Inhoudstabel
…page…
Psalm 18: Licht in mijn duisternis
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 849-853)
Een lied van David, de dienaar van de Heer. Voor de zangleider.
David zong dit lied om de Heer te danken. Want de Heer had hem gered van Saul en van zijn andere vijanden.
Ik heb u lief, Heer.
U geeft mij kracht.
U beschermt me, bij u ben ik veilig.
God, bij u kan ik me verbergen.
U helpt mij en u bevrijdt mij.
U redt me van mijn vijanden.
Breng eer aan de Heer!
Want ik riep naar hem om hulp,
en hij heeft mij gered van mijn vijanden.
Ik was al bijna dood.
Het land van de dood zag ik al,
en ik was heel bang.
De dood was heel dichtbij,
hij had me al bijna te pakken.
Toen schreeuwde ik om hulp naar mijn God,
vol angst riep ik naar de Heer.
En hij hoorde mij roepen,
vanuit de hemel hoorde hij mijn stem.
Toen schudde en beefde de aarde.
De bergen schudden heen en weer,
want de Heer was woedend.
Er kwam rook uit zijn neus,
en vuur uit zijn mond.
De Heer spuugde vlammen van vuur uit.
Hij opende de hemel
en hij kwam naar de aarde.
Op donkere wolken kwam hij naar beneden.
Hij kwam omlaag op zijn hemelse wagen,
de wind blies hem vooruit.
Hij verborg zich in de duisternis.
Het was donker om hem heen,
donker van wolken en regen.
Vuur ging voor hem uit,
wolken van hagel en vuur.
Uit de hemel klonk de donder van de Heer,
de Allerhoogste liet zijn stem horen.
Hagel en vuur kwamen neer op de aarde.
De Heer stuurde bliksem
om zijn vijanden te verjagen.
Met pijlen van vuur maakte hij hen bang.
De Heer was boos,
hij was woedend!
Hij liet de aarde beven.
De bodem van de zee werd zichtbaar,
zelfs de zuilen onder de aarde waren te zien.
Zo kwam de Heer uit de hemel om mij te redden.
Hij redde mij van de dood.
Hij bevrijdde mij van mijn vijanden,
van de machtige mensen die me haatten,
die sterker waren dan ik.
Zij vielen mij aan toen ik geen kracht meer had.
Maar de Heer hielp mij,
hij bevrijdde mij uit gevaar.
Hij redde mij, omdat hij me liefhad.
De Heer was goed voor mij,
omdat ik hem trouw was.
Hij heeft me geholpen,
omdat ik onschuldig was.
Want ik leefde zoals de Heer het wilde,
ik was altijd trouw aan mijn God.
Ik hield me aan zijn wetten,
ik luisterde altijd naar zijn regels.
Ik leefde precies zoals hij het wilde,
nooit deed ik slechte dingen.
De Heer heeft mij geholpen,
omdat ik hem trouw was.
Hij zag dat ik onschuldig was.
Heer, voor trouwe mensen bent u trouw,
voor goede mensen bent u goed,
voor eerlijke mensen bent u eerlijk.
Maar voor slechte mensen bent u een vijand.
U bevrijdt mensen die onderdrukt worden.
Maar mensen die zichzelf geweldig vinden,
die maakt u onbelangrijk.
Heer, mijn God, u brengt licht in mijn leven.
U helpt me als ik het moeilijk heb.
En als u mij helpt, kan ik alles.
Dan kan ik een leger aanvallen,
dan kan ik een stad veroveren.
Alles wat de Heer doet, is goed.
Alles wat God zegt, is volmaakt.
Hij beschermt mensen die hem om hulp vragen.
Er is geen andere God dan de Heer.
Alleen bij hem ben ik veilig,
want hij geeft mij kracht.
Hij helpt me om goed te leven.
Hij maakt mij zo snel als een hert,
en hij zorgt ervoor dat ik niet val.
Hij leert me om te vechten,
en om te schieten met pijl en boog.
Heer, u hebt mij beschermd en gered.
U steunde mij met uw sterke handen.
U was bij me, en dat gaf me kracht.
U maakte voor mij de weg vrij,
zo kon ik verdergaan.
Ik kon mijn vijanden achtervolgen,
en ik kon ze inhalen.
Ik ging pas terug naar huis
toen ik ze vernietigd had.
