Johannes 10, 1-10: 'Ik ben de deur'
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1693-1694)
Jezus zei: ‘Luister heel goed naar mijn woorden: Stel dat iemand een stal met schapen binnengaat. En hij gaat niet door de deur, maar hij klimt in het geheim naar binnen. Dan is het een dief of een rover.
Maar de herder gaat door de deur naar binnen. Voor hem maakt de bewaker de deur open. Dan roept de herder de schapen die bij zijn kudde horen. De schapen luisteren naar zijn stem. De herder noemt hun namen, en neemt ze mee naar buiten.
Als alle schapen buiten zijn, loopt de herder voor ze uit. De schapen volgen hem, want ze kennen zijn stem. Ze zullen niet achter een vreemde aan lopen. Daar lopen ze juist van weg, omdat ze zijn stem niet kennen.’
De woorden van Jezus hadden een diepere betekenis. Maar de mensen begrepen die betekenis niet.
Toen zei Jezus: ‘Luister heel goed naar mijn woorden: Je kunt mij vergelijken met de deur waar de schapen doorheen gaan.
Er zijn al eerder mensen bij de schapen gekomen, voordat ik kwam. Maar dat waren allemaal dieven en rovers, en de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Die dieven wilden de schapen stelen, doden en opeten. Maar ik ben gekomen om de schapen naar buiten te brengen, naar plaatsen met veel gras. Dat betekent: ik ben gekomen om mensen het eeuwige leven te geven. Want ik ben de deur naar het eeuwige leven. Wie in mij gelooft, wordt gered.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag zei Jezus tegen zijn leerlingen:
‘Echt waar, Ik zeg je:
wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur
maar ergens anders naar binnen klimt, is een dief of een rover.
De herder van de schapen
is iemand die door de deur naar binnen gaat.
De schapen luisteren naar zijn stem.
Hij roept ze bij hun naam en leidt ze naar buiten.
Wanneer al zijn schapen buiten zijn, gaat hij voorop.
Al zijn schapen volgen hem, want ze kennen zijn stem.
Die schapen volgen niemand anders.
Van anderen lopen ze weg omdat ze hun stem niet kennen.’
Een andere keer zei Jezus:
‘Echt waar, Ik zeg je: Ik ben de deur voor de schapen.
Als iemand door Mij binnengaat, wordt hij gered.
Hij zal in en uit lopen en malse weiden vinden.
Dieven komen alleen om te roven, te slachten en te vernietigen,
maar Ik ben gekomen om aan mijn schapen het volle leven te geven
zodat ze gelukkig zijn.’
Stilstaan bij
Schaapskooi
Een schaapskooi was een ruimte binnen muren van opgehoogde stenen van één meter hoog in de vorm van een cirkel. (de Griekse tekst spreekt van een ‘aula’). De muur werd bedekt met takken vol doornen, die wilde dieren en rovers op een afstand hielden. Zo'n schaapskooi werd vaak gebouwd tegen rotsen waarin grotten of holen waren. Zo’n kooi had maar één toegang. De herder ging er met gespreide benen in staan om de dieren te tellen, terwijl ze onder zijn benen door de kooi inliepen.
Deur
Een schaapskooi had maar één toegang. Wanneer alle schapen in de kooi waren, ging de herder in die toegang zitten, zodat de schapen er niet meer uit konden. Zo werd de herder als een levende deur.
Dieven en rovers
Hiermee bedoelt Jezus mensen die het lot van hun schapen niet ter harte nemen.
Herder
In Jezus' tijd was een leven als herder hard: gras en water waren schaars. Heuvels en ravijnen maakten het weiden moeilijk. Wolven en jakhalzen bedreigden zowel de kudde als de herder.
Een goede herder is daarom eerder het beeld van een heldhaftige liefde dan van een romantisch gevoel. Het is het beeld van iemand die door dik en dun zorg draagt voor zijn schapen. Jezus gebruikt het om zijn relatie met de mensen te illustreren.
