Loading...
 

Psalm 115

2  Goden (Louvre)

(Morguefile free stock photo license)

Psalm 115: God, hulp en schild

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1001-1003)

Alle eer is voor u, Heer.
Niet voor ons, maar voor u alleen,
want u bent trouw en goed.
Mensen lachen ons uit,
en ze vragen: ‘Waar is jullie God?’
Wij weten dat u in de hemel bent.
U kunt alles doen wat u wilt.

Maar andere goden kunnen niets.
Het zijn beelden van zilver en goud,
die door mensen gemaakt zijn.
Ze hebben een mond,
maar ze kunnen niet praten.
Ze hebben ogen,
maar ze kunnen niet zien.
Ze hebben oren,
maar ze kunnen niet horen.
Ze hebben een neus,
maar ze kunnen niet ruiken.
Hun handen kunnen niet voelen,
hun voeten kunnen niet bewegen,
en uit hun keel komt geen geluid.
Mensen die zulke beelden maken,
mensen die op zulke goden vertrouwen,
worden net als die beelden:
ze kunnen niets meer.

Israëlieten, vertrouw op de Heer.
Hij helpt jullie, hij beschermt jullie.
Priesters, vertrouw op de Heer.
Hij helpt jullie, hij beschermt jullie.
Dienaren van de Heer, vertrouw op hem!
Hij helpt jullie, hij beschermt jullie.

De Heer denkt aan ons,
hij geeft ons geluk en vrede.
Hij geeft geluk en vrede
aan alle Israëlieten en aan de priesters.
Hij geeft geluk en vrede aan al zijn dienaren,
van klein tot groot.
Hij zal ons allemaal veel kinderen geven,
veel kinderen en kleinkinderen.
De Heer zal ons geluk en vrede geven.
Hij heeft de hemel en de aarde gemaakt.
De hemel is van de Heer,
maar de aarde heeft hij aan de mensen gegeven.

De doden kunnen de Heer niet prijzen,
want zij zijn in het stille land van de dood.
Maar wij, wij zullen de Heer danken,
nu en altijd.

Halleluja!



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God, niet wij moeten geprezen worden,
maar wel je naam, je goedheid en je trouw.
Waarom mogen vreemde volkeren zeggen:
'Waar blijft die God van jullie?'
Weet: onze God is in de hemel,
Hij doet alles wat Hij graag heeft.

Hun goden zijn afgoden:
ze zijn van zilver en goud, door mensen gemaakt.
Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken.
Ze hebben ogen, maar kunnen niet zien.
Ze hebben oren, maar kunnen niet horen.
Ze hebben een neus, maar kunnen niets ruiken.
Ze hebben handen, maar kunnen niet grijpen.
Ze hebben voeten, maar kunnen niet gaan.
Ze hebben een keel, maar hebben geen stem.
De mensen die hen maakten en op hen vertrouwden,
zijn waardeloos.

Israël, vertrouw op God,
Hij is jullie hulp en schild!
Huis van Aäron, vertrouw op God,
Hij is jullie hulp en schild!
Al wie respect heeft voor God, vertrouw op Hem,
Hij is jullie hulp en schild!

God denkt aan ons, Hij wil ons zegenen,
Hij wil het huis van Israël zegenen.
Hij wil de priesters, het huis van Aäron, zegenen.
Hij wil de kleinen zegenen samen met de groten
en zij die respect hebben voor Hem.
Hij zal blijvend zegen geven
aan jullie en aan jullie kinderen.
Wees gezegend door God,
die hemel en aarde gemaakt heeft:
de hemel behoort aan God,
aan de mensen gaf Hij de aarde.

Niet de doden loven God,
niet zij die in de stilte gedaald zijn,
maar wij zegenen God,
van nu tot in eeuwigheid.
Halleluja!



Stilstaan bij …

Huis van Aaron
Priesters in de tempel van Jeruzalem. Zij waren afstammelingen van Aaron, de broer van Mozes.





Bij de tekst

Hallelpsalm

Psalm 113 is de eerste van zes psalmen die Hallelspalmen genoemd worden (Psalm 113 - psalm 118). Ze werden gezongen tijdens de vijf grote joodse feesten (Pesach – joods paasfeest, Sjawoeot - joods pinksterfeest, Soekot – Loofhuttenfeest, Rosj Hasana - joods nieuwjaarsfeest, Yom Kippoer – feest van de verzoening) tijdens de plechtigheden in de tempel.

