem daarvoor.


Toen de Israëlieten in Kanaän kwamen,
moesten ze van God de volken doden die daar woonden.
Maar dat deden ze niet.
Ze trouwden met mensen van die volken,
en ze gingen verkeerd leven, net zoals zij.
Ze knielden voor beelden van goden,
maar die brachten alleen maar ongeluk.

Ze vermoordden onschuldige mensen,
zelfs hun eigen kinderen.
Ze offerden hen aan de goden van Kanaän.
Ze offerden hun zonen en dochters
om hulp te krijgen van geesten en goden.
Daardoor was het land niet langer heilig.
Het volk was niet meer Gods heilige volk,
ze waren God niet meer trouw.

De Heer werd kwaad op zijn volk,
zijn liefste bezit.
Hij begon hen te haten.
Hij maakte andere volken sterker,
de tegenstanders werden de baas.
De vijanden kregen de macht
en ze onderdrukten de Israëlieten.


Heel vaak bevrijdde de Heer zijn volk,
maar steeds weer maakten ze slechte plannen.
Het ging steeds slechter met hen,
en dat was hun eigen schuld.
Maar de Heer zag dat ze het moeilijk hadden,
steeds weer hoorde hij hun geklaag.
Hij dacht terug aan wat hij beloofd had,
en hij kreeg medelijden met zijn volk.
Zo veel hield hij van hen.
Steeds weer zorgde hij ervoor
dat ook hun onderdrukkers medelijden met hen kregen.


Heer, onze God, bevrijd ons!
Breng ons terug naar ons eigen land,
overal vandaan.
Dan zullen wij u danken,
u, onze heilige God.
Het zal een feest zijn om u te kunnen danken.

Dank aan de Heer, de God van Israël,
nu en altijd.
Heel het volk moet zeggen: ‘Amen!’

Halleluja!



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Halleluja!
Loof God, want Hij is goed, zijn goedheid blijft eeuwig bestaan.
Wie kan al zijn daden beschrijven, wie laat zijn roem klinken?
Gelukkig is de mens die zich aan de wet van God houdt
en altijd goed handelt.
Denk aan mij God, uit liefde voor je volk.
Zie naar me om en bevrijd me:
Laat me delen in het geluk van wie Je uitverkozen hebt,
in de vreugde van je volk, in de glorie van al wie Je toebehoort.

We hebben gezondigd zoals onze voorouders,
we deden het verkeerde.
Toen onze voorouders in Egypte waren,
hadden ze geen aandacht voor je wonderen,
zij vergaten je vele gunsten
en kwamen in opstand tegen Jou bij de Schelfzee.
Toch heeft Hij hen bevrijd, trouw aan zijn naam.
Zo toonde Hij zijn macht.
Hij bedreigde de Schelfzee en die viel droog.
Hij liet hen tussen de wateren wandelen als over een zandvlakte.
Hij redde hen uit de greep van hun tegenstanders
en bevrijdde hen uit de macht van de vijand.
Het water bedolf hun vervolgers: niet een van hen bleef in leven.


Toen geloofden zij zijn belofte en zongen lofliederen voor God.
Maar ze vergaten snel wat Hij gedaan had:
zij vonden zijn plan niet goed,
Ze wilden eten in de woestijn. Daar daagden ze God uit.
Wat ze Hem ook vroegen, Hij gaf het, zelfs teveel naar hun zin.
En verder: in het kamp werden ze jaloers op Mozes
en op Aäron, een priester van God.
De aarde opende zich: Datan en de bende van Abiram verdwenen erin.
Vuur schoot omhoog tussen de muiters,
de gloed verbrandde de schuldigen.
Bij de Horeb maakten ze een kalf en bogen voor dat stuk metaal.
Ze ruilden de aanwezigheid van God
voor het beeld van een dier dat gras eet.
Ze waren God, hun bevrijder,
en zijn machtige daden in Egypte vergeten:
de wonderen in Egypte, het grote wonder bij de Schelfzee.
Hij dreigde hen te doden,
maar Mozes, zijn uitverkorene, ging in de bres staan
en wist zijn woede te keren, zodat Hij hen niet uitroeide.

Zij wilden het prachtige land niet en vertrouwden zijn woorden niet.
Ze zaten boos in hun tenten en luisterden niet naar de stem van God.
Toen stak God zijn hand op
en zei dat Hij hen in de woestijn zou doden,
en hun nakomelingen zou laten sterven midden vreemde mensen, verstrooid over de aarde.

Zij vereerden Baäl van Peor en aten mee van de dodenoffers.
Zo beledigden ze God met hun daden. Een ziekte brak uit onder hen.
Pinechas stond op en greep in: toen verdween de ziekte.
Daarom was hij een goed mens. Dat weet iedereen, voor altijd.

