Haggai 1, 1-8

Haggai 1, 1-8 : God vraagt een nieuwe tempel

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1495)

Haggai was een profeet. De Heer sprak tegen hem in het tweede jaar dat Darius koning van Perzië was. Dat gebeurde op de eerste dag van de zesde maand.

De Heer gaf Haggai een boodschap voor Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en voor Jozua, de zoon van Josadak. Zerubbabel bestuurde de provincie Juda. Jozua was hogepriester.
Haggai moest het volgende zeggen: ‘De machtige Heer zegt: ‘Volgens de mensen hier in Juda is het nog te vroeg om een nieuwe tempel te bouwen. Maar tegen die mensen zeg ik, de Heer: Mijn tempel is verwoest. Er is bijna niets meer van over. Maar jullie hebben wel mooie huizen gebouwd voor jezelf! Was het daar dan niet te vroeg voor?’

De machtige Heer zegt: ‘Denk toch eens na! Waar zijn jullie eigenlijk mee bezig? Jullie hebben veel gezaaid, maar de oogst is klein. Jullie eten wel, maar jullie hebben niet genoeg. Jullie drinken wel wijn, maar jullie hebben nog steeds dorst. Jullie trekken wel kleren aan, maar jullie krijgen het niet warm. Jullie krijgen wel geld voor je werk, maar het is niet genoeg om van te leven.
Denk toch eens na! Waar zijn jullie eigenlijk mee bezig? Ga de bergen in, haal hout uit het bos en bouw mijn tempel weer op. Dat zal me plezier doen. Want dan kan ik daar weer worden vereerd.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

In het tweede jaar van de regering van koning Darius,
op de eerste dag van de zesde maand,
gaf de profeet Haggai de boodschap van God aan Zerubbabel,
de zoon van Sealtiël, landvoogd van Juda,
en aan de hogepriester Jozua, de zoon van Jehosadak.

Haggaï zei:
‘De machtige God zegt:
“Dit volk denkt,
dat de tijd nog niet gekomen is
om het huis van God te herbouwen.
Maar is het voor jullie dan wel de tijd
om zelf in mooi betimmerde huizen te wonen,
terwijl mijn huis nog een ruïne is?”

De machtige God zegt:
“Jullie moeten eens nadenken
over de weg waarop jullie zich bevinden.
Jullie hebben veel gezaaid,
maar hebben weinig opbrengst.
Jullie eten wel,
maar er is niet genoeg.
Jullie drinken,
maar worden er niet vrolijk van.
Jullie kleden zich,
maar worden er niet warm van.
De arbeider krijgt zijn loon,
maar in een beurs met een gat!“

De machtige God zegt:
"Jullie moeten eens nadenken
over de weg die jullie ingeslagen zijn.
Ga naar de bergen, haal daar hout
en bouw mijn huis weer op:
dan zal Ik daarin mijn plezier hebben
en er mijn heerlijkheid tonen, zegt God."



Stilstaan bij …

Haggai
Haggai, één van de twaalf kleine profeten in de Bijbel en de schrijver van het boek Haggaï, trad op als profeet in Jeruzalem ongeveer zestien jaar na de terugkeer van de Joden uit hun ballingschap in Babylon (rond 520 voor Christus).
Volgens Haggaï lagen het land Juda en de stad Jeruzalem er in zijn tijd vervallen bij en leden de mensen gebrek, omdat de tempel (in 586 voor Christus door de Babyloniërs verwoest) nog steeds niet was heropgebouwd. Toen de Joden uit ballingschap terugkeerden, waren ze wel begonnen met die te heropbouwen, maar andere volken verzetten zich hiertegen en bekwamen dat de Perzische koning Artaxerxes de bouw ervan stillegde (Ezra 4).
Dankzij de inspanningen van Haggaï werd de heropbouw van de tempel hervat.
Over het persoonlijk leven van deze profeet is bijna niets bekend. Misschien was hij een van de gevangenen die Nebukadnezar naar Babylon bracht.

Zerubbabel
Zerubbabel, die gouverneur was, had de leiding bij de terugkeer van de ballingen in 538. In het boek Haggai noemt God hem ‘mijn dienaar’, net zoals koning David. Hij zei dat hij Hem zal maken als een ‘zegelring’, symbool van de goddelijke gunst die een koning had. Zo werd duidelijk dat Zerubbabel het herstelde rijk van David zou voorzitten.

Jozua
Hogepriester.
Een hogepriester leidde het verzoeningsritueel op Grote Verzoendag en was de enige die het alleheiligste in de tempel mocht betreden.

De eerste dag van de zesde maand
Omgerekend zou dat op 29 augustus 520 geweest zijn.

Beurs met een gat
Beeldende manier van spreken.
Ofwel gaf de eigenaar van de beurs zijn geld teveel uit, ofwel werd het leven zo duur dat een ‘gat in de beurs’ daar een (humoristiche) verklaring voor kon zijn.

Mijn huis
Hiermee wordt de tempel bedoeld, het 'huis van God'.





Bij de tekst

Slechte economische omstandigheden

In deze tekst legt de profeet Haggai een verband tussen de slechte economische omstandigheden (geringe oogst, weinig reden tot feesten, levensduurte) en de vertraging van de bouw van de tempel (spanningen met de Samaritanen).
Hij maakt duidelijk dat als de tempel niet gebouwd wordt, armoede, hongersnood en droogte de Joden blijvend zullen treffen.