‘Herder’ is ook een koningstitel. 'Herder, kudde, weiden, hoeden...' zijn woorden die gebruikt werden om de relatie vorst/volk en God/mensen aan te duiden.
Luisteren naar zijn stem
De verschillende herders van een dorp brachten 's avonds hun schapen bijeen in een grote schaapskooi om ze er te laten overnachten onder de hoede van een deurwachter. 's Morgens liet de wachter de verschillende herders binnen. Die dreven hun schapen naar buiten door hen te roepen. De schapen volgden hun eigen herder omdat ze zijn stem herkenden.
Redden
De naam van Jezus betekent: ‘redder’. Hij is de weg naar het leven. Andere wegen zijn wegen naar de dood.
In- en uit
Mogelijk beeldende taal om er de vrijheid van de gelovigen mee aan te duiden.
Bij de tekst
Spreken met beelden
Een verhaal met een dubbele bodem? Een allegorie?
Dit is de betekenis die men in de woorden van Jezus kan leggen:
BEELDEN | BETEKENIS |
kudde schapen | Israël |
goede herder | God / Messias / Jezus |
schaapskooi | tempelhof, symbool voor het jodendom – rijk van God |
dieven/rovers | joden die zich onwettig opwerpen als religieuze leiders, valse messiassen |
’Ik ben’
Die uitdrukking ‘Ik ben’ gaat terug op woorden van God waarmee Hij zich in het brandend braambos aan Mozes bekend maakt als ‘Jahweh’ = ‘Ik ben die ben’ (Ex. 3, 4-5).
Zevenmaal zegt Jezus met deze woorden wie Hij is voor de mensen.
Ik ben het brood van het leven | (Johannes 6, 35.48) |
Ik ben het licht der wereld | (Johannes 8, 12 . 9, 5) |
Ik ben de goede herder | (Johannes 10, 11) |
Ik ben de verrijzenis | (Johannes 11, 25) |
Ik ben de weg, de waarheid en het leven | (Johannes 14, 4) |
Ik ben de ware wijnstok | (Johannes 15, 1) |
Ik ben de deur | (Johannes 10, 7) |
als brood, want Ik voed jullie.
als licht, want Ik verlicht jullie leven.
als een deur, want Ik geef jullie toegang.
als een herder, want Ik draag zorg voor jullie.
als de opstanding, want Ik schenk jullie eeuwig leven.
als de weg / waarheid / leven, want Ik ben jullie gids.
als een wijnstok, want Ik maak jullie vruchtbaar.
Bijbel en kunst
H. MATISSE
Open deur (1896)
Suggesties
Kleine kinderen
BIDDEN
Bidden met woorden van anderen
Lieve Jezus
Jij bent als een open deur:
bij Jou is iedereen thuis.
Jij hebt een groot hart:
Jij ziet iedereen graag.
Help me om de deur van mijn hart
open te zetten voor iedereen.
Dan word ik zo'n lieve mens als Jij.
ZINGEN / BELUISTEREN
'Is je deur nog op slot’
Is je deur nog op slot?
is je deur nog op slot?
van je krr, krr, krr
doe ‘m open voor God
want de Heer wil bij je wonen
en dan ben je nooit alleen (2x)
Je hart is net een huisje
waar het gezellig is
maar ‘t is er nog zo donker
er is iets dat ik mis
(Even beluisteren? Klik hier)
Grote kinderen
SPREKEN MET BEELDEN
Deuren …
Deur kunnen openstaan, gesloten zijn, op een kier staan ...
Dat kun je allemaal zeggen over een echte deur.
Maar...
Je kunt dit ook zeggen als je iets wil duidelijk maken dat zich niet zo gemakkelijk laat zeggen.
Kun je daar voorbeelden van geven?
Enkele ideeën
Een dichte deur: biedt bescherming en veiligheid
(vgl. de wolf en de zeven geitjes)
Een open deur: teken van gastvrijheid
Een deur die moedwillig op slot gehouden wordt:
'Je bent hier niet welkom'
BELEVEN
Tekenen
Bespreek eerst met de kinderen: Wat zou Jezus antwoorden op de vraag: 'Wat is geluk?' of 'Wat maakt jou gelukkig?'