Ze maakten God kwaad bij het water van Meriba.
Ook Mozes moest boeten door hun schuld.
Doordat zij hem bitter hadden gestemd,
sprak hij zonder eerst goed na te denken.
Zij roeiden die volken niet uit die God hun genoemd had bij naam.
Ze trouwden liever met die heidenen en volgden hun gebruiken.
Ze vereerden hun afgoden en raakten verstrikt in hun netten.
Ze offerden hun zonen, hun dochters aan de demonen.
Ze vergoten onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters
die ze offerden aan de afgoden van Kanaän!
Door de stroom van bloed was het land niet langer heilig.
Ze waren onrein door hun daden, hun gedrag was overspelig.

Toen werd God gloeiend kwaad op zijn volk:
Hij kreeg er een afschuw van.
Hij gaf hen in de macht van de heidenen,
liet hun haters hen overheersen,
hun vijanden hen onderdrukken!
Zij werden onderdrukt door hun macht.
Telkens opnieuw redde God hen, maar ze bleven weerspannig
en zonken dieper weg in hun kwaad.
Maar als Hij dan hun ellende zag, en hun gejammer hoorde,
dacht Hij aan hen en aan zijn verbond.
Hij kreeg medelijden, zo groot is zijn goedheid.
Hij zorgde ervoor dat hun onderdrukkers
ook medelijden met hen kregen.



Verlos ons, God, breng ons uit de wereld weer samen,
dan zullen we je heilige naam loven en je roem verkondigen.

Gezegend zij de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Laat het volk zeggen: ‘Amen!’
Halleluja!



Stilstaan bij …

Halleluja
Het Hebreeuwse woord ‘Halleluja’ betekent: Loof God.

Wonderen in Egypte
Hiermee worden de plagen van Egypte bedoeld. (Zie: Exodus 7-12)

Het land Cham
Het land Cham is een ander woord voor Egypte.
De gebruikelijke naam voor Egypte in het Hebreeuws is: Misraïm. In Genesis 10, 6 wordt Misraïm genoemd als een van de zonen van Cham, die een zoon was van Noach.

Kalf
Volgens Exodus 32 maakten de Israëlieten een ‘gouden kalf’ om dat te aanbidden zoals ze dat in Egypte hadden gezien.

In de bres staan
Hiermee wordt beeldend weergegeven dat de moedigste post gaan vatten op de plaats waar in de verdedigingsmuur een gat is geslagen.

Baal van Peor
Baal betekent 'meester' en is de naam van een vruchtbaarheidsgod.
Peor is de naam van de berg waarop hij woonde.

Amen
(Hebreeuws = ‘zeker, het is zo’, ‘het zij zo’, ‘jaja’, ‘zeker weten’, 'we zijn het er allemaal mee eens!)
Dit woord wijst erop dat iets zeker is, waar is.
Met dit woord wil men iets bevestigen: 'Zo is het!'.
Het Nederlandse woord ‘beamen’ is ervan afgeleid.
Op het einde van elk psalmenboek eindigt de laatste psalm met de uitroep 'Amen': psalmen 41, 72, 89, 106.





Bij de tekst

Inhoud

Hoewel de psalm begint met lovende woorden voor God, toch wordt de hele psalm gekleurd door de ondankbare houding van zijn volk:
. Bij de Uittocht
. In de woestijn
. In het land Kanaän
Deze houding zorgde ervoor dat de liefde van God voor zijn volk omsloeg in woede en verwerping. Maar zodra dat volk berouw kreeg over die daden en zich bekeerde, betoonde God terug zijn goedheid.



Auteur

In deze psalm staat geen enkele aanduiding over wie de psalmist, de schrijver van de psalm, is.
Men vermoedt dat de psalmist die Psalm 105 schreef, ook psalm 106 schreef: psalm 105 vertelt over Gods volk van Abraham tot Mozes, psalm 106 vertelt verder en heeft het over Mozes die het volk naar Kanaän leidde, en over gebeurtenissen in Kanaän.
Het zou kunnen dat de psalmist iemand is die in Babylon leefde .



Einde van het vierde psalmenboek

Vers 48 is geen echt onderdeel van psalm 106. Het is eerder het einde van Boek 4 van de Psalmen (Psalm 90-106).





Suggestie

Jongeren

MEDITEREN

'Mijn afgoden'

(Bron: www.ignatiaansbidden.org - 40-dagenretraite donderdag 31 maart 2022)

- Waar zoek ik zekerheid, voor wie buig ik?
- Waaraan geef ik mijn tijd, mijn geld?
- Wie of wat bezet mijn gedachten?
- Welke godenbeelden houden me gevangen?