Nu worden ze op Pesach bij de Sedermaaltijd door Joden gebeden en gezongen. Christenen bidden ze bij het Laatste Avondmaal.





Bijbel en kunst

Muziek

F. MENDELSSOHN

Psalm 115, Opus 31
Klik hier om dit werk te beluisteren.





Suggesties

Grote kinderen

BELUISTEREN

Klik hier om deze psalm te beluisteren in het Hebreeuws.





Jongeren

VERTELLEN

Abraham wil weg

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 79)

Abraham zat in de winkel van zijn vader Terach.
Hij verkocht beelden en beeldjes van de goden in zijn land.
Maar Abraham had daar zo zijn bedenkingen bij:
‘Stel je voor: iemand van zestig jaar koopt zo’n beeldje...
Toch wel zielig dat zo iemand buigt
voor een beeldje dat maar een paar dagen oud is.’

Op een dag kwam er een vrouw in de winkel.
Ze had een mandje brood bij zich.
‘Abraham, wil je dit brood aan de goden geven?’ vroeg ze.
Toen de vrouw weg was, stond Abraham op.
Hij nam een hamer en sloeg alle beelden stuk, behalve de grootste.
Voor dat beeld legde hij zijn hamer.

’s Avonds kwam zijn vader terug. Hij zag de brokstukken.
‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg hij.
‘Een vrouw kwam met een mandje brood’, zei Abraham.
‘Ze vroeg me om het brood te geven aan de goden.
Maar toen ik dat deed, zei elk beeld: “Ik wil het eerst eten.”
Dan stond de grootste beeld op en sloeg met een hamer alle andere stuk.’

'Wat probeer je me toch wijs te maken?' zei zijn vader Terach,
‘Beelden kunnen niet denken
en spreken kunnen ze ook niet!’
‘Luister even naar wat je zelf zegt’, zei Abraham,
‘als godenbeelden niets kunnen,
waarom moeten wij ze dan aanbidden?’

Met grote stappen liep Abraham naar zijn eigen huis.
‘Kom’, zei hij tegen zijn vrouw Sara, ‘we gaan hier weg!'
'We gaan naar een land, waar de echte God woont.’
Ze pakten al hun bezittingen bijeen
en vertrokken de dag nadien vroeg in de morgen.
Ze gingen op weg naar dat land.

(naar Midrasj Bereishit 38, 13)




Overweging bij het verhaal
C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 8 maart 2017, p. 1

Het verhaal hierbij is een midrasj.
Dat is verhaal dat joodse rabbijnen vertellen
om de Bijbel beter te kunnen verstaan.
Met deze midrasj over Abraham probeerden ze een antwoord te geven
op de vraag waarom Abraham op een dag uit zijn land wegtrekt.

Geconfronteerd met de vele vluchtelingen naar Europa,
kunnen we ons daar nu gemakkelijk een voorstelling bij maken.
Misschien was er hongersnood in het land waar Abraham woonde,
of was er niet genoeg graasland voor de dieren …
of waren er overstromingen, of oorlog, of …

Waarom Abraham uiteindelijk uit zijn land wegtrok …
daar kan men nu alleen maar naar gissen.
Maar de Bijbel zag er de hand van God in
en vertelt dat Abraham beantwoordde aan de opdracht van God:
‘Trek weg uit je land, en ga naar het land dat Ik je zal tonen.’

Joodse rabbijnen vonden die tekst in de Bijbel
heel waarschijnlijk veel te beknopt.
Daarom vertelden ze in een nieuw verhaal waarom Abraham weg wou.
Een geschikte gelegenheid om het over geloven te hebben,
zullen ze gedacht hebben.

Voor Abraham was geloven niet zomaar
zonder nadenken een beeld vereren en daar offers voor brengen.
Hoe mooi beelden ook kunnen zijn,
het blijven voorwerpen die door mensenhanden gemaakt zijn.
God was voor Abraham een levende God.

De hele Bijbel door wordt dit als refrein herhaald:
God is een God die leven wil:
een kwaliteitsvol leven zonder onderdrukking,
zonder ziekte of handicap
zelfs een leven over de dood heen.