Zoek met de kinderen naar concrete situaties die hiervan een voorbeeld zijn.
Geef de kinderen nadien een A4-blad. Ze plooien dat in twee. Op de voorkant tekenen ze een grote deur, die de hele bladzijde bestrijkt.
Wanneer ze de deur openen (wanneer ze het blad omdraaien) zien ze een witte bladzijde. Daarop tekenen ze wat naar hun aanvoelen Jezus over geluk zou gezegd hebben.
VERTELLEN
De deur
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 199)
Een aantal jaren geleden,
werd ergens in Engeland
een schilderij onthuld.
Hierop stond Jezus afgebeeld,
die voor een huis stond en op de deur klopte.
De mensen
die het schilderij zagen,
vonden het heel mooi.
Toen merkte een aandachtige toeschouwer
iets bijzonders op.
Hij ging naar de kunstenaar
die het schilderij gemaakt had en zei:
‘Ik vind het een mooi schilderij,
maar U bent iets vergeten.
De deur waar Jezus op klopt heeft geen klink.
Hoe kan Jezus dan naar binnen gaan ?’
De kunstenaar antwoordde:
‘Die deur is de deur van ons hart.
Ze kan alleen van binnenuit open gemaakt worden!
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 29 april 2020, p. 1)
Een deur heeft twee grote eigenschappen:
je kunt er ergens door naar binnen of naar buiten,
en je kunt er je mee afsluiten van je omgeving.
Het verhaal hierbij heeft het over een kunstwerk
waarbij Jezus op een deur klopt zonder deurklink.
‘Want,’ zegt de kunstenaar, ‘dit is de deur van je hart.’
Een deur die je alleen van binnenuit kunt openmaken.
Niet iedereen krijgt er zomaar een plaats,
alleen wie je raakt, laat je binnen.
In het leven kan Jezus aan de deur van je hart staan.
Hij vraagt, Hij nodigt uit, Hij confronteert, Hij roept op …
maar Hij blijft voor de deur en dringt zich niet op.
Jezus roept op om in je leven rekening te houden met God
én met je medemens
om zo je leven beter en rijker te maken.
Door te redden wie moeilijkheden kent,
door solidair te zijn met wie weinig of geen kansen krijgt,
door van deze wereld een hemel op aarde te maken.
Wie die woorden van Jezus hoort,
is vrij om er al of niet op in te gaan.
Wij zijn het die de deur van ons hart openen.
Jongeren
VERDIEPEN
Gedicht: Deuren
Materiaal
Werkblad met foto's van allerlei soorten deuren, die al of niet open zijn.
Verloop
Laat de jongeren stilstaan bij wat een deur is en doet. Inspireer je hierbij aan de deuren op het werkblad.
Sta eventueel stil bij de deur van het lokaal waarin je je bevindt.
Stel dan zo'n deur voor, alsof je een 'verkoper van deuren' bent: Gemaakt van..., kan open, kan dicht.
Men kan die hard doen maar ook heel zacht. Wie die dat zo doet kan er iets mee duidelijk maken.
Een deur kan helemaal dicht zijn, maar er kan ook glas inzitten.
De bewoners kunnen dan naar buiten kijken, de bezoekers naar binnen.
De deur kan op een kier staan, maar kan ook wagenwijd open.
En elk van die posities van een deur kan iets duidelijk maken. Wat?
Nodig de jongeren om in een dichtvorm te noteren wat hen hierbij getroffen heeft. Men kan hiervoor het eerste deel van het werkblad gebruiken.
Verwijs dan naar Jezus die zich vergelijkt met de deur van een schaapstal.
Welk soort 'deur' was / is Jezus?
Dit wordt neergeschreven in het tweede deel van het gedicht.
Afhankelijk van de groep, kan dit gedicht verder inspireren om een gebed te schrijven, waarbij men gebruikt maakt van deze beeldtaal. Dit gebed kan in een eucharistieviering gebeden worden na de communie.