Ik sloeg ze allemaal neer.
Ze stonden niet meer op,
ze lagen dood bij mijn voeten.
U gaf mij kracht voor de strijd.
Zo kon ik mijn vijanden verslaan.
Ze probeerden te vluchten,
maar ik doodde ze allemaal.
Ze schreeuwden om hulp,
maar er kwam niemand.
Ze riepen naar u, Heer,
maar u antwoordde niet.
Ik vertrapte hen,
zoals je vuil op straat vertrapt.
Ze leken op stof dat wegwaait in de wind,
niets bleef er van ze over.
Toen iedereen zich tegen mij verzette,
was u het die mij redde, Heer.
U maakte mij koning van veel landen.
Zelfs volken die ik niet kende, dienden mij.
Vreemdelingen luisterden naar mij.
Ze gehoorzaamden mij meteen,
want ze waren bang,
ze beefden van angst.
Ze verlieten hun sterke steden om mij te dienen.
De Heer leeft!
Laat iedereen hem danken,
want hij heeft mij beschermd.
Laat iedereen hem eren,
want hij heeft mij gered.
Door God heb ik volken overwonnen,
door God werd ik koning van veel landen.
Hij bevrijdde me van mijn vijanden,
hij maakte me sterker dan mijn tegenstanders.
Hij heeft mij gered.
Daarom wil ik de Heer danken.
Alle volken mogen dat weten!
Ik wil een lied zingen over de Heer.
Want hij laat zijn koning overwinnen.
Hij is trouw aan de koning die hij uitgekozen heeft.
Hij is trouw aan David en zijn familie,
voor altijd.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Voor de koorleider.
Op naam van David, de dienaar van God.
Hij maakte dit lied voor God,
toen Die hem redde uit de greep
van zijn vijanden en van Saul.
Dit is wat hij zong:
Ik hou van Je, God, mijn sterkte!
God, mijn rots, mijn burcht, mijn bevrijder.
God, de rots die mij beschermt, mijn schild,
hoorn van mijn geluk, mijn burcht.
‘Geloofd zij God!’ riep ik tot Hem
en ik was bevrijd van mijn vijand.
De netten van de dood vielen over me
verwoestende stromen overspoelden me.
De netten van de onderwereld lagen om me heen
de dood stond met zijn valstrik voor mij.
In mijn angst riep ik om God,
smeekte ik God schreiend om hulp.
Hij hoorde mijn stem in zijn troonzaal,
mijn kreten bereikten zijn oor.
Toen schudde en beefde de aarde,
de fundamenten van de bergen schokten daverend:
want God was woedend.
Uit zijn neus steeg rook omhoog,
verslindend vuur kwam uit zijn mond,
gloeiend as spuwde Hij uit.
Uit een donkere hemel daalde Hij af,
donderwolken onder zijn voeten.
Op een kerub vloog Hij zijn vlucht,
gedragen op stormvleugels.
Hij was omhuld in duisternis,
donkere regen en opstijgende wolken.
Voor zijn gloed uit joegen de wolken
hagel en gloeiend as.
De donder van God sprak uit de hemel,
de Allerhoogste verhief zijn stem.
Hij schoot een stortbui van hagel,
een noodweer van bliksemschichten.
De bodem van de zee werd zichtbaar,
de fundamenten van de wereld kwamen bloot
door je dreigende woede, God,
door de briesende adem uit je neus.
God reikte van omhoog, greep me vast,
trok me uit het woeste water,
verloste me van mijn machtige vijand,
van mijn haters, die te sterk waren voor mijn kracht,
Ze zochten me toen ik zwak stond:
maar God was mijn steun.
Hij bracht me naar een wijd land,
bevrijdde me omdat Hij van me hield.
God beloonde mijn gerechtigheid,
gaf me wat de reinheid van handen verdiende.
Want ik bleef op de wegen van God.
Ik krenkte mijn God niet met kwaad.
Ik hield al zijn geboden voor ogen,
zijn verlangens liet ik niet los.
Ik hield me volkomen aan Hem,
ik paste op voor al wat verkeerd is.
En God deed me recht,
toen Hij mijn reine handen zag.
Voor wie trouw is, toon Je je trouw,
voor wie oprecht is, ben Je oprecht.
voor wie zuiver van hart is, ben Je zuiver,
maar voor wie sluw is, ben Je ongrijpbaar.