Overwegingen
Kolet Janssen
Uit een kindermond
(K. JANSSEN in de blog van de auteur, 14 april 2024)
Wijsheid komt uit een kindermond, zegt het spreekwoord, maar meestal geloven we dat niet echt. Of we denken dat het per ongeluk gebeurt, omdat zo’n kind zich slecht uitdrukt of iets onhandig formuleert.
Toch maak ik regelmatig mee dat kinderen bewust echt wijze dingen zeggen. Dingen die je als volwassene niet bedacht krijgt, en die de nagel op de kop slaan.
Ik was op bezoek in een klas van 9-jarigen en we hadden het over bidden. Zij en ik hadden allemaal een lijstje met vijf woorden gemaakt, die iets te maken hadden met bidden. Ik vertelde dat ik het woordje ‘open’ had genoteerd. Omdat je om te bidden je hart moet openstellen voor God en voor hoe hij kijkt naar onze wereld.
Een meisje had ook voor het woord ‘open’ gekozen, maar zij gaf er een heel andere uitleg aan. ‘Bidden is als iemand een deur voor je open doet, zodat je God beter kunt zien’, zei het meisje rustig.
Het werd even helemaal stil. Ik dacht terug aan die kostbare momenten, waarop iemand voor mij een deurtje naar God had geopend. Waarop ik heel even een glimp had gezien van hoe het kon zijn, ooit, als we dichter bij die droom zouden komen.
Ik weet best dat kinderen geen heiligen zijn. Maar soms steken ze voor ons een lichtje aan, zodat we helder zien welke kant we uit moeten. Kinderen zijn zalig.
Frans Mistiaen s.j.
Geroepen om herders te worden die een deur openen op het leven
Schapen zien 's avonds reikhalzend uit naar de stal,
maar zij trekken 's morgens ijverig op zoek naar groene weiden.
Het verlangen enerzijds naar veiligheid
en anderzijds naar echt leven,
doet ons, gelovigen, hunkeren naar een Kerk
die ons van de ene kant innerlijke structuur en leiding geeft,
maar langs de andere kant een grote openheid
op alles wat onze huidige, wijde wereld
aan echt leven kan bieden.
Elk tijdperk in de geschiedenis zal wel meer het accent leggen
op het ene aspect, zonder het andere te willen verwaarlozen.
Maar ik heb de indruk dat wij in onze tijd minder nood hebben
aan herders die ons naar de stal willen terugbrengen,
maar meer aan herders die ons naar nieuwe weiden kunnen voeren.
Het evangelie van vandaag legt er echter vooral de nadruk op
dat beide alleen maar mogelijk zijn
door een persoonlijke, hechte en levendige verbondenheid
met Jezus, de ware herder van alle schapen en alle echte herders.
Dat Jezus, onze ware Herder, is, betekent in ieder geval
dat Hij geen heerser is met macht,
maar een belangeloze Leider, een Dienaar die Zijn leven geeft.
Het is aan die geest van dienstbaarheid
dat de echte herders zich toevertrouwen.
En gelukkig zijn er vele mensen in ons leven
die reeds voor ons “herder” zijn geweest,
- anders zouden wij hier niet zitten - :
moeder thuis, een onderwijzer op de lagere school,
een verpleegster toen wij ziek waren,
een echte vriend of vriendin.
Wij blijven de herders en de herderinnen van ons leven
diep dankbaar.
Wij, gelovigen, worden dus geroepen om geen schaap te blijven,
maar om op onze beurt zelf ‘herder’ te worden
om anderen te dienen, de stal in en uit te gaan
en aan diegenen voor wie wij te zorgen hebben,
zowel veiligheid te bieden als openheid op het leven.
Daarvoor is onontbeerlijk
onze zeer hechte, persoonlijke verbondenheid
met de dienstbaarheid van Jézus de Herder.
Maar “herder zijn” is eigenlijk een gevaarlijke stiel,
niet alleen omwille van uiterlijke dreigingen, onweer of roofdieren,
maar veeleer wegens de innerlijke bekoring tot machtsdrang.
Want “macht” is de dagelijkse verlokking voor elke herder,
voor al wie verantwoordelijkheid draagt over anderen:
ouders, opvoeders, dokters, diensthoofden, bureauchefs,
priesters, pastores, sociale helpers.
Zij krijgen namelijk regelmatig de neiging
- uit goedbedoeld plichtsbewustzijn nog wel -
om toch de voorrechten van hun functie op te eisen,
om te vragen dat het organisatieschema goed wordt gevolgd,
om allereerst de reglementen van de dienst te verdedigen,
om te zorgen dat de wetten en de papieren in orde zijn,
om macht uit te oefenen over mensen.
En uiteindelijk zien zij dan niet meer op de eerste plaats
naar de mensen die voor hen staan en die hun hulp nodig hebben.
Meer dan bij anderen, dreigt
bij al wie verantwoordelijkheid draagt
steeds opnieuw de bekoring om eerst ruimte te veroveren
voor de idealen en de principes van de zaak,
in feite voor de zelf gevormde inzichten erover,
dus eigenlijk om meer ruimte en macht te veroveren voor zichzelf.
Deels onbewust, maar ook deels gewild,
komen zij ertoe om de mensen met hun eigenlijke noden
voor wie zij verantwoordelijk zijn,
wat weg te duwen, niet meer te laten meetellen,
in het ergste geval zelfs, af te schrijven of dood te verklaren.
De opdracht voor alle herders:
ouders, opvoeders, priesters, diensthoofden luidt steeds opnieuw:
die sluimerende behoefte aan macht uit te zuiveren
door dagelijks opnieuw echt te dienen,
zijn eigen inzichten op te offeren, zijn eigen leven te geven,
zoals Jezus, onze ware Herder.
En dit is nu de kern van elke geestelijke roeping.
Geestelijk of religieus geroepenen
doen meer dan een functie uitoefenen
als sociale helper of groepsanimator,
als leraar, ontwikkelingshelper of arts zonder grenzen.
Dat zouden ze allemaal wel kunnen.
Maar “herder zijn” is geen supplementaire functie uitoefenen
naast de andere.
Het is binnen elke functie, binnen welk engagement ook
de innerlijke houding beleven van “totale gegevenheid”.
“Herders” zijn, binnen al de taken die zij hebben,
vooral specialisten van mensenzorg
met een hart dat mensen liefheeft zonder onderscheid te maken,
dat dus de macht wil afleggen
en dat wil dienen en zijn leven wil geven.
Echt herderswerk zal dan ook vooral betekenen:
genezen, wassen, verzorgen, troosten,
verbinden, zoeken, luisteren, thuisbrengen,
verlossen van vervreemding, van eenzaamheid, van benauwdheid,
van manipulatie, van uitbuiting, van onrecht.
En dat voor allen, zonder exclusiviteit, zonder uitsluiting.
Dus zullen de zwakkeren daar zeker ook bij zijn.
Herder zijn betekent: getuigen, niet met leer of redenering,
maar met voorbeeld, met heel het eigen leven.
In het evangelie zegt Jezus er vandaag nog bij
dat Hij de enige betrouwbare deur is om de stal te verlaten.
Om toegang te krijgen naar de Vader, naar het leven,
om mensen in onze wereld echt mens te laten worden,
kunnen wij alleen door die ene betrouwbare weg:
de dienstbaarheid en zelfgave, waar de Heer Jezus ons voorgaat.
De Farizeeërs van Jezus' generatie zowel als van onze tijd
zijn zij die de levensmogelijkheden eerder afsluiten.
Goede herders en herderinnen
worden een poort op het leven en openen perspectieven.
Herder zijn op die manier daarvoor kies je niet alleen,
daarvoor word je ook gekozen, geroepen.
Wie wil in onze tijd tot zulk herderschap worden gekozen?
Zij zijn er, die goede herders en herderinnen,
ook in onze geloofsgemeenschap van vandaag.
Het godsvolk moet ze wel durven herkennen
en op tijd aanwijzen
Marc Gallant, trappist (Orval)
“Ik, Ik ben de deur van de schapen”.