Je bevrijdt het volk van de verdrukten,
doet de ogen neerslaan van wie hoogmoedig is
Jij God ontsteekt het licht van mijn luchter,
mijn God die het donker verlicht.
Ja, met Jou bestorm ik een vesting,
met mijn God verover ik een stad.
De weg van God is volmaakt.
Het woord van God is puur.
Hij is een schild voor al wie bij Hem schuilt.
Wie is er God naast God?
Wie is mijn rots behalve onze God?
De God die me kracht geeft,
zorgt dat mijn weg voor me uit ligt,
Mijn voeten maakt Hij als die van een hinde.
Hij doet mij staan op bergkammen
Hij leert mijn handen om te strijden,
en mijn armen om de boog te spannen.
Je schild redde me,
je hand ondersteunde me.
Mijn krachten groeiden door je goedheid.
Ik kon gaan met machtige stappen:
in mijn tred was geen aarzeling.
Ik achtervolgde de vijand, haalde hem in,
liet niet af tot hij neergeslagen was.
Ik verpletterde hen, ze konden niet meer opstaan,
ze lagen dood voor mijn voeten.
Jij omgordde me met kracht om te strijden,
Je dwong mijn aanvallers om voor mij te bukken
je liet me de rug van mijn vijand zien:
ik roeide mijn haters uit!
Zij riepen om hulp, maar er kwam geen redder,
ze riepen tot God, maar Hij gaf hun geen antwoord.
Ik verpulverde hen tot stof in de wind,
trapte hen weg als het vuil van de straat.
Je bevrijdde me van een opstandig volk,
Je maakte me tot hoofd van de volken.
Volken die ik nog niet kende, gingen me dienen.
Ze gehoorzaamden me op het eerste bevel.
Vreemdelingen toonden zich onderdanig,
ze verloren hun macht,
bevend kwamen ze uit hun burchten.
De Heer leeft! Gezegend is mijn rots,
hoogverheven is God, mijn Redder,
de God die mij wraak in handen gaf,
die de volken aan mij onderwierp,
die me redde van mijn vijand,
ja, me liet triomferen over aanvallers:
en me bevrijdde van mijn onderdrukkers.
En daarom wil ik Je, God, loven bij alle volken,
en psalmen zingen om je naam te eren:
Hij gaf grote overwinningen aan zijn koning,
Toonde zich trouw aan zijn gezalfde,
aan David en zijn nageslacht - voor altijd.
Stilstaan bij …
__Rots__
Beeld voor vastheid en stevigheid.
(Als een rots in de branding)
Hoorn
Beeld van kracht.
Onderwereld
In het wereldbeeld van de psalmist ligt het dodenrijk onder de aarde, waar de fundamenten van de aarde liggen en de bodem van de zee.
De dood beschikt over netten en valstrikken om de mens buit te maken. Zijn rijk begint waar het leven wordt aangetast door allerlei vormen van ellende.
Kerub
Een kerub (ook: kerubijn) was een bovennatuurlijk wezen dat voorgesteld werd als een leeuw met vleugels en het hoofd van een mens.
Het waren kerubs die de tuin van Eden bewaakten en in de tempel de troon van God vormden.
In christelijke voorstellingen gelijken kerubs op engelen.
Bij de tekst
Oude psalm
Psalm 18 is waarschijnlijk één van de oudste psalmen in de Bijbel. Ze staat er twee keer in: in het boek psalmen en in het boek 2 Samuël (hoofdstuk 22).
Psalm 18 wordt voorgesteld als het danklied van koning David, toen God hem gered heeft van Saul en zijn andere vijanden. Wat er precies gebeurde wordt niet nader gespecifieerd.
Indeling
In deze psalm zijn de volgende delen te vinden:
2-7a | Gebed in uiterste nood |
7b-20 | God snelt te hulp |
21-30 | Zijn goedheid wordt verdiend door de deugd van de mensen |
31-35 | Lofzang voor God als Helper |
36-46 | Gevolgen van de hulp van God |
47-51 | Dank aan God voor zijn hulp |
God
De psalmist schrijft beeldend over hoe God zich manifesteert. Merkwaardig genoeg waren de natuurverschijnselen (aardbeving, vulkaanuitbarsting, onweer …) die hij daarvoor gebruikt, ook ge-koppeld aan Baäl, de god van de Kanaänieten.