Om die op eerste zicht raadselachtige woorden van Jezus te begrijpen, moeten we ons even een schaapskooi voorstellen zoals hij die kende. Bij valavond kwamen de herders ieder met zijn kudde naar een gemeenschappelijke schaapskooi om er hun schapen te laten overnachten, beschut tegen wilde dieren en diefstal. Die openlucht-schaapskooi, omgeven met muurtjes van droog opgestapelde stenen, had maar één toegang, een stukje smalle gang, zodat de schapen er één per één door moesten, hetgeen het tellen en het nakijken van de dieren vergemakkelijkte. Er was geen deur, maar de wachter vleide zich neer in dat gangetje om te waken of te slapen, zodat niemand binnen of buiten kon zonder met hem te doen te hebben. Hij was de levende deur van de schaapskooi. ‘s Morgens kwamen de herders terug en ieder op beurt riepen ze hun schapen om ze te gaan weiden.
Jezus gebruikt dat tafereel uit het dagelijkse leven om duidelijk te stellen wie Hij is, en om zijn relatie te schetsen met zijn leerlingen. Zijn leerlingen “luisteren naar zijn stem”. Voor Johannes is dat luisteren kenmerkend voor de leerling. Hij gebruikt dat werkwoord 59 maal in zijn evangelie. Het gaat hier om een actief luisteren, een bereidheid om te doen wat men hoort. Dat is typisch voor de relatie van de christen met Jezus. Als wij in de liturgie luisteren naar Gods Woord, dan zijn we gezeten, rustig, aandachtig. Maar zodra Jezus’ stem weerklinkt in het evangelie staan alle leerlingen op : zo doen de christenen reeds vanaf de eerste Kerk. Zoals de schapen hun herder volgen, staan we bereid Jezus te volgen omdat wij zijn stem herkennen.
Zijn stem herkennen veronderstelt een persoonlijke band met Jezus. Je zou het evangelie kunnen promoten omdat je dat de verstandigste leer vindt om een menswaardige wereld uit te bouwen. Dan ben je weliswaar een christelijk geïnspireerd filosoof, maar daarom nog geen christen. De christen herkent de stem van Hem die uit liefde zijn leven heeft gegeven. Hij weet zich als enig bemind, persoonlijk betrokken bij de liefde van Jezus. En die betrokkenheid is wederzijds: de herder kent zijn schapen en roept ze bij hun naam. De schapen ook herkennen de stem van hun herder. Het is met een persoonlijke oproep dat Jezus ons uit de besloten ruimte van de schaapskooi naar buiten wil leiden om ons voor te gaan naar het leven in overvloed. Hij is de deur: slechts langs Hem hebben we toegang tot het Leven van God.
Die persoonlijke relatie is wezenlijk voor het christendom. Onze God is immers louter interpersoonlijke relatie. Onze band met Hem kan slechts een persoonlijke relatie zijn. Onze God komt tot ons, Hij roept ieder van ons bij zijn naam: wij zijn enig voor Hem. God maakt geen clonen, Hij maakt enkel originelen. God kunnen we maar ontmoeten vanuit onze diepste eigenheid. Daarom staan we alleen tegenover God in een relatie die niemand in onze plaats kan invullen.
Die relatie krijgt hier door de uitspraak van Jezus “Ik, ik ben” een buitengewoon sterke inhoud. “Ik, ik ben” heeft een bijzondere plaats in het Johannesevangelie. Zevenmaal drukt Jezus ermee uit wie Hij is voor ons. Het Grieks ‘egô eimi’ betekent letterlijk: “Ik, ik ben” met een nadruk op ‘Ik’. “Ik, Ik ben het brood van het leven (6, 35 = 48); Ik, Ik ben het licht der wereld (8, 12 + 9, 5), de goede herder (10, 11), de verrijzenis (11, 25), de weg, de waarheid en het leven (14, 4), de ware wijnstok (15, 1), en vandaag: “Ik, Ik ben de deur van de schapen (10, 7).
Die uitdrukking ‘Ik, ik ben’ gaat echter veel verder dan op het eerste zicht. In het brandende braambos heeft God aan Mozes zijn naam bekend gemaakt als ‘Jahweh’ = ‘Ik ben die ben’ (Ex. 3, 4-5). Wanneer de bijbel van het Hebreeuws in het Grieks vertaald wordt, dan wordt ‘Jahweh’ vertaald als ‘Egô eimi’ = Ik, ik ben”; zo wordt “Ik ben Jahweh, de Heer zonder gelijke”, in het Grieks: “Ik ben: ‘Ik, Ik ben’, de Heer zonder gelijke” (Jesaja 45, 18).
Jezus benoemt zich met de naam van Jahweh. Hij kan dan zeggen: “Voor Abraham bestond, Ik, ik ben” (8, 58). Bij zijn aanhouding, vraagt Jezus: “Wie zoekt ge?”. Men antwoordt: “Jezus van Nazaret”. Zegt Jezus nu: “Egô eimi, Ik, ik ben”, dan deinzen de dienaars van de hogepriester achteruit en vallen ze op de grond (18, 6). Johannes geeft hier duidelijk aan dat "Ik, Ik ben" de goddelijke naam is waartegen ze machteloos staan. Daarna laat Jezus zich doen, maar Hij had gezegd: “Als ge de mensenzoon omhoog zult verheven hebben zult ge weten dat Ik, ik ben” (8, 28). En inderdaad, boven zijn hoofd op het kruis laat Pilatus een opschrift plaatsen in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn: “Jezus van Nazaret, de Koning der Joden” (19, 19-20). Op sommige kruisbeelden zien we de Latijnse afkorting ‘INRI’ staan voor: ‘Iesus Nazarenus Rex Iudeorum’. In het Hebreeuws is dat ‘Jeshua Hanazarei Wemelekh Hayhudim.’ In afkorting: JaHWeH: ‘Ik, ik ben’. Gods naam staat boven het hoofd van Jezus die sterft aan het kruis. Alleen omdat Hij God is, kan Jezus ons langs zijn mensheid toegang geven tot God. Hij is de enige toegangspoort.
Luisteren
Jezus gebruikt het beeld van de schaapskooi om de persoonlijke relatie van ieder van ons met hem klaar te stellen. Hij roept ieder van ons bij onze naam (Johannes 10, 3). Wij, die zijn stem horen, volgen hem. Hij gaat ons voor.
“De schapen luisteren naar zijn stem”, zegt Jezus, die zich vergelijkt met een herder. “Luisteren”, zegt Jezus. Je kan horen zonder te luisteren. Luisteren doorbreekt het in-zichzelf-opgesloten-zijn, luisteren laat de andere binnenkomen, laat toe hem in zijn stem als hem te herkennen. Zo kan het luisteren toelaten een stukje weg met de andere af te leggen: “de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen”.
Zo wordt een persoonlijke vertrouwensrelatie met Jezus opgeroepen. Als hij ons roept bij naam, dan is het omdat hij ons kent. De ‘naam’ in de Bijbeltaal, duidt de personaliteit aan. Zo roept Jezus Simon bij zijn naam: “Jezus keek hem in de ogen en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’) (Johannes 1, 42). De naam drukt de persoon uit. Voor Jezus zijn we geen nummers. Zoals voor Simon heeft hij iets met ons voor, een project. Het ervoor en het erna van de ontmoeting met Jezus zijn niet gelijk. Er werd een wederkerigheid aangeknoopt. Als wij hem volgen, dan is het omdat we nu van hem zijn. Er is een genegenheidsrelatie die ons bindt. Wij staan samen voor zijn leven als voor ons leven.
“Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij (Johannes 10, 14). Dit kennen is wederkerig en betekent een diepe eenheid tussen twee personen. De Bijbel gebruikt dit woord voor de echtverbintenis. Luisteren en kennen sluiten op elkaar aan, en betreffen de hele persoon. We gaan helemaal op in onze relatie met Jezus.
In dit luisteren zetten we dus een veel grotere stap dan op eerste gezicht. Voor Johannes krijgt het luisteren hier zijn volle waarde. Jezus naar wie we luisteren is immers het mensgeworden Woord van God zelf. “Wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven”, zegt Jezus (Johannes 5, 24). Luisteren gaat over in geloven, in het zich verenigen met het Woord, de Logos. Het Woord is tevens Leven. Luisteren naar Jezus is dan ook levengevend (Johannes 5, 25). “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid”, besluit Jezus (Johannes 10, 10). Hij is de deur die ons toegang geeft tot het leven van God : “Ik ben de deur; wie door Mij binnenkomt zal gered worden: die kan vrij in en uit gaan en zal weidegrond vinden” (Johannes 10, 9).
Leven en vreugde (2017)
Bij een eerste lezing wordt deze gelijkenis geïnspireerd door het leven van alledag. Bij deze lezing volstaat het te weten wat zo een schaapskooi was. De kuddes van verschillende herders werden voor de nacht geparkeerd in een gemeenschappelijke schaapskooi, bewaakt door een portier. Er was maar één toegangsdeur. Wat men hier 'deur' noemt, was eigenlijk een eindje vrij smalle gang waardoor maar een schaap tegelijk door kon. Zo kon de herder, zowel zijn schapen tellen, als hun gezondheidstoestand inspecteren. De nachtportier legde zich in deze gang te slapen, zodat hij de levende “deur” was van de schaapskooi. In de ochtend kwam elke herder zijn schapen roepen om ze te grazen te leiden. Hij riep hen bij naam, en ze herkenden zijn stem. De dieven, die kwamen natuurlijk niet langs de deur. Jezus stelt de ware herder die binnenkomt langs de deur, tegenover zij die binnenbreken als dief en rover. Bij die eerste lezing komt Jezus ons nog niet voor als de bron van onze vreugde.
Maar de gelijkenis heeft ook een verborgen betekenis, die ontdekt wordt bij een tweede lezing. Johannes richt zich tot lezers voor het grootste deel van Joodse afkomst. Die zijn vertrouwd met het beeld van de kudde in de Bijbel. De relatie tussen de herder en zijn kudde is een klassiek beeld in het Oude Testament om de relatie tussen God en zijn volk uit te drukken. God is zelf de herder die zijn volk leidt in de woestijn (Psalm 79, 13; 95, 7; 100,3).
Hier begrijpen we wat Jezus bedoelt als Hij zegt dat Hij gekomen is opdat de schapen het leven in overvloed hebben. God alleen is de bron van onze vreugde. Jezus stelt zich hier als herder in plaats van God, en het leven dat Hij ons wil mededelen, is het leven van God. Een leven dat geen einde kent. Een leven in volheid. Is het Gods enige wens niet, zijn vreugde met ons te delen? Dit leven heeft slechts één ingangsdeur. De toegang is Jezus zelf.
Jezus noemt zichzelf de herder en dit op twee manieren. Vooreerst zegt Jezus dat hij de enige toegang is om tot de schapen te komen. Om te komen tot de kudde, beeld van het Godsvolk, is Jezus de enige toegang. Dit betekent dat de Joden en de Farizeeën die zijn bemiddeling afwijzen, en uitsluiten wie in Jezus geloven (zoals de genezen blindgeborene), dieven zijn en rovers. Meer algemeen kan Jezus hier de vermeende Messiassen aanwijzen, die zich voorgesteld hebben als door God gezonden.
Vervolgens stelt Jezus dat alle schapen langs Hem moeten komen. Bij Hem krijgen zij de vrijheid en de volheid van leven, de vreugde van God. Tot de trouwe dienaar zegt God: “Treed binnen in de vreugde van je meester” (Matteüs 25, 21.23). De parabel wordt hier expliciet: Jezus stelt zich voor als onuitputtelijke en overvloedige bron van leven voor alle mensen. Hij kan ons immers zeggen: “Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad ; blijft in mijn liefde. … Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde” (Johannes 15, 9-11).